Uitspraak
[appellante],
1.Rijkmans Tweelo Groep B.V.,
geïntimeerde,
Rijkmans,
Achmea,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.Waar gaat deze zaak over?
3.De vaststaande feiten
2.2. Beoogd partnerpensioen
Pensioenindicatie bij uw overlijden vóór uw pensioendatum
4.Het geschil en de beslissing in de procedure bij de kantonrechter
5.De vordering in hoger beroep
zijnde € 5.972,- bruto
€ 22.428,70bruto per jaar, levenslang aan haar uit te
zijnde € 4.485,74
6.De beoordeling van de grieven en de vordering
grief 1bestaat dus geen belang.
Grief 2slaagt dus, maar omdat het hier bij blijft (zoals hierna nog wordt gemotiveerd) leidt dat niet tot vernietiging van het vonnis van de kantonrechter omdat de vergissing zonder enig gevolg was voor de verdere beoordeling van de zaak.
Beoogd partnerpensioen’ en in artikel 2.3 over ‘
Beoogd wezenpensioen’. In de artikelen 3.3 en 3.4 wordt de hoogte van beide pensioenen omschreven. Ook daar staat telkens dat het gaat om het ‘
jaarlijks beoogde’ partner- respectievelijk wezenpensioen. In artikel 7 is blijkens het kopje daarvan geregeld de ‘
Veiligstelling van pensioenen’. In de eerste alinea van artikel 7 is vervolgens vermeld dat het pensioen is ‘
verzekerd bij de verzekeraar en wel door middel van een kapitaalverzekering’. Wat dat betekent wordt uitgelegd in de derde alinea: ‘
Op de pensioendatum(onderstreping: hof) treedt de kapitaalverzekering in de plaats van de beoogde pensioenen en is uitsluitend dit kapitaal bepalend voor de hoogte van de aan te kopen pensioenuitkeringen, zodat de deelnemer aan de hoogte van de beoogde pensioenen geen aanspraken kan ontlenen.’
aan de hoogte van de beoogde pensioenen” konden immers geen aanspraken worden ontleend. Nergens in de pensioenbrief staat dat het partner- en/of wezenpensioen is gegarandeerd. Ook staat daarin niet dat Rijkmans verplicht is een aanvullende risicoverzekering af te sluiten voor het partner- en wezenpensioen. Weliswaar staat ook in de pensioenbrief dat de grootte van het beoogd partnerpensioen 70% en van het beoogd wezenpensioen 14% van het jaarlijks ouderdomspensioen is, maar daarmee is slechts de procentuele aanspraak gegeven en niet een concreet, laat staan gegarandeerd, bedrag. Die procentuele aanspraak zou uitgangspunt zijn op het moment dat partner- en/of wezenpensioen zou(den) moeten worden uitgekeerd. De feitelijke hoogte van die uitkering zou in dat geval worden bepaald door wat met het dan beschikbare kapitaal aan partner- en/of wezenpensioen zou kunnen worden aangekocht.
Op de pensioendatum’ in de derde alinea van artikel 7 niet zien op het partner- en wezenpensioen. Dat staat er echter niet. Uitleg van het begrip ‘pensioendatum’ in die zin dat daarmee slechts bedoeld is de datum waarop verzekerde [B] bij in leven zijn aanspraak zou kunnen maken op ouderdomspensioen - want dat is wat [appellante] kennelijk verdedigt - past ook niet bij het vervolg van die derde alinea van artikel 7. Daarin wordt immers gesproken over de ‘
beoogde pensioenen’ (meervoud) en de ‘
aan te kopen pensioenuitkeringen’ (meervoud). Die uitleg past ook niet bij de reeds gedane vaststelling dat in de pensioenbrief niet slechts het ouderdomspensioen van [B] maar ook het partner- en wezenpensioen werden geregeld. De ‘
pensioendatum’ is dus de datum waarop aanspraak op ouderdoms-, partner- of wezenpensioen ontstaat.
inclusief 3% stijgingper jaar aan te kopen. Deze berekening is niet betwist. Wat er dus ook zij van de algemene stelling dat een indexatie van 3% per jaar niet past bij een kapitaalpolis, in dit concrete geval was die indexatie wel ingebouwd in de kapitaalpolis zoals die per
grieven 3 tot en met 5falen.
van jaar tot jaar ten minste het kapitaal, corresponderend met het dan tijdsevenredige deel van de streefregeling (dus inclusief eventuele backservice) en inclusief de daarop betrekking hebbende kosten, afgefinancierd” moet zijn.
grieven 6 en 7slagen niet.
De pensioenregeling was tot 01-01-2015 een zogenaamde streefregeling op de oude
toegezegd”) was. Dat woordgebruik (een vakterm in de pensioenwereld) was voor een leek als [appellante] mogelijk enigszins verwarrend maar is van onvoldoende gewicht om slechts op basis daarvan te kunnen aannemen dat toch, namelijk in afwijking van wat hiervoor al werd overwogen, (alsnog) een gegarandeerd uitkeringsresultaat op het niveau van het beoogd pensioen (is of) was toegezegd. Daarbij komt dat, zoals ook de kantonrechter heeft overwogen, een eventueel misverstand bij [appellante] moet zijn weggenomen door de e-mail van [D] van Meeùs kort daarna, te weten van 3 maart 2016. Daarin staat:
Volledigheidshalve: de premievrij gemaakte regeling betreft een beoogd pensioen op basis van een streefregeling.(…) Het betreft een streefregeling op basis van kapitaal met beoogd pensioen, het betreft geen uitkeringsovereenkomst.”
grieven 8 tot en met 11slagen niet.
Grief 12slaagt niet.
Grief 13slaagt niet.
grieven 14, 18, 20, 21 en 22falen.
1.4 Als de deelnemer overlijdt
Grief 17slaagt niet.
grieven 15, 16 en 19slagen niet.