ECLI:NL:GHARL:2021:4555

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
11 mei 2021
Publicatiedatum
11 mei 2021
Zaaknummer
200.254.923/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap wegens benadeling voor meer dan een vierde

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 11 mei 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen, die in gemeenschap van goederen waren gehuwd. De vrouw, appellante, had in eerste aanleg de vernietiging van de verdeling van de huwelijksgemeenschap gevorderd, omdat zij meende benadeeld te zijn voor meer dan een vierde, zoals bedoeld in artikel 3:196 BW. Het hof heeft vastgesteld dat de vrouw inderdaad benadeeld was, omdat de waarde van de woning op de peildatum aanzienlijk hoger was dan waar partijen bij de verdeling vanuit gingen. Het hof heeft de eerdere verdeling vernietigd en bepaald dat de woning zo spoedig mogelijk verkocht dient te worden, waarbij de opbrengst gebruikt zal worden voor de aflossing van de hypothecaire lening. Daarnaast zijn er afspraken gemaakt over de verdeling van andere vermogensbestanddelen, zoals bankrekeningen en een levensverzekering. De man is veroordeeld om een bedrag van € 3.000,- aan de vrouw te voldoen in verband met de toedeling van de bankrekeningen. Het hof heeft de proceskosten gecompenseerd, zodat iedere partij zijn eigen kosten draagt.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.254.923/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 152441)
arrest van 11 mei 2021
inzake
[appellante],
wonende te [A] ,
appellante,
in eerste aanleg: eiseres in conventie en verweerster in voorwaardelijke reconventie,
hierna: de vrouw,
advocaat: mr. B.G. Kooi te Dokkum,
en:
[geïntimeerde],
wonende te [A] ,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in voorwaardelijke reconventie,
hierna: de man,
advocaat: mr. E.J. Jongsma te Joure.

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen die de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden (hierna: de rechtbank) op 2 augustus 2017 en 24 oktober 2018 heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 23 januari 2019;
- de memorie van grieven, tevens wijziging van eis, van 3 september 2019;
- de memorie van antwoord van 12 november 2019 met producties;
- een akte overlegging producties van mr. Kooi.
2.2
Op 30 april 2019 heeft het hof een tussenarrest gewezen. Ingevolge dit tussenarrest heeft op 20 juni 2019 een enkelvoudige comparitie na aanbreng plaatsgevonden. De zaak is vervolgens naar de rol verwezen voor memorie van grieven aan de zijde van de vrouw.
2.3
De vrouw heeft op 10 december 2019 verzocht een meervoudige mondelinge behandeling te bepalen. De man is daarmee akkoord gegaan. Op 5 november 2020 heeft deze mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
2.4
Partijen zijn ter zitting in de gelegenheid gesteld het hof binnen drie maanden na de mondelinge behandeling te berichten of zij overeenstemming hebben bereikt over de punten dien hen verdeeld houden.
2.5
Het hof heeft vervolgens ontvangen:
- een journaalbericht van mr. Kooi van 9 februari 2021 met productie(s);
- twee journaalberichten van mr. Jongsma van 9 februari 2021.
2.6
Partijen hebben het hof bericht dat zij geen overeenstemming hebben bereikt en hebben het hof verzocht arrest te wijzen. Het hof heeft arrest bepaald op het voor de comparitie overgelegde dossier, waaraan het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 5 november 2020 en de hiervoor genoemde journaalberichten van 9 februari 2021 zijn toegevoegd.
