ECLI:NL:GHARL:2021:4710

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
18 mei 2021
Publicatiedatum
18 mei 2021
Zaaknummer
200.269.178
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van besluiten van een vereniging op grond van artikel 2:15 BW met betrekking tot schorsing en ontzetting van een lid en plaatsing van zonnepanelen op recreatiewoning

In deze zaak gaat het om de vernietiging van besluiten van de Vereniging van Eigenaars Park Wijdland, waarbij [appellant] werd geschorst en uit het lidmaatschap werd ontzet vanwege het plaatsen van zonnepanelen op zijn recreatiewoning zonder toestemming van de vereniging. Het hof oordeelt dat [appellant] toestemming nodig had voor het plaatsen van de zonnepanelen, en dat deze toestemming niet was verleend. De vereniging had echter niet op de juiste wijze gehandeld bij het besluit tot ontzetting van [appellant]. Het hof vernietigt het besluit tot ontzetting, omdat [appellant] niet de gelegenheid heeft gekregen om zijn standpunt te verdedigen in de vergadering waarin over zijn ontzetting werd besloten. De eerdere besluiten van de vereniging om boetes op te leggen en schorsing te handhaven blijven echter in stand. Het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank, behalve voor het ontzettingsbesluit, dat wordt vernietigd. De kosten van het hoger beroep worden toegewezen aan de vereniging.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.269.178
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, 474682)
arrest van 18 mei 2021
in de zaak van

1.[appellant]

2.
[appellante]
wonende te [A] ,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
advocaat: mr. Y.A.E. Vlassenroot,
tegen:
de vereniging
Vereniging van Eigenaars Park Wijdland,
gevestigd te Bunschoten-Spakenburg,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiseres in reconventie,
advocaat: mr. K. Kroon.
Partijen worden hierna [appellant] en de vereniging genoemd.

1.Kern van de zaak en de beslissing

1.1
[appellant] is eigenaar van een recreatiewoning op Park Wijdland. De vereniging beheert het park. Alle eigenaren zijn ook lid van de vereniging. [appellant] heeft zonnepanelen op het dak van zijn recreatiewoning geplaatst. In deze zaak gaat het om de vragen of daarvoor toestemming van de vereniging nodig was, of die toestemming gegeven is en of de vereniging mocht handhaven door te besluiten boetes op te leggen en [appellant] te schorsen en te ontzetten als lid.
1.2
Het hof is het eens met het oordeel van de rechtbank dat [appellant] toestemming nodig had voor het plaatsen van zonnepanelen, dat hij die toestemming niet heeft gekregen en dat de vereniging handhavend mocht optreden. Dat betekent dat [appellant] zijn zonnepanelen niet mag terugleggen. Het hof oordeelt echter dat het besluit van 16 november 2018 tot ontzetting niet op juiste wijze tot stand is gekomen, omdat [appellant] geen gelegenheid heeft gekregen het woord te voeren in de algemene ledenvergadering waarin over het voorstel tot ontzetting werd besloten. Dit besluit wordt vernietigd, zodat [appellant] niet is ontzet uit het lidmaatschap.
1.3
Hierna legt het hof zijn oordeel uit. Eerst vermeldt het hof nog wat er in de procedure in hoger beroep is gebeurd.

2.Het procesverloop tot nu toe

2.1
Het hof heeft op 11 februari 2020 en 6 oktober 2020 tussenarresten gewezen. Daarin heeft het hof het procesverloop tot dan toe beschreven en een zitting aangekondigd. [appellant] heeft op 16 en 23 maart 2021 nadere producties aan het hof gestuurd.
2.2
Op 26 maart 2021 heeft de zitting plaatsgevonden. Daarbij zijn de op 16 en 23 maart 2021 gestuurde producties toegelaten. Partijen en hun advocaten hebben de zaak toegelicht; de spreekaantekeningen van mr. Vlassenroot zijn aan het dossier toegevoegd. Van de zitting is een verslag gemaakt dat aan partijen is opgestuurd. Beide advocaten hebben nog op het verslag gereageerd. De reacties leiden er niet toe dat het proces-verbaal moet worden aangevuld en leiden overigens niet tot een andere beslissing van de zaak. De reacties zijn aan het procesdossier toegevoegd. Aan het eind van de zitting heeft het hof arrest bepaald.

