In deze zaak gaat het om het hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 21 februari 2019, waarin de waarde van een agrarisch object voor het jaar 2018 door de heffingsambtenaar van de gemeente Nunspeet op € 182.000 was vastgesteld. Belanghebbende betwist deze waardevaststelling en stelt dat de cultuurgrondvrijstelling op alle grond van toepassing is, wat zou leiden tot een waarde van € 45.000. De heffingsambtenaar verdedigt de vastgestelde waarde en concludeert tot bevestiging van de uitspraak van de rechtbank.
De procedure heeft een complexe loop gekend, waarbij belanghebbende meerdere keren om uitstel van de zitting heeft verzocht vanwege ziekte. Het hof heeft deze verzoeken afgewezen, onder verwijzing naar de noodzaak om de zaak binnen een redelijke termijn af te handelen. Tijdens de zitting op 24 maart 2021 is belanghebbende niet verschenen, en het hof heeft de zaak op basis van de ingediende stukken beoordeeld.
Het hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak niet te hoog heeft vastgesteld en dat de cultuurgrondvrijstelling niet op alle grond van toepassing is. De taxatie door de heffingsambtenaar, die is gebaseerd op een taxatierapport van WOZ-taxateur [A], is door het hof als voldoende onderbouwd beschouwd. Het hof heeft geoordeeld dat de waarde van de onroerende zaak € 216.000 bedraagt, wat betekent dat de vastgestelde waarde van € 182.000 niet te hoog is. Het hoger beroep is ongegrond verklaard.