2.7
De vrouw vordert - na wijziging - het bestreden vonnis van 24 oktober 2018 te vernietigen en opnieuw rechtdoende de vorderingen van de vrouw in eerste aanleg alsnog toe te wijzen, inhoudende:
I. de verdeling van de huwelijksgemeenschap zoals door partijen overeengekomen en
vastgelegd bij convenant van 22 maart 2016 te vernietigen op grond van benadeling
voor meer dan een vierde en:
primaireen verdeling vast te stellen van de ontbonden huwelijksgemeenschap van partijen met inachtneming van hetgeen dienaangaande in eerste instantie en bij het hof namens de vrouw is gesteld en gevorderd:
a. te bepalen dat de woning van partijen aan de [a-straat 1] te [A] (verder ook te noemen: de woning) zo spoedig mogelijk dient te worden verkocht;
b. te bepalen dat bij de verkoop van de woning de hypothecaire geldlening bij [D] met kenmerk [nummer1] wordt ingelost met de verkoopopbrengst van de woning en de aan de hypotheekverstrekker verpande levensverzekering;
c. te bepalen dat hetgeen na de verkoop van de woning, na aftrek van de gebruikelijke kosten en inlossing van de hypothecaire geldleningen en afkoop van de levensverzekering resteert, tussen partijen bij helfte dient te worden gedeeld althans voor rekening van partijen komt ieder voor de helft;
d. de vrouw te machtigen tot het te gelde maken van de woning en meer in het bijzonder de vrouw te machtigen om alles te mogen doen wat noodzakelijk is voor de verkoop van de woning;
e. te bepalen dat het arrest in de plaats komt van de voor de eigendomsoverdracht en levering van de woning noodzakelijke toestemming en/of wilsverklaring en/of handtekening van de man, voor zover de man niet vrijwillig meewerkt aan de eigendomsoverdracht c.q. de levering van de woning;
f. te bepalen dat de man de woning uiterlijk vier maanden na dagtekening van het in deze te wijzen arrest dient te ontruimen en te verlaten althans indien de woning tegen een eerder gelegen datum wordt verkocht uiterlijk één week voorafgaande aan de notariële levering dient te ontruimen en te verlaten;
g. te bepalen dat de man de hypotheeklasten zijnde € 516,26 alsmede de overige eigenaarslasten (onder andere onroerende zaakbelasting en waterschapslasten) verschuldigd vanaf 22 maart 2016 althans met ingang van een in goede justitie te bepalen datum dient te voldoen, zonder nadere verrekening;
h. te bepalen dat de man de woning op een dusdanige wijze achterlaat dat alle onderdelen van de woning die naar hun aard tot de woning behoren en onlosmakelijk hiermee zijn verbonden alsmede alle zaken die voor het gewone gebruik van een woning tot de woning behoren, in die woning aanwezig zijn en in goede staat zijn althans in elk geval bruikbaar zijn, een en ander onder verbeurte van dwangsommen ad € 100,- voor iedere dag en/of dagdeel dat de man in gebreke blijft voornoemde verplichting geheel of gedeeltelijk na te komen;
i. een verdeling van de overige boedelbestanddelen vast te stellen met inachtneming van hetgeen door de vrouw is gesteld en gevorderd inhoudende dat:
aan de man worden toebedeeld:
- de bankrekeningen € 21.139,02
- de VW Golf € 14.000,00
- vakantiegeld man € 2.300,00
Totaal € 37.439,02
aan de vrouw wordt toebedeeld:
- de VW Golf cabrio € 3.250,00
- vakantiegeld vrouw € 1.000,00
Totaal € 4.250,00
te bepalen dat de man aan de vrouw (ter zake van overbedeling van de overige boedelbestanddelen) een bedrag van (€ 41.689,02 :2 minus € 4.250,- = ) € 16.594,51 dient te voldoen;
subsidiaireen verdeling vast te stellen van de ontbonden huwelijkse gemeenschap van partijen met inachtneming van hetgeen dienaangaande namens de vrouw is gesteld en gevorderd en waarbij wordt bepaald dat de woning tegen de huidige waarde aan de man wordt toebedeeld en geleverd alsook dat aan de man wordt opgelegd dat hij de op de woning rustende hypothecaire geldleningen zal voldoen als een eigen schuld alsook dat aan de man wordt toebedeeld de polis levensverzekering tegen de huidige waarde, waarbij de helft van de overwaarde in de woning en de helft van de actuele waarde van de polis levensverzekering aan de vrouw toekomt.
