ECLI:NL:GHARL:2021:4276

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
4 mei 2021
Publicatiedatum
4 mei 2021
Zaaknummer
200.268.926/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Tussenuitspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenuitspraak inzake exhibitievordering in civiele procedure tussen AfricInvest en Rabobank

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, hebben AfricInvest en Afriland een exhibitievordering ingesteld tegen de Coöperatieve Rabobank U.A. De zaak betreft een geschil over een investering van € 6.000.000,- door AfricInvest in het Reef-concern, dat zich bezighoudt met de handel in tropisch hardhout. AfricInvest stelt dat de investering uitsluitend bestemd was voor de activiteiten van TRC in Kameroen, maar dat het geld nooit daar is aangekomen. In plaats daarvan is het geld op een rekening van het Reef-concern gestort en is het gebruikt om schulden aan Rabobank af te lossen. AfricInvest en Afriland vorderen inzage in verschillende documenten die zij nodig achten om hun vorderingen te onderbouwen. Het hof heeft de vorderingen tot afgifte van stukken afgewezen, omdat AfricInvest en Afriland niet voldoende aannemelijk hebben gemaakt dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld. Het hof oordeelt dat de belangen van Rabobank om vertrouwelijke informatie niet prijs te geven zwaarder wegen dan het belang van AfricInvest en Afriland om hun bewijspositie te versterken. De vorderingen in het incident zijn afgewezen, en de proceskosten zullen worden vastgesteld in het eindarrest in de hoofdzaak.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.268.926
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, NL18.11750)
arrest in het art. 843a Rv-incident van 4 mei 2021
in de zaak van
1. de vennootschap nar het recht van Mauritius,
Reef Hout Mauritius Ltd.,
gevestigd in Mauritius,
2. de vennootschap naar het recht van Kameroen,
Afriland First Bank Cameroun,
gevestigd in Yaoundé (Kameroen),
appellanten in de hoofdzaak, eiseressen in het incident,
hierna: AfricInvest en Afriland,
advocaat: mr. J.W. de Groot,
tegen
de coöperatie
Coöperatieve Rabobank U.A.,
gevestigd in Utrecht,
geïntimeerde in de hoofdzaak, verweerster in het incident,
hierna: Rabobank,
advocaat: mr. K.M. Kole.

1.De verdere procedure in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 18 augustus 2020 hier over. In dat tussenarrest is een mondelinge behandeling bepaald (alleen in het incident), die heeft plaatsgevonden op 15 februari 2021.
1.2
Het verdere verloop blijkt uit:
- het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 15 februari 2021, met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van de advocaten van beide partijen en een door AfricInvest en Afriland overgelegd overzicht;
- een voorafgaand aan de mondelinge behandeling door de Rabobank overgelegde akte overlegging nadere producties, met als bijlagen producties 49 tot en met 58.
1.3
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De beoordeling in het incident

het geschil tussen AfricInvest en Rabobank
2.1
AfricInvest heeft na een investering van € 6.000.000,- medio 2009 aandelen verkregen in Reef Group B.V. (Reef Group). Reef Group behoort samen met onder meer Reef Hout B.V. (Reef Hout) en Transformation Reef Cameroon S/A (TRC) tot een concern dat zich bezighoudt met het verwerven, bewerken en verkopen van tropisch hardhout. Dat hout was grotendeels afkomstig uit Kameroen en werd daar gewonnen door TRC, die het hout leverde aan Reef Hout. Rabobank was de huisbankier van het Reef-concern.
2.2
AfricInvest stelt dat haar investering uitsluitend mocht worden aangewend voor TRC, dat zij haar bedoeling duidelijk heeft gemaakt aan het Reef-concern en haar financier Rabobank en dat Rabobank schriftelijk heeft bevestigd dat zij wist dat dit het doel van de investering was. De investering heeft TRC echter nooit bereikt, omdat het geld is gestort op een Rabobank-rekening van het Reef-concern, waarna verrekening heeft plaatsgevonden met de kredietvordering die Rabobank had op Reef Group. Hierdoor is Rabobank ongerechtvaardigd verrijkt dan wel heeft zij onrechtmatig gehandeld tegenover AfricInvest.
het geschil tussen Afriland en Rabobank
2.3
Afriland, een bank in Kameroen, heeft aan TRC financiering verstrekt. Daarbij kreeg TRC betaald zodra een lading hout de haven van Kameroen verliet en TRC de bijbehorende documenten aan Afriland had afgegeven. Afriland incasseerde vervolgens de vordering op Reef Hout door middel van documentair incasso. Dit verliep gebruikelijk als volgt. Afriland stuurde de documenten aan Rabobank. Rabobank bood de documenten aan Reef Hout aan. Als Reef Hout de documenten accepteerde werd de lading hout betaald, doordat Rabobank de koopprijs doorstortte naar Afriland. Als Reef Hout de documentatie weigerde, dan diende Rabobank Afriland te informeren en op haar verzoek de documenten te retourneren.
