Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.De procedure in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
de door Leningnemer aan Leningverstrekker verschuldigde bedrag van € 68.000,-”. Daarbij waren onder meer de volgende voorwaarden opgenomen:
4. VOORWAARDEN EN BEDINGEN TERZAKE DE OPNAME VAN HET TER BESCHIKKING GESTELDE GELD.
Het bedrijf MBV Installaties (opdrachtnemer), waarvan leningnemer indirect 100% aandeelhouder van is via Holding M Plus is, niet in staat is geweest de opgenomen lening tijdig terug te betalen.”
Verstrekte zekerheden
3.De vordering en beslissing bij de rechtbank
4.De beoordeling van het geschil in hoger beroep
getekend. Dat wordt door [appellante] ook niet betwist. [appellante] voert aan dat zij de overeenkomst heeft ondertekend in de veronderstelling dat zij deze bij wijze van toestemming in de zin van artikel 1:88 BW tekende, omdat haar echtgenoot [de man] borg stond voor de aflossing van de lening door M Plus.
als privé persoon borg staatvoor opdrachtnemer. Dit sluit aan bij de lezing van [appellante] dat zij de overeenkomst en de addenda heeft getekend vanwege genoemde toestemming en niet als leningnemer. MMA heeft geen feiten of omstandigheden aangevoerd waaruit zou volgen dat zij redelijkerwijs mocht aannemen dat [appellante] de overeenkomst van geldlening en addenda tekende om daarmee zelf als leningnemer aan de overeenkomst gebonden te worden, of dat MMA de bedoeling had om het geld ook aan [appellante] te lenen en [appellante] dat redelijkerwijs diende te begrijpen. Het hof is daarom van oordeel dat [appellante] niet als leningnemer partij is bij de overeenkomst van geldlening.
5.De slotsom
438,47