Een verdeling van de overige boedelbestanddelen vast te stellen met inachtneming van hetgeen door de vrouw is gesteld en gevorderd inhoudende dat:
aan de man worden toebedeeld:
- de bankrekeningen € 21.139,02
- de VW Golf € 14.000,00
- vakantiegeld man € 2.300,00
Totaal € 37.439,02
aan de vrouw wordt toebedeeld:
- de VW Golf cabrio € 3.250,00
- vakantiegeld vrouw € 1.000,00
Totaal € 4.250,00
te bepalen dat de man aan de vrouw (ter zake van overbedeling van de overige boedelbestanddelen) een bedrag van (€ 41.689,02 :2 minus € 4.250,- = ) € 16.594,51 dient te voldoen;
II. te bepalen dat de man aan de huwelijksgemeenschap vergoedt als redelijke gebruiksvergoeding voor het gebruik van de woning een nader vast te stellen bedrag, één en ander met inachtneming van hetgeen dienaangaande door de vrouw is gesteld;
III. de man te veroordelen om aan de vrouw de wettelijke rente te voldoen over het aan de vrouw te betalen bedrag ter zake van overbedeling dan wel over € 11.000,- althans over een bedrag in goede justitie door het hof vast te stellen vanaf 22 maart 2016 althans vanaf een door het hof in goede justitie te bepalen datum;
IV. de man te veroordelen in de kosten van de procedure zowel in eerste als in tweede instantie, te voldoen binnen twee weken na betekening van het in deze procedure gewezen arrest, - voor het geval betaling binnen deze termijn niet plaatsvindt - vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf de genoemde termijn voor voldoening tot de dag der algehele betaling;
V. de man te veroordelen in de nakosten, aan de zijde van de vrouw te bepalen op € 131,- voor nasalaris advocaat, te vermeerderen, voor het geval betekening van het in deze te wijzen arrest heeft plaatsgevonden en nodig is geweest, met € 68,- voor nasalaris advocaat en de werkelijk gemaakte kosten voor het doen uitbrengen van een exploot van betekening.
2.8
De man heeft geconcludeerd tot bekrachtiging van het bestreden vonnis en
niet-ontvankelijkverklaring althans ongegrondverklaring van het hoger beroep, met veroordeling van de vrouw in de kosten van deze procedure, een en ander te voldoen binnen veertien dagen na het wijzen van het arrest en te vermeerderen met nakosten, en tot uitvoerbaar bij voorraad verklaring van deze proceskostenveroordeling.

3.De feiten

3.1
Tegen de weergave van de feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.4) van het bestreden vonnis van 24 oktober 2018 is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan. Deze feiten, aangevuld met feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, zijn de navolgende.
3.2
Partijen zijn [in] 2003 in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd.
3.3
Op gezamenlijk verzoek van partijen van 2 mei 2016 heeft de rechtbank [in]
2016 de echtscheiding uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 5 juli 2016 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
3.4
Partijen hebben in het kader van de echtscheiding afspraken gemaakt die zijn neergelegd in een echtscheidingsconvenant en een ouderschapsplan, gedateerd 22 maart 2016. Deze schriftelijke stukken zijn opgesteld door de gemeenschappelijke advocaat van partijen, mr. D. van der Wal te Drachten.
3.5
Het echtscheidingsconvenant houdt onder meer het navolgende in:
"
Artikel 4. Verdeling van de huwelijksgemeenschap
4.1
De partijen gaan hierbij over tot verdeling van hun huwelijksgemeenschap. De verdeling en de daaruit voortvloeiende leveringen vinden plaats onder de opschortende voorwaarde van de inschrijving van de ontbinding van het huwelijk door de ambtenaar van de burgerlijke stand.
4.2
Aan de vrouw worden toebedeeld de navolgende baten:
- de VW Golf cabrio;
- het spaargeld, dit na aftrek van de kosten voor notaris, mediator en dergelijke;
het spaargeld zal wel minimaal € 11.000,00 bedragen
- bed [B] ;
- de op haar naam gestelde aanslagen inkomstenbelasting en toeslagen;
- het aan haar toekomende vakantiegeld;
4.3
Aan de man worden toebedeeld de navolgende baten/schulden:
- de eigen woning aan de [a-straat 1] te [A] en de daarbij behorende hypotheek;
- het inmiddels opgebouwde spaar-/premiedeel van de hypotheek;
- de VW Golf;
- de op naam van de man gestelde aanslagen inkomstenbelasting en toeslagen;
- het aan de man toekomende vakantiegeld.
4.4
Deze verdeling vindt plaats zonder enige verdere verrekening.