2.4
In de periode april-juni 2012 heeft TRC acht ladingen hout bestemd voor Reef Hout verscheept naar Amsterdam. Afriland heeft steeds de bijbehorende documenten aan Rabobank verstrekt, die deze documenten heeft aangeboden aan Reef Hout. Reef Hout heeft de documenten echter niet geaccepteerd. Nadat bekend was geworden dat aan TRC in Kameroen surséance van betaling is verleend heeft Reef Hout ten laste van TRC conservatoir beslag laten leggen op de acht ladingen hout. Ook heeft Reef Hout conservatoir beslag gelegd onder Rabobank op de bij de ladingen behorende documenten.
2.5
Afriland verwijt Rabobank dat deze haar niet heeft geïnformeerd over de weigering van Reef Hout om de documenten te accepteren en over de beslagen en de ontwikkelingen daarna. Daardoor heeft Afriland niet tijdig actie kunnen ondernemen om haar belangen veilig te stellen. Rabobank heeft daarmee niet aan haar contractuele verplichtingen onder het documentair incasso voldaan. Rabobank had (als financier van Reef Hout enerzijds en in het kader van haar werkzaamheden de zaak het documentair incasso anderzijds) een tegenstrijdig belang. Doordat Rabobank Afriland niet tijdig heeft geïnformeerd, heeft Rabobank uiteindelijk een deel van de verkoopopbrengst van de acht ladingen hout ontvangen en kunnen verrekenen met haar vordering op Reef Hout. Rabobank heeft hiermee onrechtmatig gehandeld tegenover Afriland.
2.6
Volgens Afriland is mede als gevolg van het feit dat ladingen hout niet betaald werden TRC failliet gegaan. Kort daarna ging ook Reef Hout failliet. Reef Hout is vervolgens direct doorgestart als de vennootschap Regge Hout, dit met medewerking van Rabobank. De ladingen hout zijn na verkoop door de curator van Reef Hout voor een luttel bedrag verworven door Regge Hout die daarop forse winst kon maken. Rabobank heeft van deze opbrengst 50% verkregen als pandhouder op de debiteuren van Reef Hout. Ook langs die lijn heeft Rabobank volgens Afriland geprofiteerd van de situatie en daarmee onrechtmatig gehandeld.
internationale aspecten
2.7
Zoals de rechtbank ook heeft overwogen zijn Africinvest en Afriland rechtspersonen naar buitenlands recht, zodat hun vorderingen een internationaal karakter dragen. De Nederlandse rechter heeft rechtsmacht omdat Rabobank in Nederland gevestigd is.
2.8
De rechtbank heeft overwogen dat Nederlands recht van toepassing is. Partijen gaan daar ook vanuit. Tegen dat oordeel van de rechtbank hebben zij ook geen bezwaar gemaakt in hoger beroep, zodat ook het hof Nederlands recht zal toepassen.
vorderingen in het incident
2.9
De rechtbank heeft de vordering tot het geven van inzage in of afschrift van bepaalde bescheiden (hierna: de exhibitievordering) van AfricInvest en Afriland afgewezen [1] . Daartegen hebben AfricInvest en Afriland in hoger beroep bezwaar gemaakt. Ook hebben zij in hoger beroep opnieuw een exhibitievordering ingesteld. Het betreft een aangevulde en gewijzigde versie van de bij de rechtbank ingediende vordering. Het hof zal deze gewijzigde vordering beoordelen en daarbij zullen de bezwaren die AfricInvest en Afriland hebben aangevoerd tegen de afwijzing van de bij de rechtbank ingediende exhibitievordering (in de grieven 2 tot en met 5) worden meegenomen. De overige grieven zullen bij de beoordeling van de hoofdzaak worden besproken.
