In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding betreffende de hoofdverblijfplaats en zorgregeling van een minderjarige, na een verhuizing van de moeder zonder toestemming van de vader. De voorzieningenrechter had eerder bepaald dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij de vader zou zijn, en had vervangende toestemming verleend voor inschrijving op een school in de woonplaats van de vader. De moeder, die in hoger beroep ging, vorderde onder andere dat het hoofdverblijf van de minderjarige bij haar zou worden bepaald en dat zij vervangende toestemming zou krijgen voor inschrijving op een school in haar woonplaats. Het hof heeft de beslissingen van de voorzieningenrechter bekrachtigd, met uitzondering van de zorgregeling, die werd aangepast. Het hof oordeelde dat de moeder niet-ontvankelijk was in haar vorderingen die betrekking hadden op het hoofdverblijf en de schoolinschrijving, omdat zij in de eerste aanleg geen vordering had ingesteld. De vader had in het incidenteel hoger beroep verzocht om een zorgregeling, die het hof in het belang van de minderjarige heeft vastgesteld. Het hof benadrukte het belang van stabiliteit voor de minderjarige en dat de huidige situatie niet verder verstoord moest worden door een nieuwe verhuizing. De ouders werden aangespoord om via mediation te werken aan verbetering van hun onderlinge verhouding, in het belang van de minderjarige.