4.5
Nadat dit convenant is getekend zal de man contact opnemen met een notaris voor het regelen van de overdracht van de woning en dat hij vervolgens alleen aangesproken kan worden voor de betaling van de hypotheek. (…)
Artikel 6. Kwijting en vrijwaring
De partijen verklaren hierbij de tussen hen bestaande huwelijksgemeenschap met inachtneming van de maatstaven van redelijkheid en billijkheid te hebben verdeeld en zij verklaren tevens, behoudens met betrekking tot de rechten en verplichtingen genoemd in dit convenant, niet meer van elkaar te vorderen te hebben en elkaar algehele en finale kwijting te verlenen. "

4.De procedure in eerste aanleg

4.1
De vrouw heeft in eerste aanleg vernietiging gevorderd van de verdeling die partijen zijn overeengekomen in het echtscheidingsconvenant en zij heeft gevorderd dat de ontbonden huwelijksgemeenschap opnieuw wordt verdeeld op de wijze die zij voorstaat. Verder heeft zij aanspraak gemaakt op een gebruiksvergoeding.
4.2
De man heeft in eerste aanleg - voorwaardelijk, voor zover de verdeling van de huwelijksgemeenschap van partijen wordt vernietigd - onder andere gevorderd de verdeling van de ontbonden huwelijksgemeenschap vast te stellen op de wijze die hij voorstaat en te bepalen dat vanaf de dag van ontbinding van de huwelijksgemeenschap tot aan de dag van levering van de voormalige echtelijke woning, de helft van de hypotheekrente, de helft van de premie van de spaarverzekering en de helft van de overige vaste eigenaarslasten voor rekening komen van de vrouw.
4.3
Bij het bestreden vonnis van 24 oktober 2018 heeft de rechtbank de vorderingen in conventie en in reconventie afgewezen en de kosten in die zin gecompenseerd dat iedere partij de eigen kosten draagt.

5.De motivering van de beslissingDe wijziging van eis

5.1
De vrouw heeft haar vordering bij de memorie van grieven gewijzigd. De man heeft zich niet tegen deze eiswijziging verzet. Het hof zal recht doen op deze gewijzigde eis, die op het procesrechtelijk juiste tijdstip is ingesteld, terwijl ook overigens niet is gebleken dat de eiswijziging in strijd is met de eisen van een goede procesorde.
Inhoudelijk
5.2
Een verdeling is op grond van het eerste lid van artikel 3:196 BW vernietigbaar wanneer een deelgenoot omtrent de waarde van een of meer van de te verdelen goederen en schulden heeft gedwaald en daardoor voor meer dan een vierde gedeelte is benadeeld.
5.3
Op grond van artikel 3:196 lid 3 BW dient voor de beoordeling of sprake is van benadeling voor meer dan een vierde gedeelte de waarde van de goederen en schulden van de gemeenschap te worden geschat naar hun waarde op het tijdstip van de verdeling.
5.4
Partijen twisten met name over de waarde die per de peildatum aan de woning aan de [a-straat 1] te [A] (verder ook te noemen: de woning) moet worden toegekend. Partijen zijn het er daarbij over eens dat als peildatum heeft te gelden 2 mei 2016.
5.5
Tussen partijen is niet in geschil dat de waarde van de woning per peildatum door Makelaardij [C] in september 2018 is getaxeerd op een bedrag van € 235.000,-. Het hof is met de vrouw van oordeel dat dit bedrag tot uitgangspunt moet worden genomen bij de berekening of sprake is van benadeling van de vrouw als bedoeld in artikel 3:196 lid 1 BW. De man stelt weliswaar dat van een lagere waarde moet worden uitgegaan, maar hij heeft deze stelling naar het oordeel van het hof onvoldoende nader met stukken - bijvoorbeeld een eigen taxatierapport - onderbouwd. Dat een taxatie achteraf niet betrouwbaar kan zijn, zoals de man stelt, is naar het oordeel van het hof in zijn algemeenheid onjuist. Ook de stelling van de man dat de getaxeerde waarde zodanig afwijkt van de WOZ-waarde (die per 1-1-2016
€ 202.000 bedroeg en per 1-1-2017 € 216.000) dat deze niet realistisch is, volgt het hof niet.