3.De vaststaande feiten

3.1
Het hof gaat uit van de volgende feiten.
3.2
Park Wijdland, gelegen in Bunschoten-Spakenburg en gebouwd in 2006, bestaat uit 35 recreatiewoningen. De eigenaren van de recreatiewoningen zijn ook mede-eigenaar van enkele percelen grond (waarop onder meer de toegangsweg ligt), waarvoor een akte van mandeligheid en vaststelling erfdienstbaarheden geldt. De vereniging beheert het park, de gemeenschappelijke eigendommen en voorzieningen. Alle eigenaren van recreatiewoningen, onder wie dus [appellant] , zijn ook lid van de vereniging.
3.3
De bepalingen over de erfdienstbaarheden, die ook zijn opgenomen in het huishoudelijk reglement van de vereniging, stellen grenzen aan de veranderingen die eigenaren aan hun recreatiewoningen kunnen aanbrengen.
3.4
In de vereniging is gesproken over het plaatsen van zonnepanelen op recreatiewoningen. In 2016 heeft het bestuur de leden gevraagd zich hierover per e-mail uit te laten; een meerderheid liet zich positief uit. In de algemene ledenvergadering (ALV) van 17 maart 2017 [1] heeft [appellant] een voorstel voorgelegd voor zonnepanelen op het dak van zijn recreatiewoning. Dat voorstel is niet goedgekeurd (14 stemmen voor, 17 tegen). Wel is een commissie ingesteld die alternatieve oplossingen onderzoekt voor het realiseren van de gewenste duurzaamheid.
3.5
[appellant] heeft begin april 2017 zonnepanelen op het dak van zijn recreatiewoning geplaatst.
3.6
Op een extra vergadering van 28 april 2017 heeft de ALV besloten dat [appellant] de zonnepanelen moest verwijderen. Ook is besloten dat hij tot de volgende ALV geschorst zou worden als lid van de vereniging als hij de zonnepanelen niet vóór 1 juli 2017 zou verwijderen. [appellant] heeft de zonnepanelen niet verwijderd.
3.7
Bij brief van 17 mei 2018 heeft de vereniging [appellant] uitgenodigd voor een volgende ALV, te houden op 1 juni 2018. In de brief wordt verwezen naar een eerdere sommatie tot verwijdering, die is verzonden naar aanleiding van de ALV van 28 april 2017 maar die niet door [appellant] is ontvangen. In de brief wordt aangekondigd dat op de ALV over sancties zal worden besloten. Uit de notulen van de ALV van 1 juni 2018 volgt dat is besloten [appellant] een boete op te leggen van € 1.000 voor elke drie maanden dat de zonnepanelen niet worden verwijderd. Verder is de schorsing beëindigd en wordt [appellant] weer toegelaten tot de vereniging. Bij brief van 7 juni 2018 heeft het bestuur van de vereniging [appellant] bericht dat de ALV heeft besloten hem een boete op te leggen en heeft het bestuur [appellant] gesommeerd de zonnepanelen te verwijderen. Het bestuur heeft in die brief ook aangekondigd dat als [appellant] de zonnepanelen niet binnen drie maanden verwijdert, hij opnieuw zal worden geschorst en een voorstel tot ontzetting zal worden voorgelegd.
3.8
In juli 2018 is [appellant] deze procedure begonnen. Hij heeft de zonnepanelen niet verwijderd. Bij brief van 1 september 2018 heeft het bestuur [appellant] opnieuw geschorst en aangekondigd dat een voorstel tot ontzetting wordt voorgelegd.
3.9
In een extra vergadering van 16 november 2018 heeft de ALV besloten [appellant] uit het lidmaatschap te ontzetten (23 voor, 2 tegen, 1 onthouding). Bij brief van 20 november 2018 heeft het bestuur [appellant] bericht dat hij uit het lidmaatschap is ontzet.
3.1
Na het hierna te bespreken vonnis van de rechtbank in deze procedure heeft [appellant] de zonnepanelen verwijderd en de in het vonnis toegewezen boetes betaald.

