Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
Hof Filmprodukties B.V.,
vertegenwoordigd door de Europese Commissie,
geïntimeerde, hierna: de EU,
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure in hoger beroep
- het e-mailbericht met bijlagen van 8 april 2021 van de curator;
- het e-mailbericht van 8 april 2021 van mr. Reijnders;
- het op 9 april 2021 ingekomen faxbericht met bijlage van mr. Reijnders;
- het e-mailbericht van 9 april 2021 van 5:32 uur van Hof Filmprodukties met bijlagen;
- het e-mailbericht met bijlage en stukken uit de eerste aanleg van 9 april 2021 van mr.
Reijnders;
- de per e-mailbericht van 9 april 2021 toegezonden spreekaantekeningen van mr. Van den
Bergh;
- het e-mailbericht met bijlagen (inclusief pleitnotitie) van 12 april 2021 van Hof
Filmprodukties.
Alle hier genoemde stukken maken onderdeel uit van het procesdossier in hoger beroep.
Aan deze behandeling hebben deelgenomen:
- namens Hof Filmprodukties, mr. Reijnders;
- namens de EU, mr. Van den Bergh en
- de waarnemend curator, mr. F. Ortiz Aldana.
Namens Hof Filmprodukties heeft haar bestuurder/directeur [A] in zijn emailbericht van 12 april 2021 aangegeven dat hij door stroomuitval op zijn huidige adres in Nicaragua de mondelinge behandeling niet kan bijwonen.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
- Doordat het besluit van 24 juni 2011 van de Europese Commissie tot de invordering van drie schuldvorderingen op grond van artikel 299 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU) formele rechtskracht heeft verkregen, moet worden uitgegaan van het bestaan en de omvang van de vordering van de EU;
- Dit geldt ook voor de in het arrest van het hof van 1 oktober 2019 toegewezen vorderingen van de Stichting Co-Productiefonds Binnenlandse Oproep (hierna: CoBo) en KRO-NCRV;
- Hof Filmprodukties heeft niet aannemelijk gemaakt dat zij tegenvorderingen heeft op de aanvrager van het faillissement en/of de genoemde schuldeisers van de steunvorderingen;
- Hof Filmprodukties heeft ten overstaan van de curator verklaard dat er geen administratie werd gevoerd en er al 10 jaar geen activiteiten meer zijn.
Een faillietverklaring kan worden uitgesproken indien summierlijk is gebleken van een ten tijde van de faillietverklaring bestaand vorderingsrecht van de aanvrager alsmede van het (thans) bestaan van feiten en omstandigheden waaruit volgt dat de schuldenaar verkeert in de toestand dat hij heeft opgehouden te betalen. Het (thans) bestaan van meerdere schuldeisers is een noodzakelijke, maar niet een voldoende voorwaarde voor het aannemen van de hiervoor bedoelde toestand. Ook als aan het pluraliteitsvereiste is voldaan, moet worden onderzocht of de schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen.
De door Hof Filmprodukties ingediende incidenten
In de kern stelt Hof Filmprodukties dat zij door een verzuim in de betekening rauwelijks failliet is verklaard, met als gevolg dat zij geen aanspraak heeft kunnen maken op de Wet homologatie onderhands akkoord (hierna: WHOA). Met deze incidenten wil Hof Filmprodukties bereiken dat het uitgesproken faillissement wordt vernietigd, waarna de rechtbank zal worden verzocht haar alsnog in aanmerking te laten komen voor de WHOA.
Verder is door Hof Filmprodukties niet aangevoerd dat zij naast die (betwiste) brief nog andere pogingen heeft ondernomen om tot een oplossing te komen met de EU. De overige door haar overgelegde brieven geven geen blijk van bereidheid tot enige betaling aan de EU.
Uit de stukken volgt niet dat Hof Filmprodukties constructieve pogingen heeft ondernomen om samen met haar schuldeisers tot een oplossing te komen om een haalbaar en doordacht akkoord te bereiken. Het hof volgt Hof Filmprodukties daarom niet in haar stelling dat zij succesvol gebruik had kunnen maken van een reorganisatie-akkoord op basis van de WHOA.
Wat daar ook van zij, als er onrechtmatig beslag is gelegd dan is dit onrechtmatig jegens de eigenaren van dit pand, namelijk [C] Beheer B.V. en [A] . Dat en waarom Hof Filmprodukties door dit beslag schade heeft geleden die zou leiden tot een aanmerkelijke tegenvordering op de EU, CoBo en KRO-NCRV van in totaal 22,5 miljoen euro, is niet nader toegelicht of met enige documentatie onderbouwd. Ook de andere vorderingen die Hof Produkties in haar brieven aan de EU, CoBo en KRO-NCRV stelt te hebben, worden op geen enkele wijze onderbouwd.