In deze zaak gaat het om de vernietiging van effectenleaseovereenkomsten die door een echtpaar zijn afgesloten. De appellant, wonende te [A], heeft in eerste aanleg als gedaagde gefungeerd tegen Dexia Nederland B.V., de geïntimeerde en eiseres in eerste aanleg. De echtgenoten hebben gelijktijdig effectenleaseovereenkomsten afgesloten, en de vraag is of de echtgenote van de appellant rechtsgeldig deze overeenkomsten kan vernietigen. Het hof oordeelt dat de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid niet in de weg staat aan het beroep op vernietiging van de overeenkomsten door de echtgenote. Het hof stelt vast dat de artikelen 1:88 en 1:89 BW de niet-handelende echtgenoot beschermen tegen de gevolgen van huurkoop. Het hof concludeert dat Dexia niet kan stellen dat het beroep op vernietiging door de echtgenote onaanvaardbaar is, en dat er geen sprake is van misbruik van bevoegdheid. De vernietigingsbevoegdheid van de echtgenote was niet verjaard, aangezien de overeenkomsten zijn afgesloten op 19 april 2001 en de vernietiging is ingeroepen op 9 augustus 2006. Het hof vernietigt het vonnis van de kantonrechter en wijst de vorderingen van Dexia af, waarbij Dexia in de kosten van beide instanties wordt veroordeeld.