Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het geding in eerste aanleg
9 augustus 2017 en 24 juni 2020, hersteld bij beschikking van 2 september 2020, uitgesproken onder voormelde zaaknummers.
2.Het geding in hoger beroep
3.De vaststaande feiten
19 augustus 2005 naar Duitsland verhuisd. Bij beschikking van de rechtbank van
17 december 2014 is de echtscheiding tussen partijen uitgesproken. De echtscheidingsbeschikking is op 6 januari 2015 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
– 10 april 2014 – enig aandeelhouder en bestuurder van “ [D] B.V.” (hierna: [D] ) en hij was op de peildatum eveneens enig aandeelhouder van de rechtspersoon naar Duits recht “ [C] GmbH” (hierna: [C] ).
“
Afwaardering deelneming
€ 141.203 en een meerprijs ad € 612.625. Niet gebleken is dat de bepaling van de meerwaarde gebaseerd is op realistische gegevens danwel nog aanwezig is in deelneming [E] GmbH. De meerwaarde ad € 612.625 wordt daarom afgeboekt op het eigen vermogen van de vennootschap dat daarna nog € 1.026.054 bedraagt. De aandelen [E] GmbH worden overgedragen aan de enig aandeelhouder [F] voor de waarde van € 141.203, welke koopsom door [F] schuldig wordt gebleven.
Vorderingen [F]
van [H] Accountants en Adviseurs te [I] tot deskundige benoemd, ter beantwoording van vragen over de wijze waarop de man [D] heeft vereffend.
4.De omvang van het geschil
2 september 2020, voor zover hier van belang:
€ 12.653,58 inclusief BTW en bepaald dat de man na verrekening van het voorschot ervoor zorg dient te dragen dat het resterende bedrag van € 6.326,79 inclusief BTW wordt voldaan na ontvangst van een nota met betaalinstructies van het Landelijk Dienstcentrum voor de Rechtspraak.
- subsidiair - te bepalen dat de man een bedrag van € 95.850,- aan de vrouw dient te betalen, waarbij het nog vast te stellen bedrag dat de vrouw toekomt door de man in jaarlijkse termijnen en over een periode van vijf jaar kan worden betaald, dan wel in andere in goede justitie door het hof vast te stellen termijnen, waardoor in ieder geval betaald kan worden uit de lopende exploitatie.
5.De motivering van de beslissingDe peildatum voor de omvang en de samenstelling van de huwelijksgoederengemeenschap
De waardepeildatum
I en II niet langer handhaaft, zodat deze geen bespreking behoeven. Omdat de bedragen uit de berekening van de vrouw waarmee de man heeft ingestemd afwijken van de bedragen die de rechtbank in de bestreden beschikking heeft gehanteerd, zal het hof die beschikking voor zover het betreft rov. 4.6 van het dictum vernietigen. In zoverre zal het hof opnieuw recht doen, in overeenstemming met wat het hof hierna onder 5.9 berekent.
1 september 2020 blijkt dat de resultaten van de biogasinstallatie ten goede zijn gekomen aan en zijn opgenomen in de jaarrekeningen van [E] . De waarde van het biogascontract is daarmee onderdeel van de waardering van [E] en al begrepen in de door de deskundige vastgestelde marktwaarde van [E] van € 308.262,-. Volgens de man is de waarde van de biogasinstallatie – blijkens het deskundigenrapport – daarom nihil.
Het door de man aan de vrouw te betalen bedrag (onbenoemde grief)
- waarde aandelen [D] € 1.638.679,-
- AF: daarin opgenomen veronderstelde waarde aandelen [E] € 753.625,- -/-
- BIJ: werkelijke waarde aandelen [E] (conform deskundige [J] ) € 308.262,-
- AF: schuld van de man aan [D] € 650.009,- -/-
- BIJ: waarde aandelen [C] € 37.460,-
- AF: schuld aan de vader van de man
€ 112.755,--/-
TOTAAL € 468.012,-