5.6
Uitgaande van een waarde van de woning van € 235.000,-, en voor de andere in de verdeling betrokken vermogensbestanddelen uitgaande van de door de rechtbank vastgestelde en door partijen in hoger beroep niet dan wel onvoldoende gemotiveerd betwiste waardes (zie voor de saldi van de bankrekeningen hierna nog r.o. 5.25), is de vrouw benadeeld voor meer dan een vierde.
5.7
De waarde van de bezittingen was alsdan immers per peildatum als volgt:
Woning € 235.000,00
Levensverzekering € 29.810,92
Saldi bankrekeningen € 16.000,00
VW Golf Cabrio € 4.750,00
VW Golf € 12.966,00
Vakantiegeld man € 2.300,00
Vakantiegeld vrouw
€ 1.000,00
Totaal € 301.826,92
In aanmerking nemend de hypotheekschuld van € 218.000,- bedroeg de waarde van de gemeenschap per de peildatum aldus € 83.826,92 (€ 301.826,92 minus € 218.000,-) en bedroeg het aandeel van de vrouw € 41.913,46.
5.8
Hiervan is aan de vrouw toegedeeld:
Spaargeld € 16.000,00
VW Golf Cabrio € 4.750,00
Vakantiegeld
€ 1.000,00€ 21.750,00
5.9
De vrouw is daarmee benadeeld voor een bedrag van € 20.163,46 en dat is afgerond 48% van € 41.913,46. Het hof stelt dan ook vast dat de vrouw bij de door partijen overeengekomen verdeling voor meer dan een vierde is benadeeld.
5.1
Wanneer de benadeling voor meer dan een vierde is bewezen, wordt de benadeelde vermoed te hebben gedwaald (artikel 3:196 lid 2 BW). Dit vermoeden van dwaling is weerlegbaar. De man heeft aangevoerd dat de vrouw heel goed wist waar zij voor tekende. De vrouw heeft volgens de man zelf de verdeling zoals in het convenant opgenomen voorgesteld en zij had inzage in alle financiële stukken. De vrouw heeft daartegen ingebracht dat zij er altijd vanuit is gegaan dat de woning “onder water” stond en stelt dat dit ook volgt uit stellingen die de man in deze procedure heeft ingenomen. De man betwist dat hij heeft gezegd dat de woning “onder water” stond. Hij zegt in zijn memorie van antwoord echter zelf dat partijen zijn uitgegaan van een waarde van de woning van € 200.000,-. Uitgaande van een hypotheek van € 218.000,- stond de woning daarmee “onder water”. Rekening houdend met de levensverzekering van € 29.810,92 was dat weliswaar niet het geval, maar ook dan zouden partijen volgens de eigen verklaring van de man in ieder geval zijn uitgegaan van een veel lagere waarde van de woning dan de getaxeerde waarde. De man heeft daarmee het bewijsvermoeden dat de vrouw heeft gedwaald onvoldoende weerlegd.
5.11
Een verdeling is niet op grond van dwaling vernietigbaar, indien de benadeelde de toedeling te zijnen bate of schade heeft aanvaard, aldus lid 4 van artikel 3:196 BW.
5.12
De vrouw heeft zich in hoger beroep in de eerste plaats op het standpunt gesteld dat de man zich niet heeft beroepen op artikel 3:196 lid 4 BW en dat de rechtbank daarom hierover niet had mogen oordelen. Wat hier ook van zij, vast staat dat de man zich in elk geval in hoger beroep wel op artikel 3:196 lid 4 BW heeft beroepen en dat de vrouw voldoende in de gelegenheid is geweest om haar inhoudelijke bezwaren op dit punt naar voren te brengen. De procedure in hoger beroep strekt er mede toe om eventuele onvolkomenheden uit de eerste aanleg te verbeteren. Het hof zal het beroep op artikel 3:196 lid 4 BW daarom inhoudelijk behandelen.
5.13
Het hof overweegt dat voor een geslaagd beroep op artikel 3:196 lid 4 BW de man omstandigheden dient te stellen waaruit volgt dat de vrouw haar recht op vernietiging wegens benadeling voor meer dan een kwart heeft prijsgegeven, waarbij ook van belang is of de vrouw zich bewust was van de werkelijke waarde van de te verdelen gemeenschap, althans wist in welke orde van grootte de benadeling lag.
