Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
wonende te [A] ,
verzoekster in hoger beroep,
verder te noemen: de vrouw,
advocaat mr. A. van der Pol te Leeuwarden,
wonende te [B] ,
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: de man,
advocaat mr. F. Hofstra te Leeuwarden.
1.De procedure in eerste aanleg
2.De procedure in hoger beroep
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 10 januari 2020;
- het verweerschrift met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Hofstra van 11 maart 2020 met productie(s).
3.De feiten
"Artikel 1: PARTNERALIMENTATIE
dit convenant maandelijks bij vooruitbetaling aan de vrouw een bruto alimentatie van
€ 1.100,- betalen.
maand. Deze behoefte is afgeleid van het netto besteedbaar gezinsinkomen voor de
scheiding van € 6.443,- per maand. Conform de hofnorm is de behoefte op 60%
gesteld van het gezinsinkomen.
indexering als bedoeld in artikel 1:402a BW, voor het eerst per 1januari 2018.
bepalingen (maximaal) 12 jaar duurt, te rekenen vanaf de datum van ontbinding van
het huwelijk (…)."
" E. Voor zover in het convenant vaststellingen zijn opgenomen, die dienen ter beëindiging en/of voorkoming van onzekerheid of geschil omtrent hetgeen rechtens tussen partijen zal gelden, is dit convenant een vaststellingsovereenkomst in die zin van de wet. Dit zal slechts anders zijn, wanneer zulks uitdrukkelijk wordt vermeld."
Het netto besteedbaar gezinsinkomen van partijen tijdens het huwelijk bedroeg
€ 6.517,- per maand. Dit is het gemiddelde van de afgelopen 3 jaar van de privé-
opnames uit de gezamenlijke VOF.
De kosten van de kinderen zijn door de ouders conform de gangbare tabellen van het
NIBUD begroot op € 1.420,- per maand. De ouders zullen naar rato van hun inkomen daarin bijdragen, rekening houdend met de zorg die partijen ieder voor hun rekening
nemen. Nu de moeder op dit moment weinig inkomen heeft zal de vader vooralsnog
alle kosten van de kinderen op zich nemen. Zodra de moeder structureel inkomen
heeft zal een nieuwe berekening moeten worden gemaakt, waarbij zij zal bijdragen in
de kosten van de kinderen."
"Amica,
mr. Hoelen van 27 juni 2017 staat het volgende vermeld:
"Amica,
uitmaakt - gewijzigd in die zin dat de man met ingang van 1 september 2017 niet langer gehouden is bij te dragen in de kosten van levensonderhoud van de vrouw. Deze beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.
4.Het geschil
5.De overwegingen voor de beslissingInleidende overwegingen
De beoordeling
De behoefte van de vrouw
€ 3.013,80 netto per maand zijnde geïndexeerd in 2019 afgerond € 3.120,- netto per maand. Deze behoefte is gerelateerd aan de welstand tijdens het huwelijk waarbij rekening is gehouden met de destijds bestaande kosten van de kinderen, door partijen in het ouderschapsplan begroot op € 1.420,- per maand in totaal voor beide kinderen. Gelet op de persoonlijke situatie van de vrouw zoals die uit de stukken blijkt, gaat het hof er vanuit dat zij geen mogelijkheden heeft om in haar eigen behoefte te voorzien.
De draagkracht van de man
Terugbetalingsverplichting
26 september 2019 ontvangen bijdragen terug te betalen. Nu de vrouw echter vanaf die datum rekening heeft kunnen houden met een mogelijke verlaging van de partneralimentatie en onvoldoende is weersproken dat de vrouw nog een vordering op de man heeft is het hof van oordeel dat de vrouw hetgeen teveel is ontvangen terug dient te betalen, waarbij het hof er vanuit gaat dat de man dit zal verrekenen met zijn schuld aan de vrouw.
Proceskosten
6.De beslissing
20 november 2019 waarvan beroep en in zoverre opnieuw beschikkende:
A.W. Beversluis, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier en is op 11 mei 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.