Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.[appellant1] ,wonende te [woonplaats1] ,
[appellant2],
wonende te [woonplaats1] ,
[appellante3],
wonende te [woonplaats2] ,
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
.
“een onderneming dat bestemd is als bedrijfspand, uitgangscentrum waaronder een cafebar, discotheek, speelclub. Alsmede de bovenverdiepingen van de [adres1] en [adres2] te [woonplaats2] gevestigde appartementenkamerverhuurbedrijf” .Verder staat in het huurcontract dat de huurprijs € 1.800,00 per maand bedraagt.
In het huurcontract is verder vermeld:
“ten gevolge van afkeuring van het pand aan het [adres1] door de gemeente Winterswijk een verlaagde huurprijs betaald zal worden, deze ter compensatie van verbouwingskosten welke geheel voor rekening huurder komen.”Partijen zijn daarom een verlaagde huurprijs van € 1.200,00 per maand met ingang van 1 oktober 2004 overeengekomen. Verder is in het stuk vermeld: “
Huurder neemt kosten verbouwing op zich”.
- Tijdens het bezoek was het gebouw in de verbouwfase (…).
- Van de aangetroffen verbouwingen en werkzaamheden waren geen tekeningen of bouwvergunningen aanwezig.
- Hoewel het pand in zijn geheel niet zodanig onveilig is, dat er reden is voor een bewoningsverbod, is het pand niet overal bewoonbaar.(…)
- Na dossieronderzoek is gebleken dat veel van de reeds voltooide verbouwingen zonder vergunningen en zonder overleg met de afdeling Vergunningen van de gemeente Winterswijk zijn gebouwd en daardoor in strijd met artikel 40 van de Woningwet zijn. (…)
In het rapport is de eerste verdieping onderverdeeld in vier wooneenheden (“Wonen 1 tot en met 4”) en vijf logies (Logies 1 tot en met 5). De tweede verdieping is onderverdeeld in vijf wooneenheden (Wonen 5 tot en met 9). Ten aanzien van Wonen 1 is onder meer vermeld dat:
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
- winstderving verhuur vanaf april 2014 € 272.675,70
- verlies onderneming € 227.563,00
- rente p.m.
4.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Bij de beoordeling van deze grief stelt het hof voorop dat [appellanten] geen bezwaren heeft aangevoerd tegen de hoogte van de behaalde omzet en de kosten die [appellante3] had. Vast staat dus dat de winst van [appellante3] € 25.600,00 per jaar bedroeg.
[appellanten] neemt in deze grief tot uitgangspunt dat de door Imotep voorgestelde aanpassingen niet uitsluitend voor rekening van [appellante3] komen. [appellanten] stelt daarbij dat de aan [appellante3] gegeven huurkorting van € 600,00 was gebaseerd op de gebreken aan het gehuurde, omdat een huurder op grond van het Besluit huurprijzen woonruimte” een vermindering van de huurprijs kan verlangen, totdat de gebreken zijn hersteld.
“De verhuurder (…) verder verschoond [is] van alle verplichtingen die op de voornoemde panden (…) rusten”.Het betekent ook dat [appellante3] en PK Holding op 26 september 2004 rechtsgeldig overeen konden komen dat [appellante3] , in ruil voor een huurprijsvermindering van € 600,00 per maand, de kosten van de verbouwing op zich zou nemen.
Het hof volgt [appellanten] niet in zijn voor het eerst bij memorie van grieven ingenomen stelling dat het hier zou gaan om een huurkorting op grond van het Besluit huurprijzen woonruimte. Die stelling sluit niet aan bij de tekst van de op 26 september 2004 getroffen regeling tussen [appellante3] en PK Holding en is voor het overige ook niet nader (met stukken) onderbouwd.
Het hof merkt daarbij op dat uit de bewoordingen van de afspraak van 26 september 2004 (“
overeengekomen wordt dat tengevolge van afkeuring van het pand”) volgt dat deze afspraak is gemaakt naar aanleiding van de aanschrijving op 30 augustus 2004 van Burgemeester en Wethouders van de gemeente tot toepassing van bestuursdwang vanwege een brandgevaarlijke situatie en strijd met voorschriften uit de Bouwverordening, het Bouwbesluit en de bepalingen van de Woningwet. [appellante3] heeft zich er dus uitdrukkelijk jegens de verhuurder mee akkoord verklaard dat zij de noodzakelijke investeringen zou betalen om het gehuurde te laten voldoen aan de gestelde eisen. Deze afspraak kan dan ook aan [appellante3] worden tegengeworpen.
Dit betekent dat ook het hof die kosten niet zal laten vergoeden door De Woonplaats.
Naar het oordeel van het hof doet het er echter ook niet toe hoe hoog die koopsom was, gelet op het volgende.