In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 13 april 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die was opgelegd aan [X] BV door de Inspecteur van de Belastingdienst. De naheffingsaanslag, die oorspronkelijk was vastgesteld op € 4.204.974, was gebaseerd op het onderzoek van de Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD) naar de BPM-aangiften van belanghebbende. De Inspecteur stelde dat belanghebbende voor 452 auto’s te weinig BPM had voldaan. De rechtbank had eerder de naheffingsaanslag verminderd tot € 75.000, maar de Inspecteur ging in hoger beroep tegen deze uitspraak.
Tijdens de zittingen heeft het Hof de bewijsvoering van de Inspecteur beoordeeld, waarbij de Inspecteur gegevens over 452 auto’s had overgelegd. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur niet mocht extrapoleren op basis van steekproeven, maar dat hij wel voldoende bewijs had geleverd voor de naheffingsaanslag op basis van de specifieke auto’s. Uiteindelijk heeft het Hof de naheffingsaanslag verminderd tot € 1.802.560, waarbij het Hof de eerdere uitspraak van de rechtbank gedeeltelijk heeft vernietigd, behoudens de beslissingen omtrent immateriële schadevergoeding, griffierecht en proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen hebben de mogelijkheid om in cassatie te gaan.