5.14
Het hof is van oordeel dat het beroep van de man op artikel 3:196 lid 4 BW niet slaagt. De stellingen van de man bieden onvoldoende aanknopingspunten om te oordelen dat de vrouw zich bij het sluiten van het convenant in maart 2016 daadwerkelijk ervan bewust was dat de tussen partijen afgesproken wijze van verdeling met “gesloten beurzen” tot een nadeel voor haar zou leiden zoals hiervoor omschreven. In het echtscheidingsconvenant wordt niet vermeld tegen welke waarde partijen de woning in de verdeling hebben betrokken. De rechtbank heeft geconstateerd dat partijen en mr. Van der Wal niet eenduidig zijn over de vraag van welke waarde van de woning bij het opstellen van het convenant is uitgegaan. Ook in hoger beroep is dat niet eenduidig vast komen te staan. Noch door de man, noch door de vrouw wordt gesteld dat uitgegaan is van een waarde van de woning in de orde van grootte van € 235.000,- en beide partijen lijken zich bij het opstellen van het convenant niet te hebben gerealiseerd dat de waarde van de woning per de peildatum in die orde van grootte lag. Dat de vrouw de verdeling te haren bate of schade heeft aanvaard, is dan ook niet gebleken. Het feit dat partijen - ondanks een eventueel advies daartoe van mr. Van der Wal - hebben afgezien van een taxatie maakt dit oordeel niet anders.
5.15
Dat betekent dat het hof het bestreden vonnis van 24 oktober 2018 zal vernietigen en opnieuw rechtdoende (in conventie en reconventie) de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen zoals opgenomen in artikel 4 van hun convenant van 22 maart 2016 zal vernietigen.
5.16
De vrouw heeft gevorderd voor dat geval de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap opnieuw te gelasten.
5.17
Tussen partijen is uitsluitend nog in geschil de wijze van verdeling van de woning, (met de daaraan verbonden hypotheekschuld en de polis van levensverzekering) en de wijze van verdeling van de bankrekeningen/het spaargeld.
5.18
Ten aanzien van de overige in de verdeling betrokken vermogensbestanddelen hebben partijen ter zitting verklaard dat deze feitelijk al zijn verdeeld en dat daarover niet langer een geschil bestaat.
De woning
5.19
Het hof ziet aanleiding om de vrouw te volgen in haar primaire standpunt dat de woning zo spoedig mogelijk dient te worden verkocht. Het hof neemt bij dit oordeel in aanmerking dat de man feitelijk zelf niet in de woning woont en niet gebleken is dat hij over voldoende financiële middelen beschikt om de woning over te nemen tegen de getaxeerde waarde. De door de man gestelde belangen bij de woning - dat hij met zijn partner in de woning wil gaan wonen en van daaruit een schildersbedrijf wil starten, en dat hij zijn zoon in de woning ontvangt, en dat die daar spullen van zijn motorcrosshobby heeft staan - zijn voor het hof geen reden om anders te oordelen. Het hof tekent hierbij wel aan dat als partijen onderling een andere regeling willen treffen, hun dat uiteraard vrij staat.
5.2
Het hof zal bepalen dat de woning zo spoedig mogelijk dient te worden verkocht en geleverd aan een derde, waarna de verkoopopbrengst dient te worden aangewend voor aflossing van de hypothecaire geldlening bij [D] . Hetgeen resteert na aftrek van de gebruikelijke kosten dient tussen partijen bij helfte te worden gedeeld, althans komt voor rekening van partijen, ieder voor de helft.
5.21
Het hof ziet aanleiding om de polis van levensverzekering toe te delen aan de man tegen de waarde per 2 mei 2016, omdat tussen partijen vast staat dat de waarde vanaf
2 mei 2016 is opgebouwd vanuit premies die alleen door de man zijn voldaan. De man dient het hiermee verband houdende bedrag - te weten de helft van de waarde van de polis per
2 mei 2016 - uiterlijk ter gelegenheid van de notariële overdracht van de woning aan de vrouw te voldoen.
