ECLI:NL:GHARL:2021:468

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
200.261.101
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding over misbruik van procesbevoegdheid door gemeente Nijmegen

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is aangespannen door Vleeshandel Nijmegen B.V., Hilzaco Beheer B.V. en Import Export Pieba B.V. tegen de gemeente Nijmegen. De appellanten vorderen dat de gemeente wordt geboden om twee procedures te schorsen, die door de gemeente zijn aangespannen. De appellanten stellen dat de gemeente misbruik maakt van haar procesbevoegdheid door deze procedures voort te zetten, terwijl er volgens hen geen gegronde redenen zijn om dit te doen. Het hof heeft in zijn beoordeling vastgesteld dat de gemeente voldoende belang heeft bij het voortzetten van de procedures en dat er geen sprake is van misbruik van procesbevoegdheid. Het hof heeft de vorderingen van de appellanten afgewezen en het vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd. De kosten van het hoger beroep zijn toegewezen aan de gemeente, die in het gelijk is gesteld. Het hof heeft geoordeeld dat de gemeente niet onterecht handelt door de procedures voort te zetten, en dat de argumenten van de appellanten onvoldoende onderbouwd zijn om tot een ander oordeel te komen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof: 200.261.101
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem: 350832)
arrest in kort geding van 19 januari 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Vleeshandel [geïntimeerde1] Nijmegen B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Hilzaco Beheer B.V.,
gevestigd te Elst,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Import Export Pieba B.V.,
gevestigd te Nijmegen,
4.
[geïntimeerde4],
wonende te [A] ,
5.
[geïntimeerde5],
wonende te [B] ,
6.
[geïntimeerde6],
wonende te [C] ,
7.
[geïntimeerde7],
wonende te [C] ,
appellanten,
in eerste aanleg: eiseressen,
hierna samen [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. en afzonderlijk Vleeshandel [geïntimeerde1] , Hilzaco, Pieba, [geïntimeerde4] , [geïntimeerde5] , [geïntimeerde6] en [geïntimeerde7] ,
advocaat: mr. M.A. Oostendorp,
tegen:
de publiekrechtelijke rechtspersoon
gemeente Nijmegen,
zetelend te Nijmegen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de gemeente,
advocaat: mr. F.J.P. Delissen.