4.De beslissing van de rechtbank

4.1
Bij de rechtbank heeft [appellant] , na eiswijziging, gevorderd (i) vernietiging van de besluiten van 1 juni 2018 over de sommatie, de boetes en de schorsing; (ii) vernietiging van de besluiten van 16 november 2018 over de ontzetting, dan wel, als de ontzetting in stand blijft, te bepalen dat [appellant] niet langer hoeft bij te dragen in de kosten verbonden aan het park. De vereniging heeft als tegeneis verwijdering van de zonnepanelen en betaling van de boetes gevorderd. De rechtbank heeft de vorderingen van [appellant] afgewezen en de tegeneis van de vereniging toegewezen.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1
[appellant] heeft grieven aangevoerd tegen het vonnis van de rechtbank. De vorderingen van [appellant] in hoger beroep zijn in essentie gelijk aan die bij de rechtbank. Het hof zal hierna de zaak per onderwerp bespreken.
Toestemming nodig
5.2
[appellant] heeft aangevoerd dat voor het plaatsen van zonnepanelen op zijn recreatiewoning geen toestemming van de vereniging nodig is.
5.3
De bepalingen over de erfdienstbaarheden bevatten onder meer het volgende:

3. Erfdienstbaarheid met betrekking tot het gebruik van de recreatiewoningen
Het is aan een eigenaar of gebruiker mede teneinde de eenheid van het recreatiepark en het karakter van het recreatiepark zo goed mogelijk te bewaren niet geoorloofd: (…)
d. zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Vereniging van Eigenaars Bungalowpark Wijdland veranderingen aan de recreatiewoning aan te brengen, waardoor het landschappelijk en/of architectonisch uiterlijk van het recreatiepark gewijzigd zou worden; (…)
h. zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Vereniging van Eigenaars Bungalowpark Wijdland aan-, onder- of uitbouw van de recreatiewoning te plegen danwel bijgebouwen, andere opstallen, terrassen of schuttingen te plaatsen; (…)
o. affiches, naamborden, verkoopborden, uithangborden, staande borden, spandoeken, schijnwerpers, lichtbakken en dergelijke (reclame)uitingen of (andere) uitstekende voorwerpen aan te brengen of te doen aanbrengen op, aan of bij een recreatiewoning of de daaromheen gelegen grond; (…)
w. om zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de Vereniging van Eigenaars Bungalowpark Wijdland de buitenkleur van een recreatiewoning te veranderen en het kleurenpatroon van het buitenschilderwerk te wijzigen.(…)
Niet nakoming van het vorenstaande
Voor elke niet-nakoming van het hiervoor onder 3. bepaalde geldt dat de eigenaar of gebruiker van een recreatiewoning ten behoeve van Vereniging van Eigenaars Bungalowpark Wijdland een boete verbeurt van één duizend euro (€ 1.000,00) per overtreding en één duizend euro (€ 1.000,00) voor de dag dat iedere overtreding voortduurt, welke boete onmiddellijk opeisbaar zal zijn door het enkel feit der niet nakoming, zonder dat enige ingebrekestelling of andere formaliteit in acht behoeft te worden genomen, één en ander onverminderd de bevoegdheid daarnaast nakoming en/of schadevergoeding te vorderen.
5.4
[appellant] heeft aangevoerd dat de zonnepanelen het architectonisch uiterlijk van het park niet wijzigen en geen uitstekende voorwerpen zijn. Hij heeft dit onder meer onderbouwd met twee verklaringen van architecten, die respectievelijk verklaren dat de zonnepanelen geen afbreuk doen aan het ontwerp van de woning en dat de architectonische vorm onveranderd is. De vereniging heeft aangevoerd dat zij de eenheid en uniforme uitstraling van het park wil waarborgen. De zonnepanelen vormen een architectonische wijziging waarmee de recreatiewoning van [appellant] afwijkt van de andere recreatiewoningen. Zelfs als andere eigenaren ook zonnepanelen plaatsen, zal dat er anders uitzien, omdat de zonnepanelen die [appellant] plaatste niet meer leverbaar zijn. Ook steken de zonnepanelen uit en veranderen zij de buitenkleur van de recreatiewoning, aldus de vereniging.
5.5
