Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
- hij van beide partijen schriftelijk een gelijkluidende opdracht hiertoe ontvangt, waarbij beide partijen verplicht zijn aan deze opdracht zo spoedig mogelijk hun medewerking te verlenen; of
- na een rechterlijke uitspraak die in kracht van gewijsde is gegaan dan wel uitvoerbaar bij voorraad is verklaard.
4.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
5.De motivering van de beslissing in hoger beroep
grief 1inhoudelijk uitsluitend op tegen de verklaring voor recht dat de geldlening van de Holding aan [geïntimeerde] niet meer opeisbaar is. Grief 2 ziet op de proceskostenveroordeling.
“dat geen aanzuivering plaats gaat vinden door jullie”, ziet dit volgens [appellant] op de aandelen en niet op de geldlening. Waar punt 6 verder vermeldt dat een resterende verplichting als oninbaar moet worden aangemerkt, ziet dit volgens [appellant] op de oudedagsvoorzieningen die de Holding in eigen beheer uitvoerde en niet op de geldlening. Ten onderbouwing van dat laatste punt leggen zij een door [C] opgestelde verklaring over. Tot slot blijkt uit de e-mails die van 24 tot en met 27 augustus 2015 tussen [geïntimeerde] en [C] zijn gewisseld dat [geïntimeerde] wist dat er na verkoop van de woning een restantschuld aan de Holding zou overblijven, aldus [appellant] .
“die opbrengst na aflossing van de bankhypotheek in de B.V. gestort [wordt] als aflossing op de vordering”, hetgeen niet is gebeurd. In de vierde plaats is bepaald dat
“[h]et bedrag dat wordt gestort in de B.V. als aflossing van de van de B.V. opgenomen hypotheek wordt toegerekend aan
- Hoe dient de e-mail van 19 april 2013 te worden uitgelegd, mede in het licht van de bij akte van 7 juli 2020 als productie 2 overgelegde e-mailwisseling?
- Hoe is de berekening van de boekhoudkundige waarde van de aandelen tot stand gekomen?
- Op welke wijze is de lening van de Holding fiscaal afgerekend? In dat verband verzoekt het hof partijen elk de relevante aangifte en aanslag inkomstenbelasting te overleggen.
- Hoeveel zou het restant van de lening aan de Holding nog bedragen, indien de verklaring voor recht in het bestreden vonnis niet was uitgesproken?
6.De slotsom
7.De beslissing
roldatum 2 februari 2021waarna dag en uur van de comparitie (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) door de raadsheer-commissaris zullen worden vastgesteld;