ECLI:NL:GHARL:2021:3611

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
13 april 2021
Publicatiedatum
13 april 2021
Zaaknummer
200.255.858/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Erkenning van vordering in renvooiprocedure met betrekking tot verduistering van koopsom

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een renvooiprocedure waarin Damo Boating B.V. een vordering indient in het faillissement van [A]. Damo Boating stelt dat een door [A] ontvangen koopsom van € 17.000,- voor de verkoop van een boot niet aan haar is afgedragen. De vordering is door de curator betwist, wat leidde tot een procedure bij de rechtbank Midden-Nederland. De rechtbank heeft de vordering van Damo Boating niet toegelaten, waarna Damo Boating in hoger beroep ging.

Het hof heeft vastgesteld dat Damo Boating in het faillissement van [A] een vordering van € 124.846,20 had ingediend, maar dat deze door de curator is weersproken. Damo Boating heeft haar vorderingen in hoger beroep beperkt tot de vordering van € 17.000,-. Het hof concludeert dat Damo Boating onvoldoende bewijs heeft geleverd dat het bedrag door [A] is verduisterd. Het hof oordeelt dat, gezien de manier waarop Damo Boating en [A] hun financiën beheerden, het aan Damo Boating was om aan te tonen dat het ontvangen bedrag niet voor haar is aangewend.

Uiteindelijk bekrachtigt het hof het vonnis van de rechtbank en veroordeelt Damo Boating in de proceskosten van de curator. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 13 april 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.255.858/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland C/16/443196 / HL ZA 17-220)
arrest van 13 april 2021
in de zaak van
Damo Boating B.V.,
gevestigd te Kortenhoef,
appellante,
bij de rechtbank: eiseres,
hierna:
Damo Boating,
advocaat: mr. S.H. Wiggers, die kantoor houdt te Amsterdam,
mr. N. Wildrink q.q. (curator in het faillissement van [A] ),
gevestigd te Naarden,
geïntimeerde,
bij de rechtbank: gedaagde,
hierna:
de curator,
advocaat: mr. R.P. Winkel, die kantoor houdt te Zwolle,

1.Het geding in eerste aanleg

Voor het geding in eerste aanleg verwijst het hof naar de inhoud van de vonnissen van
21 februari 2018 en 31 oktober 2018, die de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft gewezen.

2.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding in hoger beroep van 28 december 2018,
- de memorie van grieven,
- de memorie van antwoord,
Op verzoek van Damo Boating zijn pleidooien bepaald op 20 augustus 2020. Die zitting is niet doorgegaan, omdat partijen aanhouding hebben verzocht in verband met schikkingsonderhandelingen. Een schikking is niet bereikt. Partijen hebben vervolgens verzocht schriftelijk te mogen pleiten. Mr. Wiggers heeft een pleitnota overgelegd.
Mr. Winkel heeft een akte genomen waarin wordt afgezien van het schriftelijk pleidooi. Vervolgens hebben partijen aan het hof gevraagd om arrest te wijzen.

3.Waar gaat deze zaak over?

Deze zaak is een renvooiprocedure. Damo Boating heeft in het faillissement van
[A] (verder [A] ) voor € 124.846,20 aan vorderingen ingediend die door de curator zijn weersproken. De zaak is daarop naar de rechtbank verwezen. De rechtbank heeft geen van de vorderingen toegelaten. Damo Boating heeft haar vorderingen in hoger beroep beperkt tot toelating van één van de vorderingen. Het betreft een vordering in verband met de verkoop van een boot van Damo Boating door [A] aan [B] voor € 17.000,-. Dit bedrag is op 15 september 2015 contant betaald aan [A] Volgens Damo Boating is dit bedrag door [A] verduisterd. Het hof zal tot de conclusie komen dat de vordering tot vergoeding van daardoor geleden schade niet kan worden toegelaten. Hieronder volgt de uitleg op grond waarvan het hof tot die conclusie is gekomen.

4.De feiten

Het hof gaat uit van de volgende feiten.
4.1
[C] (verder [C] ) en zijn zoon [A] hebben sinds 2004 samengewerkt in Damo Boating B.V., waarvan [C] bestuurder was. Damo Boating houdt zich bezig met de inkoop en verkoop van boten en watersportartikelen.
4.2
Op 9 augustus is door [A] een boot verkocht aan [B] , die daarvoor € 17.000,- moest betalen. Dit bedrag is door hem op 15 september 2015 contant aan [A] voldaan.
4.3
In november 2015 kwam het tot een breuk tussen [C] en [A]
4.4
[A] is 29 december 2015 failliet verklaard. Op 13 juni 2017 heeft een verificatievergadering plaatsgevonden, die is voortgezet op 18 juli 2017. Damo Boating heeft een vordering van € 17.000,- ter verificatie ingediend. De curator heeft die vordering betwist.

5.De beoordeling in hoger beroep

5.1
In deze zaak staat niet ter discussie dat [C] en [A] hun handel in boten en aanverwante artikelen deels contant deden, zowel ontvangsten als betalingen. Ontvangsten werden op de bankrekening van Damo Boating gestort of gebruikt om verplichtingen van Damo Boating te voldoen. Zowel [C] als [A] hadden toegang tot de bankrekeningen van Damo Boating. Ook is niet weersproken dat zowel [A] als
[C] deze rekeningen gebruikte al naar gelang er geld op stond, waarbij zakelijke rekeningen ook voor privé-uitgaven werden gebruikt. Ook werden er veel bedragen van de rekeningen gepind. Tegen deze achtergrond wordt de vordering van Damo Boating beoordeeld.
5.2
Het hof is van oordeel dat het gelet op de gang van zaken in de onderneming, waar veel werd gewerkt met contant geld, en waar dit geld onder [A] en [C] werd gehouden om te gebruiken wanneer dit voor de onderneming nodig was, het op de weg ligt van Damo Boating om concreet te onderbouwen dat dit van [B] ontvangen bedrag door [A] is verduisterd en uit haar vermogen is verdwenen, zoals zij heeft gesteld, nu zij dit aan haar vordering ten grondslag heeft gelegd.
5.3
Damo Boating heeft ter onderbouwing van haar stelling dat het bedrag niet voor haar is aangewend niet meer gesteld dan dat [A] in die periode een auto heeft gekocht. Onweersproken is gebleven dat [A] die auto ruim twee maanden voor ontvangst van het bedrag heeft aangeschaft. Damo Boating heeft blijkbaar geen administratie waaruit blijkt hoe de geldstromen zijn gelopen en waaruit kan volgen dat dit geld niet voor haar is aangewend. Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat nu er veel met contant geld werd gewerkt, privé en zakelijke inkomsten en uitgaven door elkaar liepen, Damo Boating meer had moeten stellen om tot erkenning van haar vordering te kunnen komen.
Slotsom
De grief slaagt niet en het vonnis waartegen beroep is ingesteld wordt bekrachtigd.
Damo Boating wordt als de partij die ongelijk krijgt in de proceskosten van de curator veroordeeld (1 punt/tarief II).
De beslissing
Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van
31 oktober 2018;
veroordeelt Damo Boating in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de curator vastgesteld op € 726,- voor verschotten en op € 1.114,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Tubben, J. Smit en M.W. Zandbergen en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken
op 13 april 2021.