ECLI:NL:GHARL:2021:426

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
19 januari 2021
Publicatiedatum
19 januari 2021
Zaaknummer
200.266.777/02
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek om voorlopig deskundigenonderzoek in civiele procedure tussen Contec B.V. en Beheer B.V.

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 19 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Contec B.V. tegen Beheer B.V. Contec had verzocht om een voorlopig deskundigenonderzoek in het kader van een geschil over de gezamenlijke eigendom van een mengmachine voor medicijnen, de Smartcompounder. Contec stelde dat er onduidelijkheid bestond over de gezamenlijke eigendom en de waarde daarvan, en dat een deskundigenonderzoek noodzakelijk was om deze kwesties te verhelderen.

Het hof oordeelde echter dat het verzoek om deskundigenonderzoek niet toewijsbaar was. Ten eerste was het verzoek onvoldoende concreet; er ontbrak duidelijkheid over de vraag of er daadwerkelijk sprake was van gezamenlijke eigendom en wat deze eigendom precies inhield. Daarnaast was er onvoldoende bewijs dat het verzoek ter zake dienend was, aangezien de geschilpunten eerst in de hoofdzaak moesten worden beslecht. Het hof wees erop dat de hoofdzaak al in een vergevorderd stadium verkeerde en dat toewijzing van het verzoek in strijd zou zijn met de goede procesorde.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van Contec om een voorlopig deskundigenonderzoek afgewezen, met de overweging dat de uitgangspunten voor een dergelijk onderzoek onduidelijk waren en dat de hoofdzaak eerst moest worden behandeld voordat een deskundigenonderzoek aan de orde kon zijn.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.266.777/02
beschikking van 19 januari 2021
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Contec B.V.,
gevestigd te Enschede,
verzoekster,
hierna: Contec,
advocaat: mr. W.T.M. Krieger,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[verweerster] Beheer B.V.,
gevestigd te Enschede,
verweerster,
hierna: [verweerster] ,
advocaat: mr. P. Weenink.

1.Het procesverloop

1.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het op 8 november 2020 ingekomen verzoekschrift tot het bevelen van een voorlopig deskundigenonderzoek (met producties),
- het verweerschrift (met één productie).
1.2
Op 16 december 2020 heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. Namens Contec is verschenen [A] , bijgestaan door mrs. Krieger en A. Hoekman. Namens [verweerster] is verschenen [B] , bijgestaan door mr. Weenink. Ter zitting hebben mrs. Hoekman en Weenink spreekaantekeningen overgelegd.

