ECLI:NL:GHARL:2021:3302

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
6 april 2021
Publicatiedatum
6 april 2021
Zaaknummer
200.286.472/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Executiegeschil over onterecht opgelegde dwangsommen en misbruik van recht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden is behandeld, gaat het om een executiegeschil tussen [appellant] en [geïntimeerden] c.s. [appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland, dat op 4 november 2020 is uitgesproken. De kern van de zaak betreft de verplichting van [geïntimeerden] c.s. om een overbouwing op het perceel van [appellant] te verwijderen. De overbouwing is het gevolg van een vakantiehuis dat door de voorgangers van [geïntimeerden] c.s. is gebouwd op een perceel dat zij van de gemeente Groningen huren. Dit vakantiehuis staat voor een groot deel op het naastgelegen perceel van [appellant].

Op 8 september 2020 heeft het hof [geïntimeerden] c.s. veroordeeld om het perceel van [appellant] te ontruimen en de overbouwing te verwijderen, met een gebruiksvergoeding van € 20,- per maand. De betaling van deze vergoeding is echter niet tijdig gedaan, wat heeft geleid tot een geschil over de executie van het arrest. [geïntimeerden] c.s. hebben aangevoerd dat [appellant] misbruik maakt van zijn recht op executie, omdat zij slechts enkele dagen te laat waren met de betaling van de gebruiksvergoeding.

Het hof heeft geoordeeld dat er sprake is van misbruik van bevoegdheid door [appellant]. De omstandigheden, waaronder de beperkte overlast die [appellant] ondervindt van de overbouwing en de korte vertraging in de betaling, zijn doorslaggevend voor deze conclusie. Het hof heeft het bestreden vonnis van de voorzieningenrechter bekrachtigd en [appellant] veroordeeld in de proceskosten van [geïntimeerden] c.s. in hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.286.472/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 201938)
arrest van 6 april 2021
in de zaak van
[appellant] ,
wonende te [A] ,
appellant,
hierna:
[appellant],
advocaat: mr. E. van Wolde, die kantoor houdt te Groningen,
tegen