1.De verdere beoordeling van het kort geding in hoger beroep

1.1
Het hof herhaalt waar het in deze zaak om gaat. [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. vordert de gemeente te gebieden de procedures onder NL 18.8121 en NL 18.12247 te schorsen en geschorst te houden totdat in het hoger beroep onder nummer 200.234.442 bij eindarrest (in de bodemprocedure) zal zijn beslist. [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. baseert haar vordering in hoger beroep op misbruik van (proces)bevoegdheid. De gemeente bestrijdt dat daarvan sprake is. [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. heeft bij pleidooi haar eis gewijzigd zodat de schorsing niet langer alleen ziet op de procedures in eerste aanleg bij de rechtbank maar ook op een (eventueel) hoger beroep. De gemeente heeft zich tegen die eiswijziging verzet.
1.2
Omdat in de procedure NL18.8121 op 1 juli 2020 een tussenvonnis was gewezen en in zaak NL18.12247 op 8 juli 2020 eindvonnis, heeft het hof partijen in het tussenarrest van
15 september 2020 in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over de gevolgen van die uitspraken voor dit kort geding. Dat hebben zij gedaan. Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.
1.3
De gemeente heeft verzocht om een aantal feiten aan te passen die volgens haar door het hof in het tussenarrest onjuist zijn weergegeven. Het hof is het eens dat het bedrag waartoe Vleeshandel [geïntimeerde1] , Hilzaco en Slachthuis Nijmegen zijn veroordeeld niet
€ 6.974.000 is maar € 7.426.000. Wat overige door het hof vastgestelde feiten betreft, is het in dit kort geding niet van belang om die nader vast te stellen.
1.4
Bij de beoordeling van de vordering van [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. stelt het hof het volgende voorop. Het staat iedere partij vrij om een rechtszaak tegen een ander te beginnen, ook al vindt die ander dat er weinig of geen aanleiding voor is. Misbruik van (proces)bevoegdheid is er niet snel en de rechter mag dat ook niet zomaar aannemen. Verder zal het hof zich richten naar voor dit kort geding relevante uitspraken van de bodemrechters die tussen [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. en de gemeente al uitspraken hebben gedaan.
1.5
In dit geval zegt [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. dat de gemeente geen enkel dan wel een te gering belang heeft om de procedures voort te zetten en [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. daarmee alleen maar op kosten jaagt (misbruik van bevoegdheid). Verder voert [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. aan dat de gemeente de procedures voert zonder dat er enige grond is voor die procedures, wat de gemeente weet, maar welke informatie de gemeente achterhoudt (misbruik van procesbevoegdheid). Ook verwijst zij naar haar argumenten in een executie kort geding dat bij dit hof heeft gediend.
1.6
Het hof zal eerst toelichten waar de twee zaken over gaan – door de gemeente Paulianaprocedures genoemd – waarvan [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. wil dat die geschorst worden. In de zaak NL18.8121 gaat het in de kern om door de gemeente gevraagde vernietiging van een koopovereenkomst waarbij handelsvoorraad (vlees) van Vleeshandel [geïntimeerde1] is verkocht aan Pieba. In die procedure zijn Vleeshandel [geïntimeerde1] , Hilzaco, Pieba, [geïntimeerde4] en [geïntimeerde5] als gedaagden betrokken. De rechtbank heeft in het tussenvonnis van 1 juli 2020 onder 4.3 geoordeeld dat de gemeente voorshands voldoende belang heeft bij de procedure. Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de gemeente Vleeshandel [geïntimeerde1] niet in rechte had mogen betrekken omdat het hier gaat om eenzelfde vordering als de gemeente eerder had ingesteld en al toegewezen heeft gekregen. Inhoudelijk heeft de rechtbank geoordeeld dat de vordering van de gemeente moet worden afgewezen tegen alle andere gedaagden, met uitzondering van Pieba. Haar eventuele aansprakelijkheid staat nog ter beoordeling. Pieba dient zich echter eerst uit te laten over verrichte betalingen aan andere (preferente) schuldeisers dan de gemeente om die aansprakelijkheid te kunnen beoordelen.
1.7
In de zaak NL18.12247 gaat het om de vernietiging van een gevestigde hypotheek, waarbij een bedrijfspand van Hilzaco het onderpand vormt. In die procedure zijn Hilzaco, Pieba, [geïntimeerde6] en [geïntimeerde7] als gedaagden betrokken. De gemeente heeft van de rechtbank gelijk gekregen. De rechtbank heeft de rechtshandeling(en) die hebben geleid tot de vestiging van het recht van hypotheek ten gunste van [geïntimeerde6] , [geïntimeerde7] en Pieba op het in eigendom aan Hilzaco toebehorende pand, namelijk vernietigd. De gedaagden hebben daarop hoger beroep ingesteld.
1.8
De vraag die nu nog voorligt is of de gemeente misbruik van (proces)bevoegdheid maakt door de procedure met nummer NL18.8121 voort te zetten en in het hoger beroep van de zaak NL18.12247 als geïntimeerde het hoger beroep voort te zetten en niet mee te werken aan de door [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. gewenste schorsing.