Het hof oordeelt dat de zonnepanelen het architectonisch uiterlijk van het park wijzigen, uitsteken boven het dak van de recreatiewoning en de kleur wijzigen, zodat voor het aanbrengen daarvan voorafgaande schriftelijke toestemming van de vereniging nodig was. [appellant] kan worden toegegeven dat de door hem geplaatste zonnepanelen netjes de kromming van het dak volgen. Het ontbreken van randen en de gekozen kleur passen bij de bitumen van de daken. Maar dat de zonnepanelen esthetisch passen is niet voldoende. Binnen de vereniging wordt grote waarde gehecht aan de eenheid en uniformiteit van het park. De vereniging heeft aangevoerd – en [appellant] heeft dat niet weersproken – dat over elke afwijking aan recreatiewoningen moet worden gestemd, omdat een toegestane afwijking de standaard voor gelijksoortige afwijkingen wordt. Dit volgt ook uit de bijlagen bij het huishoudelijk reglement, waarin gedetailleerd is weergegeven op welke wijze bijvoorbeeld een recreatiewoning vergroot mag worden of een buitenkast gerealiseerd mag worden. Zo kan de ALV op aanvraag toestemming geven voor een uitbouw, maar dan zullen alle andere eigenaren daarna alleen maar op dezelfde wijze een uitbouw mogen realiseren. De gewenste eenheid en uniformiteit volgt ook uit de zeer gedetailleerde voorschriften in het huishoudelijk reglement, waaronder de hiervoor aangehaalde bepalingen over erfdienstbaarheden. Zo’n benadering staat een vereniging vrij. Tegen die achtergrond is sprake van een wijziging die toestemming behoefde, omdat de panelen het dak verhogen en in die zin uitsteken, de profielen op het dak aan het zicht onttrekken en de kleur wijzigen van mat (bitumen) naar glimmend zwart en, mede daardoor, het architectonisch uiterlijk wijzigen.
Geen toestemming verleend
5.6
[appellant] heeft aangevoerd dat de vereniging hem – al vóór de ALV van 17 maart 2017 – in april 2016 en in december 2016 toestemming heeft verleend voor het plaatsen van zonnepanelen. Hij wijst op de verzoeken van het bestuur aan de leden zich over zonnepanelen uit te laten. De vereniging heeft aangevoerd dat geen sprake is van een besluit van de vereniging en dat geen concreet voorstel aan de leden is voorgelegd.
5.7
Het hof oordeelt dat de door [appellant] bedoelde uitlatingen van de leden niet zijn aan te merken als een besluit toestemming te geven voor het plaatsen van zonnepanelen op [appellant] dak. Uit artikel 11 lid 3 van de statuten van de vereniging (en overigens uit artikel 2:40 lid 2 BW) volgt dat de ALV besluiten buiten vergadering kan nemen, als alle leden eenstemmig besluiten. Tussen partijen staat vast dat geen sprake was van unanimiteit en dat niet alle leden hun mening hebben gegeven. De uitlatingen van de leden kunnen daarom niet gelden als besluit tot toestemming. Daar komt bij dat [appellant] , mede in het licht van het verweer van de vereniging, niet voldoende heeft onderbouwd welk voorstel precies aan de leden is voorgelegd en waarover zij zich in meerderheid positief hebben uitgelaten.
5.8
[appellant] heeft ook aangevoerd dat het besluit van 17 maart 2017 alleen gaat over het verlenen van toestemming voor zonnepanelen op zijn eigen recreatiewoning en niet over een collectief plan, hoewel het bestuur wel die indruk wekte, en voorts dat aan de ALV niet de vraag is voorgelegd of sprake is van een architectonische wijziging. Het hof heeft hiervoor overwogen dat van zo’n wijziging sprake is. Dat sprake is van zo’n wijziging valt voor zover nodig in het besluit in te lezen, in het licht van de in de notulen aangehaalde bezwaren tegen de zichtbaarheid. Die bezwaren hebben betrekking op een ander type recreatiewoning op het park, maar moeten bezien worden tegen de achtergrond dat een bij één recreatiewoning toegestane wijziging de standaard wordt voor andere recreatiewoningen. Wat er ook zij van de indruk die het bestuur wekte over de implicaties van het plan voor andere recreatiewoningen, tussen partijen staat vast dat het besluit van 17 maart 2017 geen toestemming aan [appellant] bevat voor plaatsing van zonnepanelen.