1.[geïntimeerde1] ,

wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde1],
2. [geïntimeerde2] ,
wonende te [B] ,
hierna:
[geïntimeerde2],
geïntimeerden,
bij de rechtbank: eisers,
hierna gezamenlijk te noemen:
[geïntimeerden] c.s.,
advocaat: mr. A.C. Winter, die kantoor houdt te Groningen.
Het verloop van de procedure in hoger beroep
1.1
[appellant] heeft hoger beroep ingesteld tegen het vonnis dat de voorzieningenrechter van de rechtbank Noord-Nederland in Groningen op 4 november 2020 tussen partijen heeft uitgesproken. Het procesverloop in hoger beroep blijkt uit de dagvaarding met
memorie van grieven en de memorie van antwoord. Hierna hebben partijen het hof gevraagd arrest te wijzen.
Waar gaat deze zaak over?
1.2
Het draait in deze procedure om de verplichting van [geïntimeerden] c.s. een overbouwing op het perceel van [appellant] te verwijderen.
1.3
[geïntimeerden] c.s. huren een perceel van de gemeente Groningen. Hun voorgangers hebben daarop een vakantiehuis gebouwd dat [geïntimeerden] c.s. hebben gekocht. Dit vakantiehuis staat voor een groot deel op het naastgelegen perceel van [appellant] aan de [a-straat] (kadastraal bekend gemeente Groningen, sectie [Y] , nummer [000] ).
1.4
Op 8 september 2020 heeft het hof [geïntimeerden] c.s. veroordeeld het perceel van [appellant] te ontruimen en ontruimd te houden door de overbouwing te verwijderen en verwijderd te houden. Die veroordeling zou ingaan na verloop van 24 maanden na betekening van het arrest. Het hof heeft hieraan de voorwaarde verbonden dat [geïntimeerden] c.s. vanaf de betekening tot het moment van de feitelijke verwijdering een gebruiksvergoeding van € 20,- per maand betalen - bij vooruitbetaling en voor de eerste van de maand. Als [geïntimeerden] c.s. daarmee in gebreke zouden blijven, zou de veroordeling na 14 dagen vanaf een hernieuwde betekening direct ten uitvoer kunnen worden gelegd. Aan die veroordeling is een dwangsom verbonden van € 250,- per maand of gedeelte van een maand, met een maximum van € 10.000,-.
1.5
Het arrest is op 28 september 2020 betekend aan het adres van mr. Winter. Hierna is het een en ander misgegaan: het betekeningsexploot is uitgereikt aan een medewerkster van het advocatenkantoor, maar mr. Winter trof het pas op 2 oktober 2020 aan, na het verstrijken van de eerste betalingstermijn. Zij heeft [geïntimeerden] c.s. hierover nog dezelfde dag geïnformeerd, waarna de eerste gebruiksvergoeding op 3 oktober 2020 alsnog is betaald.
1.6
[appellant] heeft het arrest daarna opnieuw betekend. Volgens hem verbeuren [geïntimeerden] c.s. vanaf 14 dagen nadien dwangsommen zolang zij niet tot verwijdering zijn overgegaan.
1.7
Het verweer van [geïntimeerden] c.s. is, dat [appellant] misbruik maakt van zijn recht op executie. In dit kort geding hebben zij daarom gevorderd dat het [appellant] wordt verboden het arrest van 8 september 2020 verder ten uitvoer te leggen voor zover dat is gebaseerd op de te late betaling van de gebruiksvergoeding. De voorzieningenrechter heeft die vordering toegewezen. Het hoger beroep van [appellant] heeft de strekking dat die alsnog wordt afgewezen.
Het oordeel van het hof
1.8
Partijen zijn het erover eens dat een bevel tot staking van de executie in dit geval alleen kan worden gegeven als [geïntimeerden] c.s. bij de tenuitvoerlegging van het arrest van
8 september 2020 onevenredig hard in hun belang worden getroffen. Net als de rechtbank is het hof van oordeel dat van misbruik van bevoegdheid door [appellant] sprake is. Voor die conclusie zijn de volgende omstandigheden bepalend.
  • De overlast die [appellant] heeft van de overbouw op zijn grond is beperkt. Dat heeft het hof tot uitdrukking gebracht in de hoogte van de te betalen gebruiksvergoeding
  • Voor de betaling van de eerste termijn van die vergoeding heeft [appellant] [geïntimeerden] c.s. slechts enkele dagen de tijd gegund (tussen het moment van betekening op
28 en 31 september 2020)
 Door een misverstand op het kantoor van hun advocaat werden zij pas op
2 oktober 2020 van die betekening op de hoogte gesteld
 Zij hebben de gebruiksvergoeding over oktober 2020 daarna onmiddellijk, op
3 oktober 2020, betaald en waren uiteindelijk slechts enkele dagen te laat met die betaling
  • Er is van hun kant nooit sprake geweest van betalingsonwil. Zij zijn alleen in gebreke gebleven met de tijdige betaling van deze eerste termijn
  • Door de hierop gebaseerde executie zijn [geïntimeerden] c.s. een dwangsom aan [appellant] verschuldigd totdat zij tot verwijdering van de overbouw zijn overgegaan
  • Het hof is ervan uitgegaan dat hun voor die verwijdering een lange periode moet worden gegund. Daarbij heeft het hof rekening gehouden met het belang dat [appellant] heeft bij een spoedige ontruiming
  • Door de uiterst geringe vertraging in de betaling van de eerste termijn is [appellant] niet geschaad in een in redelijkheid te respecteren belang
De conclusie
1.9
Het hof zal het bestreden vonnis bekrachtigen en [appellant] ook in hoger beroep veroordelen in de proceskosten van [geïntimeerden] c.s. (tariefgroep II, 1 punt).

4.De beslissing

Het hof:
1. bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank
Noord-Nederland in Groningen van 4 november 2020;
2. veroordeelt [appellant] in de proceskosten van [geïntimeerden] c.s. in hoger beroep. Tot nu toe worden die vastgesteld op
  • € 332,- aan procedurele kosten (verschotten) en
  • € 1.114,- aan salaris.
3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
4. wijst af wat verder is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, J.H. Kuiper en J. Smit en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
6 april 2021.