2.1
Samengevat vorderen AfricInvest en Afriland inzage in en afschrift van de volgende stukken:
a. Liquiditeitsprognoses en begrotingen van Reef Group en haar dochterondernemingen in de periode 1 januari 2008 tot 1 september 2009, opgesteld door of namens Reef Group, waaronder de liquiditeitsprognose 2009 die was gehecht aan de e-mail van Reef Group aan Rabobank van 28 juli 2009;
b. Correspondentie en stukken gewisseld tussen Rabobank en Reef Group over deze liquiditeitsprognoses en begrotingen;
c. Kopieën van gespreksverslagen van de zes-wekelijkse ontmoetingen tussen Rabobank, Reef Group en/of Reef Hout management en betrokken adviseurs in de periode september 2009 tot en met september 2012, uitsluitend voor zover passages uit deze verslagen betrekking hebben op de investering van Africinvest, de financiering van TRC en de beslagen die door Reef Hout ten laste van TRC zijn gelegd;
d. Correspondentie en stukken gewisseld tussen Rabobank en Reef Group of Reef Hout over de beoogde transactie met Africinvest in de periode 1 januari 2009 tot 1 september 2009, uitsluitend voor zover deze stukken betrekking hebben op (1) het vrijgeven van het geld van AfricInvest dat was gestort op de derdenrekening van de notaris en (2) het aanwenden van de door AfricInvest ter beschikking te stellen gelden;
e. Correspondentie en stukken gewisseld tussen Rabobank en Reef Hout (of haar groepsvennootschappen) over het beslag van Reef Hout op de acht ladingen hout in de periode maart 2012 tot september 2012;
f. Correspondentie en stukken gewisseld tussen Rabobank en Reef Hout (of haar groepsvennootschappen), al dan niet vertegenwoordigd door de curator, over de executie van de acht ladingen hout;
g. Correspondentie en stukken gewisseld tussen Rabobank en Reef Hout (of haar groepsvennootschappen), al dan niet vertegenwoordigd door de curator, over de doorstart van Reef Hout als Regge Hout, voor zover die betrekking heeft op de acht ladingen hout.
vereisten en maatstaf voor toewijzing van een exhibitievordering
2.11
Artikel 843a Rv kent vier cumulatieve vereisten voor toewijzing:
( i) de partij van wie bescheiden gevorderd wordt moet over die bescheiden kunnen beschikken;
(ii) de eisende partij moet een rechtmatig belang hebben bij de bescheiden;
(iii) de bescheiden moeten een rechtsbetrekking betreffen die de eisende partij aangaat, en
(iv) de bescheiden moeten voldoende bepaald zijn.
Ook als aan deze vereisten is voldaan kan de vordering worden afgewezen indien:
( v) een behoorlijke rechtsbedeling ook zonder verschaffing van de gevraagde gegevens is gewaarborgd; of
(vi) gewichtige redenen bestaan om de gevraagde gegevens niet te verschaffen.
Artikel 843a Rv biedt niet de mogelijkheid voor het opvragen van documenten waarvan de eisende partij slechts vermoedt dat zij wel eens steun zouden kunnen geven aan haar stellingen (een "fishing expedition").
2.12
Uit rechtspraak van de Hoge Raad [2] volgt dat de partij die de exhibitievordering instelt voldoende aannemelijk moet maken dat de gestelde rechtsbetrekking bestaat. Daarbij moet een evenwicht worden gevonden tussen het belang van eiser om zijn bewijspositie te versterken en het belang van verweerder om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en verschoond te blijven van een ingrijpende maatregel. Rekening moet worden gehouden met de aard van het geschil en de overige omstandigheden van het geval, waaronder de omvang van de gevorderde exhibitie en mogelijkheid om het bestaan van de gestelde vordering met andere bewijsmiddelen te onderbouwen.
2.13
In dit geval moeten AfricInvest en Afriland dus gemotiveerd zodanige feiten en omstandigheden stellen (en met voorhanden bewijsmateriaal onderbouwen) dat voldoende aannemelijk is dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld (of tekortgekomen is). Daarbij komt het aan op een waardering van de stellingen en verweren van partijen en de overtuigingskracht van het al overgelegde bewijsmateriaal.
2.14
Het hof is van oordeel dat AfricInvest en Afriland dit onvoldoende aannemelijk hebben gemaakt. Per categorie van de gevraagde stukken legt het hof uit waarom dit zo is.
Achtergrond vordering AfricInvest (stukken a. tot en met d.)
2.15
Ter onderbouwing van het gestelde onrechtmatig handelen (of de tekortkoming) van Rabobank heeft AfricInvest onder meer de volgende feiten en omstandigheden aangevoerd.