5.22
Het hof ziet geen aanleiding om de verzoeken die de vrouw onder sub d., e, f en h. van het petitum heeft gedaan toe te wijzen. De man heeft in de memorie van antwoord naar voren gebracht dat als de woning verkocht zou moeten worden, hij daaraan zijn medewerking zal verlenen en de vrouw heeft daar onvoldoende tegen ingebracht. Het feit dat de man op dit moment zelf niet in de woning woont, geeft het hof ook voldoende vertrouwen dat hij mee zal willen werken aan een spoedige verkoop en ontruiming van de woning.
5.23
Partijen hebben ter zitting naar voren gebracht dat zij het erover eens dat zij ieder draagplichtig zijn voor de helft van de woonlasten - met uitzondering van de premie voor de levensverzekering - en dat aan de vrouw een gebruiksvergoeding toekomt. Het hof stelt de hoogte van de gebruiksvergoeding van de vrouw vast op een bedrag gelijk aan de helft van de aan de woning verbonden lasten - met uitzondering van de premie voor de levensverzekering -, en zal bepalen dat partijen ieder draagplichtig zijn voor de helft van de woonlasten. Omdat feitelijk de man de woonlasten geheel betaalt, zijn zij op deze wijze per saldo niets aan elkaar verschuldigd. Het hof acht dat een redelijke uitkomst.
De bankrekeningen / het spaargeld
5.24
De bankrekeningen zullen overeenkomstig het voorstel van de vrouw worden toegedeeld aan de man, nu de man niet heeft weersproken dat hij de saldi op de rekeningen naar zichzelf heeft overgeboekt. De vrouw stelt dat het saldo op de bankrekeningen per peildatum € 21.139,02 bedroeg, opgebouwd als volgt:
- [banknummer1] € -/- 15,07
- [banknummer2] € 1.444,55
- [banknummer3] € 19.709,54
De vrouw heeft als productie 4 bij de inleidende dagvaarding twee rekeningoverzichten in het geding gebracht, waaruit deze bedragen volgens haar blijken De man heeft betwist dat van deze rekeningoverzichten kan worden uitgegaan, omdat daarop geen data staan vermeld. In de memorie van antwoord stelt de man bovendien dat nu de vrouw niet heeft gegriefd tegen de overwegingen van de rechtbank over de spaargelden, waarbij de rechtbank heeft vastgesteld dat het spaargeld op de peildatum € 16.000,- bedroeg, uitgegaan moet worden van dat bedrag.
5.25
Het hof is met de man van oordeel dat de vrouw met de door haar overgelegde rekeningoverzichten onvoldoende heeft onderbouwd dat het saldo van de bankrekeningen op de peildatum € 21.139,02 bedroeg. Uit de rekeningafschriften blijkt niet dat de daarop vermelde bedragen de bedragen per de peildatum zijn. Nu de man verder geen bezwaar heeft gemaakt tegen het door de rechtbank gehanteerde bedrag van € 16.000,-, zal het hof uitgaan van dit bedrag als het per de peildatum te verdelen spaargeld.
5.26
Aan de opmerking van de man in de memorie van antwoord dat de vrouw tijdens het huwelijk een eigen bankrekening had en dat op deze bankrekening op de peildatum saldo aanwezig was dat in de verdeling dient te worden betrokken, gaat het hof voorbij, nu - als gezegd - de man geen bezwaar heeft gemaakt tegen het door de rechtbank in haar beslissing als spaargeld in aanmerking genomen bedrag.
5.27
Op grond van het vorenstaande zal het hof de bankrekeningen bij de [a-bank] met rekeningnummers [banknummer1] , [banknummer2] en
[banknummer3] toedelen aan de man tegen een waarde van € 16.000,-. Dat betekent dat de man in verband hiermee een bedrag van € 8.000,- aan de vrouw dient te voldoen. De vrouw heeft de stelling van de man dat zij reeds een voorschot van € 5.000,- heeft ontvangen, in het licht van het door de man overgelegde bankafschrift, onvoldoende betwist. Dat betekent dat het hof de man zal veroordelen om nog een bedrag van € 3.000,- aan de vrouw te voldoen.