Handhaving en de besluiten daarover
5.9
[appellant] is niet opgekomen tegen de besluiten van 17 maart 2017 en 28 april 2017. Hij vordert vernietiging van de daarop gevolgde besluiten van 1 juni 2018 en 16 november 2018 over de sommaties, de boetes, de schorsing en de ontzetting. Bij de beoordeling kan in het midden blijven of sprake is van besluiten van de ALV of (ook) van besluiten van het bestuur tot handhaving. Ter zitting heeft de vereniging namelijk uitgelegd dat als de ALV een besluit neemt, het bestuur dat uitvoert en, naar het hof begrijpt, zo nodig overneemt. [appellant] heeft dat niet betwist.
Handhaving – totstandkoming besluiten
5.1
[appellant] voert aan dat het besluit van de ALV van 1 juni 2018 niet geldig tot stand is gekomen in de zin van artikel 2:15 lid 1 sub a BW, vanwege de wijze van stemmen en vanwege de onduidelijkheid van het voorstel waarover werd gestemd.
5.11
Wat betreft de wijze van stemmen heeft [appellant] twijfel geuit aan de verleende stemvolmachten en de aantallen uitgebrachte stemmen. De vereniging heeft de presentielijst en de volmachten bij memorie van antwoord overgelegd. [appellant] heeft zijn bezwaren daarna niet nader gepreciseerd zodat onvoldoende duidelijk is waarom hij de stemming, zoals die volgt uit notulen, presentielijst en volmachten, in strijd met de regels vindt.
5.12
[appellant] heeft ook aangevoerd dat hij, na het woord te hebben gevoerd, werd gedwongen de vergadering voor de stemming te verlaten. De vereniging heeft gesteld dat [appellant] , na zijn weerwoord, is verzocht op de gang te wachten tijdens de stemming over mogelijk handhavend optreden tegen hem. Aan dat verzoek heeft [appellant] blijkbaar gevolg gegeven. Niet is gesteld of gebleken dat [appellant] hiertegen heeft geprotesteerd. [appellant] heeft daarom onvoldoende onderbouwd waarom sprake zou zijn van een totstandkomingsgebrek bij de stemming.
5.13
Over de onduidelijkheid van het voorstel waarover de ALV heeft gestemd heeft [appellant] aangevoerd dat hij van enkele leden heeft gehoord dat aan de ALV alleen de vraag is voorgelegd of de vereniging handhavend moest optreden, en niet of boetes moesten worden opgelegd, terwijl niet door de ALV is vastgesteld dat sprake was van een overtreding waarvoor een lid een boete verbeurt op grond van de bepalingen over de erfdienstbaarheden. De vereniging heeft aan de hand van de notulen uiteengezet dat de ALV niet alleen heeft besloten over handhaving maar ook over het opleggen van boetes en de matiging daarvan. Het hof oordeelt dat [appellant] zijn bezwaren over de onduidelijkheid van het aangenomen voorstel onvoldoende heeft onderbouwd in het licht van de notulen en de in 5.3 aangehaalde bepaling dat een lid bij overtreding zonder verdere formaliteiten een boete verbeurt. Dat sprake was van een overtreding en dat de ALV die heeft vastgesteld, volgt uit de overwegingen 5.5 en 5.7 en de besluiten van 17 maart 2017 en 28 april 2017.
5.14
Ten aanzien van de besluiten van 16 november 2018 heeft [appellant] in de memorie van grieven aangevoerd dat hij, omdat hij ten onrechte geschorst was, ten onrechte niet is uitgenodigd voor de ALV van 16 november 2018 (waarin hij uit het lidmaatschap is ontzet) en daarin niet is gehoord, terwijl het bestuur de vergadering eenzijdig heeft geïnformeerd. Het hof gaat niet mee in [appellant] stelling dat hij ten onrechte was geschorst en legt hierna in 5.18 – 5.20 uit waarom [appellant] inhoudelijke bezwaren tegen het besluit van 1 juni 2018 niet gevolgd worden. Het hof vat [appellant] betoog echter ook op als een handhaving van het beroep dat [appellant] bij de rechtbank deed [2] op een totstandkomingsgebrek dat op grond van artikel 2:15 lid 1 sub a BW tot vernietiging moet leiden en dat de rechtbank impliciet heeft verworpen. Het hof vindt [appellant] betoog een voldoende kenbaar bezwaar tegen het vonnis. De vereniging heeft [appellant] betoog kennelijk ook zo opgevat waar zij in haar memorie van antwoord constateerde dat [appellant] vernietiging van het besluit van 16 november 2018 vorderde op grond van artikel 2:15 lid 1 sub a BW. [3] Bij de rechtbank heeft de vereniging op dit punt inhoudelijk verweer [4] gevoerd, dat het hof hier behandelt.
