In deze zaak gaat het om een hoger beroep van een vrouw tegen een beschikking van de rechtbank Midden-Nederland, waarin de kinderalimentatie en de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden na de echtscheiding zijn vastgesteld. De vrouw, vertegenwoordigd door advocaat mr. J.H. Six-van der Werf, verzoekt het hof om de bestreden beschikking te vernietigen en een hogere kinderalimentatie vast te stellen, alsook om de huwelijkse voorwaarden anders te interpreteren. De man, vertegenwoordigd door advocaat mr. M. van Riet-Holst, verzet zich tegen deze verzoeken.
De rechtbank had eerder bepaald dat de man een bijdrage van € 164,- per kind per maand moest betalen, terwijl de vrouw een bedrag van € 500,- per kind per maand had verzocht. Het hof oordeelt dat de man voldoende inspanningen levert om werk te vinden en dat de kinderalimentatie moet worden vastgesteld op € 204,- per kind per maand, met een toekomstige indexering. Wat betreft de huwelijkse voorwaarden, stelt het hof vast dat de vrouw onvoldoende bewijs heeft geleverd voor haar stellingen dat de huwelijkse voorwaarden gewijzigd zouden moeten worden. Het hof bevestigt de eerdere beslissing van de rechtbank en bekrachtigt de afwikkeling van de huwelijkse voorwaarden zoals deze is vastgesteld.
De uitspraak is gedaan op 1 april 2021 door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, en de beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. De zaak betreft belangrijke juridische principes zoals de uitleg van huwelijkse voorwaarden en de berekening van kinderalimentatie, waarbij het Haviltex-criterium wordt toegepast.