5.28
De vrouw heeft verzocht dit bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf
22 maart 2016. Voor vorderingen uit hoofde van een verdeling geldt dat zolang de verdeling van een tot de gemeenschap behorende bate niet is vastgesteld, een daarop gebaseerde vordering niet kan worden beschouwd als een vordering tot betaling van een geldsom ter zake waarvan de schuldenaar is verzuim is (ECLI:NL:HR:2008:BC0387). Nu de tussen partijen overeengekomen verdeling in het convenant van 22 maart 2016 door het hof zal worden vernietigd, ziet het hof geen aanleiding om het door de man te betalen bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 22 maart 2016. Deze vordering van de vrouw zal worden afgewezen.
5.29
Bij deze verdeling bestaat verder geen grond voor toekenning aan de vrouw van een vordering uit overbedeling ten laste van de man.
5.3
Op grond van het vorenstaande slaagt het hoger beroep van de vrouw grotendeels. Het hof zal het bestreden vonnis vernietigen en beslissen als hierna vermeld.
De proceskosten
5.31
Partijen hebben over en weer gevorderd elkaar te veroordelen in de proceskosten in eerste aanleg en in hoger beroep en in de nakosten. Nu partijen voormalige echtgenoten zijn en het geschil hieruit voortvloeit, zal het hof de proceskosten in hoger beroep compenseren, in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt. De compensatie van de proceskosten bij de rechtbank zal het hof om diezelfde reden in stand laten.

6.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Leeuwarden, van
24 oktober 2018, met uitzondering van de compensatie van de proceskosten, en in zoverre opnieuw recht doende, in conventie en in reconventie:
vernietigt de verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen zoals opgenomen in artikel 4 van het tussen hen gesloten echtscheidingsconvenant van
22 maart 2016;
gelast de wijze van verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap van partijen als volgt:
de woning aan de [a-straat 1] te [A] zal door partijen worden verkocht en geleverd aan een derde, waarna de verkoopopbrengst dient te worden aangewend voor aflossing van de hypothecaire geldlening bij [D] met nummer [nummer1] ; hetgeen resteert na aftrek van de gebruikelijke kosten dient tussen partijen bij helfte te worden verdeeld, althans komt voor rekening van partijen, ieder voor de helft;
de polis van levensverzekering bij [D] met nummer [nummer2] wordt toegedeeld aan de man tegen de waarde per 2 mei 2016, onder de verplichting voor hem om de helft van deze waarde uiterlijk ter gelegenheid van de notariële overdracht van de woning aan de [a-straat 1] te [A] te voldoen aan de vrouw;
partijen zijn met ingang van 2 augustus 2016 ieder draagplichtig voor de helft van de aan de woning verbonden lasten, met uitzondering van de premie voor de levensverzekering;
de man is met ingang van 2 augustus 2016 een gebruiksvergoeding verschuldigd aan de vrouw ter grootte van een bedrag gelijk aan de helft van de aan de woning verbonden lasten, met uitzondering van de premie voor de levensverzekering;
aan de man wordt verder toegedeeld:
- de VW Golf;
- de op naam van de man gestelde aanslagen inkomstenbelasting en toeslagen;
- het aan de man toekomende vakantiegeld;
- de bankrekeningen bij de [a-bank] met nummers [banknummer1] , [banknummer2] en [banknummer3] tegen een waarde van € 16.000,-, onder de verplichting voor hem om een bedrag van € 3.000,- aan de vrouw te voldoen;
aan de vrouw wordt toegedeeld:
- de VW Golf cabrio;
- bed [B] ;
- de op haar naam gestelde aanslagen inkomstenbelasting en toeslagen;
- het aan haar toekomende vakantiegeld;
veroordeelt de man om in verband met de toedeling van de bankrekeningen bij de [a-bank] aan hem een bedrag van € 3.000,- aan te vrouw voldoen;
bepaalt dat partijen verder in verband met de toedeling van deze vermogensbestanddelen niets meer van elkaar te vorderen hebben;
verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
compenseert de kosten van deze procedure en de nakosten in die zin dat ieder zijn eigen kosten draagt;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. J.G. Knot, O.E. Mulder en M.A.F. Veenstra en is door de rolraadsheer in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op
11 mei 2021.