( i) Het Reef-concern heeft AfricInvest benaderd met het verzoek samen met de financier van het concern, Rabobank Enschede-Haaksbergen (hierna ook: Rabobank E-H, een rechtsvoorgangster van Rabobank) te investeren in TRC, met als doel aanvullend kapitaal beschikbaar te krijgen voor TRC, dat onder meer zou worden aangewend voor de bouw van een nieuwe houtzagerij in Kameroen. Na een boekenonderzoek en een bezoek aan TRC in Kameroen was AfricInvest bereid € 6.000.000,- te investeren ten behoeve van de activiteiten in Kameroen. Daarbij was voor AfricInvest van belang dat zij met Rabobank op één lijn zat wat betreft de doeleinden van de investering, te weten (1) dat haar investering uitsluitend zou worden aangewend ten behoeve van de activiteiten in Kameroen en (2) dat Rabobank zich zou committeren om haar (financierings)relatie met het Reef-concern voort te zetten. Om die reden heeft op 20 april 2009 een bespreking plaatsgevonden tussen vertegenwoordigers van AfricInvest, Rabobank E-H en vertegenwoordigers van het Reef-concern, waarbij beide punten uitdrukkelijk zijn besproken. De onder (1) genoemde intentie van AfricInvest is tijdens die bespreking aan de orde gekomen, wat bevestigd is door Rabobank E-H bij brief van 29 april 2009 aan het Reef-concern (hierna de April-brief).
(ii) Voorafgaand aan de verstrekking van het geld hebben de betrokken partijen uitdrukkelijk bevestigd dat het geld uitsluitend mocht worden aangewend ten behoeve van TRC. AfricInvest verwijst daarvoor naar passages uit de April-brief, de investering
“can only be provided for the purposes of financing African operations”en van het geld zou een nieuwe fabriek worden gefinancierd, die nodig was
“to strengthen the position and profitability of the African operation”.
(iii) Rabobank verzuimde echter aan AfricInvest mee te delen dat het Reef-concern inmiddels onder toezicht stond van de afdeling Bijzonder Beheer van de Rabobank, dat de bank kort voor de bespreking van 20 april 2009 ertoe was overgegaan alle uitgaande betalingen te blokkeren en dat het uitgangspunt van Rabobank was het terugbrengen van het aan het Reef-concern verstrekte krediet.
(iv) AfricInvest heeft in een brief van 2 juni 2009 nogmaals aan Rabobank duidelijk gemaakt dat de aanhoudende steun van Rabobank een belangrijke voorwaarde was voor de investering door AfricInvest. Vervolgens heeft AfricInvest ingestemd met de investering door middel van een kapitaalinjectie op het niveau van de Nederlandse moedermaatschappij van het Reef-concern. Dat de kapitaalinjectie op dat niveau diende plaats te vinden (in plaats van rechtstreeks in Kameroen, zoals AfricInvest wilde) was een uitdrukkelijke eis van de Rabobank. AfricInvest heeft vervolgens in juli 2009 een belang van 32,5% genomen in de aandelen van de nieuwe vennootschap Reef Group. AfricInvest verkreeg ook een positie binnen de Raad van Commissarissen van het Reef-concern.
( v) Rabobank heeft gedicteerd (volgens AfricInvest ook in de April-brief) dat het Reef-concern de door haar verstrekte financiering moest terugbrengen en de financiële transacties ten behoeve van TRC diende te beëindigen (“No further cash out from Europe to Africa”). In december 2009 werd de kredietlimiet van Reef-Group verlaagd en de bevoorschotting van de voorraad werd eveneens teruggebracht. Begin 2011 herhaalde Rabobank de instructie dat betalingen door Reef-Group aan TRC niet langer waren toegestaan. Als gevolg van het stringente bezuinigingsbeleid van Rabobank heeft zij haar vordering op het Reef-concern zeer sterk teruggebracht. Dit heeft ook tot gevolg gehad dat de investering van AfricInvest TRC nooit heeft bereikt en uiteindelijk ten goede is gekomen van Rabobank.
(vi) Rabobank wist dat de gelden van AfricInvest uitsluitend mochten worden aangewend ten behoeve van de operatie in Kameroen. Dat heeft de Rabobank ook expliciet en schriftelijk bevestigd voordat AfricInvest de gelden op de Rabobankrekening van Reef Group heeft gestort. Vanaf dat moment heeft AfricInvest bij herhaling schriftelijk en tijdens besprekingen erop aangedrongen dat de gelden dienden te worden vrijgemaakt ten behoeve van TRC. Rabobank heeft deze verzoeken naast zich neergelegd en het geld naar zich toe getrokken via een automatische verrekening met de debetstand van Reef-Group.
