Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop in hoger beroep
- de akte van de man;
- de antwoordakte van de vrouw.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een geschil tussen een man en een vrouw over de verdeling van pensioenaanspraken na hun echtscheiding. De man, appellant in het principaal hoger beroep, had zijn hoger beroep ingetrokken, waardoor alleen het incidenteel hoger beroep van de vrouw ter beoordeling lag. De kern van het geschil betrof de vraag of de pensioenregeling van de man een beschikbare-premieregeling of een gegarandeerde uitkering betrof. De vrouw stelde dat zij recht had op de helft van het opgebouwde ouderdomspensioen, terwijl de man betoogde dat het ging om een beschikbare-premieregeling.
Het hof oordeelde dat de man niet had aangetoond dat de regeling een gegarandeerde uitkering betrof. De bewijsstukken die de man had overgelegd, wezen op een beschikbare-premieregeling. Het hof benadrukte dat de uitleg van de overeenkomst aan de hand van de Haviltex-maatstaf moest plaatsvinden, waarbij niet alleen de taalkundige uitleg van belang was, maar ook de redelijke verwachtingen van partijen. De man had de nodige stukken overgelegd, maar deze gaven nog steeds geen volledig eenduidig beeld van de pensioenregeling.
Uiteindelijk concludeerde het hof dat de vrouw ten onrechte meende recht te hebben op een deel van de aanspraken op basis van een gegarandeerde uitkering. Het hof verklaarde de man niet-ontvankelijk in zijn hoger beroep en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank Gelderland, waarbij de kosten van de procedure werden gecompenseerd. Dit arrest werd uitgesproken op 23 maart 2021.