5.15
De vereniging heeft aangevoerd dat [appellant] inderdaad niet is uitgenodigd, omdat tijdens die vergadering ook de onderhavige procedure en het standpunt van de vereniging daarin is behandeld. Zij heeft verder aangevoerd dat [appellant] niet in zijn belang geschaad is omdat als [appellant] aanwezig was, ook tot ontzetting besloten zou zijn. Zij heeft tot slot gesteld bereid te zijn een nieuwe vergadering uit te schrijven.
5.16
Het hof geeft [appellant] op dit punt gelijk. Uit artikel 2:38 lid 1 BW volgt dat alle leden die niet geschorst zijn, toegang hebben tot de vergadering en dat een geschorst lid toegang heeft tot de vergadering waarin het besluit tot schorsing wordt behandeld en daarin het woord mag voeren. Dit volgt ook uit artikel 11 lid 1 van de statuten van de vereniging. [appellant] was geschorst op grond van het besluit van de ALV van 1 juni 2018 en de brief van 1 september 2018 van het bestuur. In de vergadering was niet zijn schorsing maar zijn ontzetting aan de orde. Een redelijke wetsuitleg brengt mee dat als een lid het woord mag voeren over zijn schorsing, hij dit ook mag over zijn voorgenomen ontzetting, omdat dit een ingrijpender maatregel is. Het argument dat ook onderhavige procedure werd behandeld gaat niet op; [appellant] had alleen bij de behandeling van het ontzettingsvoorstel toegelaten behoeven te worden. Of de uitkomst anders zou zijn geweest, kan in het midden blijven. Het hof merkt op dat partijen niet de door de statuten voorgeschreven weg hebben gevolgd van een ontzettingsbesluit door het bestuur (artikel 5 lid 2 van de statuten) waartegen het lid in beroep kan gaan bij de ALV, maar dat tussen partijen niet in geschil is dat het ALV-besluit de ontzetting inhoudt. De vereniging had [appellant] in de gelegenheid moeten stellen het woord te voeren in de ALV van 16 november 2018 over de voorgenomen ontzetting. Omdat dit niet is gebeurd, zal het hof het ontzettingsbesluit vernietigen wegens strijd met de wettelijke bepalingen die het tot stand komen van besluiten regelen. [appellant] is dus niet ontzet uit het lidmaatschap.
5.17
Nu het besluit tot ontzetting wordt vernietigd, heeft [appellant] geen belang meer bij de grief [5] over de van een ontzet lid gevraagde bijdrage in de kosten.
Handhaving – besluiten niet in strijd met redelijkheid en billijkheid
5.18
[appellant] heeft aangevoerd dat het besluit van 1 juni 2018 in strijd is met de redelijkheid en billijkheid die de vereniging tegenover hem in acht moet nemen op grond van artikel 2:8 BW en dat de besluiten daarom vernietigd moeten worden op grond van artikel 2:15 lid 1 sub b BW. [appellant] heeft aangevoerd dat:
  • i) het besluit volgde op de besluiten van 17 maart 2017 en 28 april 2017 die onterecht genomen zijn omdat geen toestemming voor plaatsing van zonnepanelen nodig was;
  • ii) de vereniging bij door de leden aangebrachte afwijkingen aan recreatiewoningen soms wel en soms niet handhaaft en die willekeur onredelijk is;
  • iii) hij mocht veronderstellen dat niet gehandhaafd zou worden; en
  • iv) onvoldoende rekening is gehouden met de maatschappelijke ontwikkelingen over het gebruik van zonnepanelen.
Omdat het besluit tot ontzetting wordt vernietigd, is het niet nodig de inhoudelijke bezwaren daartegen verder te behandelen.
5.19