(vii) Reef Group en Rabobank hebben onderling al voor de overboeking door AfricInvest scenario’s uitgewisseld, waarin zij het geld oormerkten als bedoeld om de bankschuld van Reef Group terug te brengen. AfricInvest verwijst daarvoor naar een e-mailbericht van 28 juli 2009dat is gestuurd door [A] (CEO van Reef-Group) aan [B] (Rabobank, afdeling Bijzonder Beheer). Dit bericht duidt er op dat er buiten AfricInvest om is gecorrespondeerd over de besteding van de AfricInvest-fondsen en maakt het relevant een beeld van de totale correspondentie te krijgen. Het is onaannemelijk dat het gebleven is bij één e-mailbericht.
afgifte stukken sub a. tot en met d. (vordering AfricInvest) geweigerd
2.16
De centrale stelling van AfricInvest is (zie hiervoor onder (ii) en (vi)) dat Rabobank voorafgaand aan de investering uitdrukkelijk de bedoeling van AfricInvest heeft bevestigd dat het geld uitsluitend mocht worden gebruikt ten behoeve van TRC. Uit de door haar ter onderbouwing van deze stelling geciteerde April-brief blijkt dit echter niet. Al in de derde alinea van de brief stelt Rabobank voorop dat zij de bevoorschotting van de voorraad en van de debiteuren aanzienlijk wil terugbrengen en dat dit doel bereikt zou kunnen worden door de investering van AfricInvest:
“In our letter of 30 december 2008 we informed Reef that we would like to reduce our advancing of stocks and insured trade debtors from respectively 70% and 80% to 50% and 70%. The capital provided by Afric would enable Reef to reduce the advancing in line with the request of Rabobank. The reduction should have been realized before 1 April 2009”.
In de volgende alinea van de brief volgt het citaat waar AfricInvest naar verwijst, waarin slechts het standpunt van AfricInvest wordt weergegeven:
“In the meeting you informed us that, in line with the policy guidelines of Afric, the capital provided by Afric can only be provided for the purposes of financing African operations. Amongst others, the money is needed to finance a new plywood factory which will further strengthen the position and profitability of the African operation”.
Meteen daarop volgt in de vijfde alinea van de brief het standpunt van de Rabobank:
“We understand the position of Afric as we are of the opinion that their financial means, knowledge and business network can help Reef to further develop its activities. In light of the foregoing we are willing to agree to an participation by Afric in Reef. However, we are still aiming to diminish our (direct) outstanding on the African operation by lowering the advancing”.Dit wordt nog eens benadrukt op de tweede pagina van de brief onderaan, waarin van Reef een aantal acties wordt gevraagd, waaronder een voorstel hoe de bevoorschotting te reduceren, waarbij Rabobank benadrukt dat het voorstel in ieder geval de volgende elementen moet bevatten:
“- No dividends will be paid out and no investments will be made in the European companies until the advance percentages as mentioned have been realized;
-No further cash out from Europe to Africa;
-The temporary additional credit line ad EUR 1 mln will be repaid before 31 May 2009 and no more additional credits will be requested”.
2.17
Uit de tekst van deze brief, als geheel gelezen, blijkt niet dat Rabobank akkoord gaat met een voorwaarde dat de investering door AfricInvest alleen gebruikt mag worden ten behoeve van TRC. Wel wordt dit als standpunt van AfricInvest genoemd, maar meteen daarna wordt duidelijk gemaakt dat het belangrijkste doel voor Rabobank het terugbrengen van haar openstaande schuld is, met name ter zake de Afrikaanse activiteiten. Vandaar dat het Reef-concern moet instemmen met “
No further cash out from Europe to Africa”.
Door kennisneming van deze brief is AfricInvest op de hoogte geraakt van de gedetailleerde en stringente voorwaarden die Rabobank stelde aan continuering van de financiering van het Reef-concern. Daaruit kon AfricInvest ook afleiden dat de financiële positie van het concern niet rooskleurig was, dat Rabobank “er bovenop zat” en dat zij duidelijk stappen ondernam om haar positie terug te brengen.