1.9
Het hof zal er, zoals gezegd, in het kader van dit kort geding vanuit gaan dat de vorderingen in de procedure met nummer NL18.8121 tegen [geïntimeerde5] , [geïntimeerde4] , Hilzaco en Vleeshandel [geïntimeerde1] zullen worden afgewezen (in het laatste geval omdat de gemeente daarvoor al een titel heeft). Dat uitgangspunt brengt niet automatisch mee dat de gemeente - jegens Vleeshandel [geïntimeerde1] - misbruik van procesbevoegdheid heeft gemaakt. Daar is meer voor nodig. Hetzelfde geldt voor de eiswijziging van de gemeente in die zaak. Dat die eiswijziging evident onterecht is en geen ander oogmerk heeft dan het belang van [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. te schaden of de procedure onnodig en onterecht compliceren, kan naar het oordeel van het hof niet worden gezegd.
1.1
De vraag of de gemeente schade heeft geleden en zo ja tot welk bedrag, is niet een vraag die in dit kort geding kan worden beantwoord. Die vraag ligt ter beoordeling in de bodemzaak die bij dit hof nog aanhangig is. Vooralsnog moet het hof er vanuit gaan dat de gemeente een vordering heeft van bijna € 7,5 miljoen. In elk geval kan het hof in dit kort geding er niet vanuit gaan dat de gemeente geen enkele schade heeft geleden en daarom geen behoefte heeft aan verhaalsobjecten. Verder neemt het hof voorshands aan dat er geen zekerheid is (gesteld) voor de betaling van het bedrag van € 7,5 miljoen, ondanks de gelegde beslagen en de bedragen die de gemeente al heeft geïnd.
1.11
Het voortzetten van procedure NL18.8121 om de mogelijkheid van verhaal zeker te stellen, kan dan ook niet worden gezien als misbruik van procesbevoegdheid. Daarbij komt dat de rechtbank in de procedure NL18.8121 voorshands heeft geoordeeld dat de gemeente belang heeft bij de procedure. Dat voorlopige oordeel is niet gewijzigd. Het hof heeft dan ook onvoldoende aanleiding om te oordelen dat het voortzetten van de procedure misbruik van procesbevoegdheid oplevert. Dat sprake is van een procedure die geen ander doel heeft dan [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. op kosten te jagen, heeft [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. wel gesteld maar in het licht van het verweer van de gemeente onvoldoende concreet toegelicht.
1.12
Dezelfde argumenten gaan op voor het hoger beroep in de zaak NL18.12247. Ook als de gemeente als geïntimeerde aan zou sturen op voortzetting van dit hoger beroep, levert dat geen misbruik van (proces)bevoegdheid op. Dat er volgens [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. geen belang bestaat bij die procedure omdat het hypotheekrecht niet meer bestond op moment van het vonnis en dat de rechtbank procedurele fouten heeft gemaakt, zijn argumenten die in het hoger beroep moet worden beoordeeld. Het hof kan daar in dit kort geding niet op ingaan. Zoals eerder gezegd, zal het hof zich wat betreft de haalbaarheid van de claim tegen Hilzaco, Pieba, [geïntimeerde6] en [geïntimeerde7] richten naar hetgeen de bodemrechter heeft beslist.
1.13
Het hof snapt tot slot wel dat [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. graag ziet dat in dit kort geding wordt geoordeeld dat de gemeente geen zaak tegen haar heeft, althans geen procedures mag voortzetten om de mogelijkheden van verhaal zeker te stellen voordat het hof in de bodemzaak heeft beslist of de gemeente überhaupt schade heeft geleden. Dat belang van [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. maakt echter niet dat de gemeente door de procedures voort te zetten misbruik van (proces)bevoegdheid maakt. Dat er een serieuze wanverhouding bestaat tussen het belang van de gemeente bij voortzetting en het belang van [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. bij schorsing, heeft [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. niet voldoende aannemelijk gemaakt.
1.14
Bij een aparte bespreking van de grieven of andere stellingen en verweren, hebben partijen geen belang. Het hof laat dat dan ook achterwege. De vraag of de eiswijziging bij pleidooi toelaatbaar is, kan ook onbesproken blijven.
Slotsom
1.15
Het hoger beroep faalt, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. De gewijzigde eis zal het hof afwijzen. Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten van de gemeente stelt het hof vast op € 714 aan griffierecht en op € 2.685 aan salaris advocaat (2,5 punten x tarief II).

2.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter te Arnhem (rechtbank Gelderland) van 25 april 2019;
wijst de gewijzigde eis in hoger beroep af;
veroordeelt [geïntimeerden 4 t/m 6] c.s. in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de gemeente vastgesteld op € 714 voor verschotten en op € 2.685 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. Th.C.M. Willemse, S.C.P. Giesen en L.R. van Harinxma thoe Slooten en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
19 januari 2021.