Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM -LEEUWARDEN
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof: 200.289.791
(insolventienummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen: C/05/18/278 R)
1.De procedure bij de rechtbank
Uit het daarvan opgemaakte verkort proces-verbaal blijkt dat [appellant] tijdens zijn regeling een nieuwe schuld aan de gemeente heeft laten ontstaan van € 1.646,23 en dat sprake is van nog door de bewindvoerder te berekenen achterstanden in de boedelafdrachten. Verder staat in dit proces-verbaal dat [appellant] zodra het bedrag van de boedelachterstand bekend is, in overleg met de bewindvoerder, voor de nieuwe schuld en de achterstand in boedelafdrachten een aflossingsplan zal indienen, dat door de rechter-commissaris moet worden goedgekeurd.
2.De procedure in hoger beroep
2.3 De mondelinge behandeling heeft plaatsgevonden op 22 maart 2021. Hierbij is [appellant] verschenen in persoon, bijgestaan door mr. Broekhuizen. Ook de bewindvoerder is verschenen.
3.De motivering van de beslissing in hoger beroep
Hierbij doelt de rechtbank op:
(i.) het niet voldoende nakomen van de informatieverplichting,
(ii.) het niet voldoende nakomen van de sollicitatieverplichting,
(iii.) het toerekenbaar laten ontstaan van een boedelachterstand van € 1.587,37 en
(iv.) op het feit dat aanzienlijke nieuwe schulden zijn ontstaan bij de belastingdienst en de gemeente Apeldoorn, die niet voor het einde van de schuldsaneringsregeling kunnen worden afgelost.
Illustratief voor de eigenhandige manier waarop [appellant] zich in zijn regeling gedraagt is dat de bewindvoerder onweersproken ter zitting in hoger beroep heeft verklaard dat zij van [appellant] geen belastinggegevens ontvangt en dat zij dus ook niet is ingelicht over een door hem ontvangen (en op een later moment door hem na overleg met de belastingdienst weer aan de belastingdienst teruggestorte) belastingteruggave over 2019 van € 831. De bewindvoerder is hierover op geen enkel moment door [appellant] geraadpleegd. Verder is veelzeggend dat de bewindvoerder door [appellant] niet (rechtstreeks) op de hoogte is gebracht van de beëindiging van zijn (nul uren) contract bij Beter Duurzaam B.V. Zij kwam hier pas achter door de sollicitaties die zij op een zeker moment van [appellant] ontving.
Indien [appellant] de regels van de schuldsanering niet (voldoende) begrijpt, ligt het op zijn weg daarvoor adequate hulp in te roepen, bijvoorbeeld door beschermingsbewind te aanvaarden.
Hoewel hij door zowel de bewindvoerder als de rechter-commissaris op deze mogelijkheid is gewezen, heeft [appellant] om onduidelijke redenen daarvan afgezien. Ook ter zitting in hoger beroep is desgevraagd niet gebleken dat [appellant] inmiddels een aanvraag tot beschermings-bewind in gang heeft gezet.
Dat de persoonlijke situatie van [appellant] (zijn moeder overleed op 21 maart 2020 aan de gevolgen van Corona en zijn tante op 7 december 2020) van invloed zal zijn geweest op de wijze waarop [appellant] met zijn verplichtingen in het wettelijk schuldsaneringstraject is omgegaan, neemt het hof aan, maar dat betekent niet dat het niet-nakomen van die verplichtingen gedurende vrijwel de gehele regeling buiten beschouwing moet blijven.
Ook de stelling van [appellant] dat hij tijdens de aan het vonnis van 4 februari 2021 voorafgegane zitting op 21 januari 2021 had begrepen dat zijn schuldsaneringsregeling beëindigd zou worden en dat hij zich vanaf dat moment niet meer aan zijn verplichtingen hoefde te houden, kan hem niet baten, omdat [appellant] verreweg de meeste steken in zijn regeling voor de genoemde zitting heeft laten vallen.
4. De beslissing