2.18
AfricInvest heeft geen andere stukken overgelegd waaruit instemming van Rabobank blijkt met de voorwaarde dat de investering alleen gebruikt zou mogen worden ten behoeve van TRC, terwijl Rabobank dit uitdrukkelijk heeft betwist. Als deze voorwaarde zo essentieel was voor AfricInvest dan had het voor de hand gelegen dat zij zelf een bevestiging daarvan had gestuurd aan Reef Group en/of Rabobank. Die bevestiging valt niet te lezen in de brief die AfricInvest op 2 juni 2009 als reactie op de April-brief heeft gestuurd aan de Rabobank E-H. In die brief wordt wel een andere voorwaarde van AfricInvest voor investering genoemd, te weten:
“Africinvest will need to receive a clear and firm commitment from the Rabobank to continue its relationship with the Company with reasonable conditions”.
Rabobank heeft als reactie daarop op 17 juli 2009 een brief gestuurd aan Reef Hout B.V. die de volgende passage bevat:
“Rabobank wants to be a long term financial partner for the Company. There is no reason to revise this point of view, as long as the performance of the Company does not deteriorate and the latest estimate for 2009 will be realised”.
Ook hieruit wordt weer duidelijk dat de continuering van de financiering door Rabobank aan voorwaarden gebonden was.
2.19
Dat AfricInvest als voorwaarde voor investering heeft gesteld dat de gelden alleen gebruikt mochten worden voor TRC en rechtstreeks aan het bedrijf zou moeten worden doorgesluisd valt ook niet te lezen in de aandeelhoudersovereenkomst, hetgeen voor de hand had gelegen als deze afspraak gemaakt zou zijn. Rabobank heeft verwezen naar artikel 2.2 van de aandeelhoudersovereenkomst en naar de “term sheet” van 22 december 2008. Uit de tekst van die artikelen blijkt dat is afgesproken dat de door AfricInvest verstrekte gelden zouden worden gebruikt voor “expansiedoeleinden” en voor “overige bedrijfsvoering van Reef zoals te bepalen door de directie van Reef, in overeenstemming met het budget”. Volgens Rabobank is afgesproken dat de gelden aan Reef Group zouden toekomen, waardoor de fondsen (indirect) ook ten goede zouden komen aan TRC; die lezing wordt in deze stukken bevestigd.
2.2
Daarnaast is uit de brief van AfricInvest van 1 augustus 2008 aan Reef Hout af te leiden dat het ook de bedoeling van AfricInvest was om op holdingniveau te investeren:
“We are delighted with this opportunity to partner with Reef Hout and would like to take this opportunity to suggest a revised proposal where the proposed investment would be with the holding company rather than the Cameroon operations. The investment with the holding company will ensure a holistic view of the Company’s overall strategy and will result in good value added for the company as a whole in its expansion plans within Africa and beyond.”De in deze procedure ingenomen stelling dat de investering van AfricInvest bestemd was voor TRC en dat die (slechts) onder druk van de Rabobank op holdingniveau moest plaatsvinden wordt hierdoor ontkracht, omdat het kennelijk al vooraf de bedoeling van AfricInvest was om op deze wijze te investeren.
2.21
Een andere stelling van AfricInvest is (zie hiervoor in 2.14 onder (vii)) dat Reef Group en Rabobank onderling al voor de overboeking door AfricInvest scenario’s hebben uitgewisseld, waarin zij het geld oormerkten als bedoeld om de bankschuld van Reef Group terug te brengen. Dit blijkt echter niet direct uit de tekst van het e-mailbericht van 28 juli 2009, waar AfricInvest naar verwijst. Daaruit blijkt wel dat Van Rooijen als CEO van Reef Group druk bezig is met het voldoen aan de voorwaarden van Rabobank voor continuering van het krediet, maar hieruit kan niet zonder meer worden afgeleid dat een vooropgezet plan bestond om de investering van AfricInvest te oormerken voor het terugbrengen van de bankschuld. Het e-mailbericht bevat de volgende passage
: “Inclusief de kapitaalstorting van € 6000k van Africinvest zou de virtuele bankschuld per eind 2009 dan kunnen worden teruggebracht van de huidige € 22000k tot € 16722k en in het optimumscenario zelfs tot € 13722k. Op basis van 60% bevoorschotting op de voorraden houden wij dan een kredietruimte over van afhankelijk van het scenario tussen de drie en 4 miljoen euro. Dit achten wij noodzakelijk voor het opvangen van seizoenspatronen en voor investeringen die nodig zijn voor de FSC certificering van onze overige concessies in Kameroen. Dit laatste dient op de kortst mogelijke termijn te worden gerealiseerd omdat dit de marktpositie en de verdiencapaciteit van de onderneming verder versterkt, vandaar onze wens om de bevoorschotting op de voorraden per eind 2009 niet verder te verlagen”.