Voorop staat dat [appellant] zonnepanelen op zijn dak heeft geplaatst zonder daarvoor toestemming te hebben gekregen, terwijl die toestemming wel nodig was en door hem ook is gevraagd. Kort na het verwerpen van zijn voorstel door de ALV op 17 maart 2017 heeft [appellant] de zonnepanelen toch geplaatst. Het is niet in strijd met de redelijkheid en billijkheid dat de vereniging dan handhavend optreedt. Daarbij weegt mee dat de vereniging de eenheid en uniformiteit van de recreatiewoningen op het park koestert en die eenheid en uniformiteit ook door de interne regels worden gewaarborgd. Verder is op de ALV van 17 maart 2017 besloten alternatieven te onderzoeken waarmee tegemoet kon worden gekomen aan de – door [appellant] positief gewaardeerde – maatschappelijke ontwikkelingen over alternatieve energie. De vereniging heeft dat belang dus onderkend. Dat de ALV nadien heeft besloten de alternatieven niet verder te ontwikkelen, maakt haar handelen jegens [appellant] niet onzorgvuldig. Het betoog dat de vereniging zich schuldig heeft gemaakt aan willekeur en een persoonlijke hetze gaat ook niet op. De zonnepanelen leveren geen geringe afwijking op en de vereniging heeft beperkte middelen en tijd zodat haar een redelijke beleidsvrijheid toekomt bij de vraag wat zij wel en niet handhaaft. De plaatsing van de panelen kort na het ALV-besluit kon verder als een provocatie worden opgevat. [appellant] heeft niet gewezen op handelen van de vereniging waaruit blijkt dat zij desondanks niet zou handhaven. Dat [appellant] na de vergadering van 17 maart 2017 geen sommatie tot verwijdering heeft ontvangen, maakt niet dat hij mocht menen dat de vereniging het erbij zou laten zitten. Hij was zelf aanwezig bij de ALV van 17 maart 2017. In de brief van 17 mei 2018 wordt de sommatie genoemd en aangekondigd dat in de komende ALV over sancties wordt beslist. Het hof verwerpt daarom de argumenten (i) tot en met (iv).
5.2
Het besluit van 1 juni 2018 blijft dus in stand. [appellant] is dan ook terecht veroordeeld tot betaling van de op grond van dat besluit opgelegde boetes.
Slotsom
5.21
De grief van [appellant] over de totstandkoming van het ontzettingsbesluit slaagt, de grieven over de inhoud van dat besluit behoeven daarom geen bespreking. Voor het overige faalt het hoger beroep. Het hof zal het vonnis van de rechtbank in conventie en in reconventie bekrachtigen, behalve in conventie ten aanzien van het ontzettingsbesluit van 16 november 2018. Op dat punt wordt het vonnis vernietigd. Het hof zal dat ontzettingsbesluit alsnog vernietigen. Het hof ziet onvoldoende aanleiding de proceskostenveroordeling in eerste aanleg in conventie te wijzigen.
5.22
Als de overwegend in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van de vereniging zullen worden vastgesteld op:
- griffierecht € 741
- salaris advocaat € 2.228 (2 punten x tarief II).

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 7 augustus 2019, behoudens voor zover de rechtbank in conventie de vordering tot vernietiging van het besluit van de vereniging van 16 november 2018 tot ontzetting van [appellant] uit het lidmaatschap heeft afgewezen, vernietigt dit vonnis in zoverre en doet in zoverre opnieuw recht:
in conventie
vernietigt het besluit van de vereniging van 16 november 2018 tot ontzetting van [appellant] uit het lidmaatschap;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de vereniging vastgesteld op € 741 voor verschotten en op € 2.228 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, L.A. de Vrey en G.P. Oosterhoff, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door mr. L.A. de Vrey en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 18 mei 2021.

Voetnoten

1.Notulen overgelegd als productie 5 bij memorie van grieven (en abusievelijk 17 maart 2016 gedateerd).
2.Conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie tevens houdende wijziging/vermeerdering van eis, randnr. 46-50.
3.Memorie van antwoord, randnr. 46.
4.Nadere akte uitlaten producties verweer eisvermeerdering in conventie tevens vermeerdering eis in reconventie overlegging producties, randnr. 12-17, vooral 16 en 17.
5.Grief 10 onder 3.