2.De beoordeling

2.1
Contec en [verweerster] hebben samengewerkt om een mengmachine voor medicijnen onder de naam Smartcompounder te ontwikkelen. [verweerster] heeft haar kennis over het ontwikkelen van dergelijke machines ter beschikking gesteld. Contec heeft een geldbedrag geïnvesteerd en haar softwaremedewerker ter beschikking gesteld. Daarnaast zou Contec zorgen voor de verkooporganisatie. Ten aanzien van het project is een geschil ontstaan en Contec is een procedure gestart bij de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Almelo (hierna: de rechtbank). Samengevat heeft Contec primair gevorderd voor recht te verklaren dat sprake is van wanprestatie aan de zijde van [verweerster] en [verweerster] te veroordelen aan Contec een bedrag van € 236.159,55 aan schadevergoeding te voldoen. Subsidiair heeft Contec gevorderd [verweerster] te veroordelen tot vergoeding van de helft van de waarde die kan worden toegekend aan het gezamenlijke project per oktober 2017, zijnde het moment dat [verweerster] zich volgens Contec het totale project heeft toegeëigend en zelfstandig verder is gegaan met de eventuele afnemers, nader op te maken bij staat. De rechtbank heeft de vorderingen van Contec bij vonnis van 22 mei 2019 afgewezen. Contec heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank. Dat hoger beroep is bij dit hof bekend onder zaaknummer 200.266.777/01 (hierna: de hoofdzaak).
2.2
Contec verzoekt een voorlopig deskundigenonderzoek. Daarbij stelt het hof het volgende voorop. Een voorlopig deskundigenonderzoek als bedoeld in artikel 202 lid 2 Rv kan ertoe dienen een partij de mogelijkheid te verschaffen aan de hand van het uit te brengen deskundigenbericht zekerheid te verkrijgen over feiten en omstandigheden die voor de beslissing van een geschil relevant kunnen zijn. Zij kan dan beter beoordelen of het raadzaam is een procedure te beginnen of voort te zetten. De rechter die moet oordelen over het verzoek, moet het onderzoek in beginsel gelasten. Dan moet het daartoe strekkende verzoek wel ter zake dienend en voldoende concreet zijn en feiten bevatten die met het deskundigenonderzoek bewezen kunnen worden. De rechter gelast het deskundigenonderzoek niet als de rechter van oordeel is dat:
- het verzoek in strijd is met de eisen van een goede procesorde,
- van de bevoegdheid dit verzoek te doen misbruik wordt gemaakt (bijvoorbeeld omdat verzoeker wegens onevenredigheid van de over en weer betrokken belangen in redelijkheid niet tot het uitoefenen van die bevoegdheid kan worden toegelaten),
- het verzoek afstuit op een ander door de rechter zwaarwichtig geoordeeld bezwaar.
2.3
Contec wil met het voorlopig deskundigenonderzoek de waarde van de gezamenlijke eigendom op het moment van de beëindiging van de samenwerking tussen partijen laten vaststellen, naar het hof begrijpt met het oog op een verdelingsvordering die Contec in het hoger beroep opnieuw aan de orde heeft gesteld. Volgens Contec bestaat de gezamenlijke eigendom uit de Smartcompounder, intellectuele eigendomsrechten en de gedane promotieactiviteiten.
2.4
Het verzoek van Contec is niet toewijsbaar. Ten eerste is het verzoek onvoldoende concreet. Het verzoekschrift biedt onvoldoende duidelijkheid over de vraag of inderdaad sprake is van gezamenlijke eigendom. Verder is niet duidelijk wat die gezamenlijke eigendom precies omvat zodat onduidelijk is wat de deskundige moet beoordelen. Contec betwist verder dat sprake is van een gemeenschap tussen partijen die moet worden verdeeld. Onduidelijk is of de Smartcompounder daadwerkelijk gezamenlijke eigendom is en waaruit het bedoelde goed op het te beoordelen moment precies bestond. Wat betreft de intellectuele eigendomsrechten bestaat ook discussie tussen partijen. [verweerster] betwist dat een octrooirecht is gevestigd en dat sprake is van een beschermde handelsnaam. Contec heeft daarover onvoldoende duidelijkheid verschaft. Daarnaast verschillen partijen van mening over de vraag wanneer de samenwerking is geëindigd en ontbreekt daarmee een voldoende duidelijke peildatum. Nu de uitgangspunten waarvan een deskundige bij het onderzoek dient uit te gaan onduidelijk zijn, is het voor een deskundige niet mogelijk het onderzoek uit te voeren.
2.5
Ten tweede blijkt onvoldoende dat het verzoek ter zake dienend is. Het is onduidelijk of sprake is van enige gemeenschappelijke eigendom en of in dat kader een verdelingsvraagstuk voorligt in hoger beroep. Gelet daarop is ook onzeker of de vraag naar de waarde van de gestelde gemeenschappelijke eigendom in hoger beroep aan de orde komt. Daarnaast heeft Contec volgens [verweerster] voorafgaand aan de samenwerking toegezegd dat zij bereid is de aanloopverliezen tot een bedrag van € 500.000 voor haar rekening te nemen. Dat roept ook de vraag op of Contec in het kader van een verdeling recht heeft op enig bedrag.
2.6
De hiervoor genoemde geschilpunten dienen eerst in de hoofdzaak te worden beslecht voordat een deskundigenonderzoek zoals door Contec is verzocht aan de orde kan zijn. Van belang is tot slot dat de hoofdzaak zich al in een vergevorderd stadium bevindt. De memorie van grieven en de memorie van antwoord zijn al genomen. De hoofdzaak staat op de rol van 16 februari 2021 voor het plannen van een meervoudige comparitie na memorie van antwoord. Gelet daarop zou toewijzing van het verzoek in dit stadium ook in strijd zijn met de eisen van een goede procesorde.

3.De beslissing

Het hof:
wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. H.L. Wattel, Th.C.M. Willemse en D.M.I. de Waele en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 19 januari 2021.