AfricInvest leest dit kennelijk als een vooropgezet plan om haar investering direct te gebruiken voor het reduceren van de bankschuld van Rabobank. Deze lezing ligt niet zonder meer voor de hand; de passage kan ook zo gelezen worden (zoals Rabobank aanvoert) dat door de geldverstrekking door AfricInvest meer kredietruimte ontstaat voor het Reef-concern in Nederland, waardoor ook meer ruimte ontstaat voor investeringen in Afrika.
2.22
De centrale stellingen van AfricInvest (hiervoor genoemd in 2.14) die ten grondslag liggen aan haar vordering dat Rabobank onrechtmatig heeft gehandeld (of is tekortgekomen) worden dus niet onderbouwd door de overgelegde stukken. Die stukken maken juist duidelijk dat het belangrijkste doel van Rabobank was en bleef het terugbrengen van haar financiering. Tegen deze achtergrond moet dan de vergaande exhibitievordering worden beoordeeld, waarbij onder a. tot en met d. een groot aantal stukken wordt opgevraagd die steeds interne stukken van het Reef-concern betreffen. Rabobank heeft aangevoerd dat dit documenten betreft die zijn gewisseld in de klantrelatie die zij had met het Reef-concern en die in beginsel niet aan derden worden afgegeven (tenzij daartoe een wettelijke plicht bestaat); dit vormt voor haar een principieel belang dat deze zaak overstijgt. Rabobank heeft ook aangevoerd dat AfricInvest via haar positie in de Raad van Commissarissen zelf het financiële beleid van Reef Group kon bepalen en dus ook op de hoogte was of kon zijn van de gevraagde (financiële) stukken. Het vergaren van de stukken is bovendien tijdrovend en kostbaar, omdat destijds vijf verschillende afdelingen van de Rabobank betrokken waren bij deze zaak, die ieder werkten binnen hun eigen kantoren, systemen en dossiers, zowel digitaal als fysiek. Alleen al de digitale files van de financieringsafdeling van de Rabobank E-H en de afdeling Bijzonder Beheer bevatten volgens Rabobank tezamen al meer dan 5100 documenten, met daarnaast nog omvangrijke papieren dossiers. Naar inschatting van Rabobank is met het vergaren van de gevraagde documenten zeker 120 manuren gemoeid, ook omdat Rabobank niet weet of zij over precies deze gevraagde documenten beschikt.
2.23
Gelet op het voorgaande weegt (ook) het belang van Africinvest om haar bewijspositie mogelijk te versterken niet op tegen het belang van Rabobank om geen vertrouwelijke informatie prijs te hoeven geven en verschoond te blijven van een kostbare en tijdrovende operatie om de gevraagde informatie te vergaren. De exhibitievordering ter zake de documenten a. tot en met d. wordt daarom afgewezen.
Afgifte stukken e. tot en met g. (vordering Afriland) geweigerd
2.24
Samengevat vordert Afriland correspondentie tussen Rabobank en Reef Hout over het beslag op acht ladingen hout tussen maart en september 2012, over de daaropvolgende executie van het beslag en de doorstart van Reef Hout.
2.25
Afriland heeft aan haar exhibitievordering ten grondslag gelegd (zo blijkt uit de toelichting op die vordering in de memorie van grieven onder 4.17 en in de toelichting op de grieven 4 en 5) dat Rabobank haar zorgplicht als bank (mede ingevuld door artikel 9 URC) heeft geschonden omdat zij een tegenstrijdig belang had “in het dossier Reef Hout”. In het kader van haar werkzaamheden ter zake de documentaire incasso’s heeft Rabobank het belang van haar opdrachtgever Afriland ondergeschikt gemaakt aan haar eigen belang als financier van Reef Hout door Afriland (met opzet, zo begrijpt het hof) onwetend te houden over het niet onmiddellijk accepteren door Reef Hout van de documenten ter zake de acht ladingen hout en het niet meteen betalen van die ladingen. Dankzij de schending van die informatieplicht heeft Rabobank uiteindelijk (na beslaglegging, executie en doorstart) 50% van de verkoopopbrengst van de acht ladingen hout verkregen, die zij op haar uitstaande vordering in mindering kon brengen. De gevorderde documenten kunnen de belangen en intenties van Rabobank aantonen en zo het bestaan van een tegenstrijdige vordering, aldus Afriland.
