Uitspraak
[verdachte] ,
Het hoger beroep
Onderzoek van de zaak
Het vonnis waarvan beroep
De tenlastelegging
hij op of omstreeks 23 juni 2017 te [plaats] [benadeelde partij1] heeft mishandeld door haar (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) met één van zijn al dan niet tot vuist gebalde handen in/op/tegen het hoofd/gelaat te slaan en/of te stompen ten gevolge waarvan genoemde [benadeelde partij1] bewusteloos is geraakt en/of, terwijl het feit zwaar lichamelijk letsel, te weten een gescheurde mondhoek en/of elf, althans één of meer hechtingen bij de mond en/of een zenuwbeknelling van de linker pink, ten gevolge heeft gehad;
hij op of omstreeks 23 juni 2017 te [plaats] , [benadeelde partij2] heeft mishandeld door hem meermalen, althans éénmaal, (zeer) (krachtig en/of gewelddadig) met (een van) zijn al dan niet tot vuisten gebalde handen in/op/tegen het hoofd/slaap te slaan en/of te stompen.
Noodweer
dat hij zichzelf ging verdedigenacht het hof daarmee passend. In deze situatie bestond geen andere mogelijkheid dan dat hij zich hiertegen moest verdedigen. Dat hij in de gegeven situatie vuistslagen heeft uitgedeeld aan [benadeelde partij1] en [benadeelde partij2] , was naar het oordeel van het hof een proportionele reactie op de ontstane situatie waarbij van beide kanten boosheid was.