2.26
De rechtbank heeft (in r.ov 2.49) vastgesteld dat Reef Hout uiteindelijk niet bereid was de volledige prijs van de ladingen hout te betalen omdat zij een vordering had op TRC. Niet gebleken is dat Reef Hout bij de bestelling van die ladingen al niet van plan was te betalen en ook niet dat Rabobank van dat voornemen op de hoogte was. Dat laatste kan ook niet blijken uit de enkele omstandigheid dat Rabobank zich intensief met het beleid van Reef Hout bemoeide en meer heeft Afriland daarover niet gesteld, aldus de rechtbank.
2.27
Tegen dit oordeel heeft Afriland geen bezwaar gemaakt in hoger beroep. In haar toelichting op grief 14 voert zij aan dat het voor haar vordering niet relevant is of er een voornemen bestond (bij Reef Hout) om de acht ladingen onbetaald te laten, maar dat “puur het aanwezige tegenstrijdig belang had moeten leiden tot een uiterst zorgvuldig omgaan door Rabobank met de belangen van Afriland en een verhoogde mate van transparantie”.
Rabobank heeft zowel bij de rechtbank als in hoger beroep uitdrukkelijk betwist dat zij een tegenstrijdig belang had. De rechtbank heeft (aan het einde van r.ov 2.49) overwogen dat ook al had Rabobank een tegenstrijdig belang, dan nog niet kan worden vastgesteld dat zij haar belangen voor heeft laten gaan op dat van Afriland. Daarmee heeft de rechtbank de vordering op grond van onrechtmatige daad afgewezen. Ook tegen dat oordeel heeft Afriland geen bezwaar gemaakt in hoger beroep. In de toelichting op grief 15 valt alleen te lezen dat Rabobank wel degelijk “twee petten op had”, maar dat heeft de rechtbank nu juist in het midden gelaten. Daarmee staat ook in hoger beroep vast dat Afriland haar vordering uit onrechtmatige daad op grond van schending van een zorgplicht van Rabobank onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt.
2.28
Mede gelet op de hiervoor (in 2.21) genoemde bezwaren van Rabobank tegen de vergaande exhibitievordering, die ook gelden voor deze categorieën stukken, zal de vordering tot afgifte en inzage van de stukken e. tot en met g. worden afgewezen.

3.De slotsom

3.1
Uit het voorgaande volgt dat de vorderingen in het incident worden afgewezen. In de hoofdzaak hebben partijen al memories gewisseld, zodat de zaak klaar ligt voor het wijzen van arrest. Tijdens de mondelinge behandeling die in het incident heeft plaatsgevonden heeft het hof ook al met partijen over de hoofdzaak gesproken; gelet op de aard van de vorderingen in het incident lag dat ook voor de hand. Het hof gaat er daarom vanuit dat thans arrest gewezen kan worden in de hoofdzaak en dat niet opnieuw een mondelinge behandeling hoeft plaats te vinden. Slechts omdat partijen (of één van hen) daar mogelijk anders over denken zal de zaak naar de rol worden verwezen voor uitlating van partijen. Daarbij is de keuze: ofwel het vragen van arrest, ofwel een onderbouwd verzoek tot het houden van een mondelinge behandeling (dat dan vergezeld moet zijn van verhinderdata van beide partijen en hun advocaten over de periode augustus tot en met december 2021), ofwel het nemen van een akte.
3.2
AfricInvest en Afriland zullen de proceskosten van het incident dienen te dragen. Die zullen worden vastgesteld in het eindarrest in de hoofdzaak.

4.De beslissing in het incident

Het hof, recht doende in hoger beroep:
in het incident
4.1
wijst de vorderingen van Africinvest en Afriland af;
4.2
houdt de beslissing over de proceskosten aan tot hierover bij eindarrest in de hoofdzaak zal worden beslist;
in de hoofdzaak
4.3
verwijst de zaak naar de roldatum
1 juni 2021voor uitlating van beide partijen tegelijkertijd over de opties zoals hiervoor in 3.1 omschreven;
4.4
houdt verder iedere beslissing aan.
Dit arrest is gewezen door mrs. C.G. ter Veer, C.M.E. Lagarde en J. Sap en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 4 mei 2021.

Voetnoten

1.in het bestreden vonnis van 8 juli 2019 van de rechtbank Midden-Nederland (in incident en hoofdzaak), gepubliceerd op
2.o.m. Hoge Raad 10 juli 2020, ECLI:NL:HR:2020:1251