ECLI:NL:GHARL:2021:268

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
12 januari 2021
Zaaknummer
200.275.957
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Tussenbeschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenbeschikking opheffing bewind en aanhouding voor zelfstandigheidstraject

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 12 januari 2021 een tussenbeschikking gegeven in hoger beroep betreffende de opheffing van een bewind. De verzoeker, die in hoger beroep is gegaan, heeft verzocht om het bewind op te heffen dat op 30 maart 2017 was ingesteld door de kantonrechter. De kantonrechter had eerder, in een beschikking van 19 december 2019, het verzoek van de verzoeker om opheffing van het bewind afgewezen. De verzoeker is van mening dat het bewind niet langer nodig is en heeft aangegeven dat hij eventueel naar budgetbeheer van de gemeente Utrecht wil gaan. De verweerder, een B.V. die als opvolgend bewindvoerder is aangesteld, is van mening dat het bewind moet blijven bestaan.

Tijdens de zitting op 1 december 2020 is er gesproken over de noodzaak van een zelfstandigheidstraject, dat kan helpen om te bepalen of het bewind kan worden opgeheven. De advocaat van de verweerder heeft aangegeven dat de verzoeker nog niet klaar is voor dit traject, omdat hij vaak om extra geld vraagt en het onduidelijk is of hij zijn geld verstandig uitgeeft. Het hof heeft geconcludeerd dat er nog niet genoeg informatie is om te beslissen over de opheffing van het bewind en heeft besloten om een zelfstandigheidstraject te starten. Het hof wil de resultaten van dit traject afwachten voordat er een definitieve beslissing wordt genomen over de opheffing van het bewind.

De beslissing van het hof houdt in dat de zaak pro forma wordt aangehouden tot 1 juli 2021, waarbij partijen worden verzocht om uiterlijk op 17 juni 2021 schriftelijk te rapporteren over de voortgang van het zelfstandigheidstraject. Het hof heeft ook verzocht om de beschikking van de kantonrechter van 30 maart 2017 en het verzoek waarop in die beschikking is beslist, te overleggen. De beschikking is uitgesproken in het openbaar, met de griffier aanwezig.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.275.957
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 7787189)
beschikking van 12 januari 2021
in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep,
verder te noemen: [verzoeker] ,
advocaat: mr. T.C. Cooman te Utrecht,
en
[verweerder] B.V.,
gevestigd te [B] ,
als opvolgend bewindvoerder na ontslag van
[C] h.o.d.n. [D],
verweerder in hoger beroep,
verder te noemen: [verweerder] ,
advocaat: mr. M.J. Drost te Leusden.
Bij deze zaak zijn verder belanghebbenden:
[belanghebbende1],
wonende te [A] ,
[belanghebbende2],
wonende te [A] ,
[belanghebbende3],
wonende te [A] ,
[belanghebbende4],
wonende te [A] ,
[belanghebbende5],
wonende te [A] ,
[belanghebbende6],
wonende te [A] ,
[belanghebbende7],
wonende te [A] ,
[belanghebbende8],
wonende te [A] ,
en
[belanghebbende9],
wonende te [A] .

1.De rechtszaak bij de kantonrechter

In de beschikking van de kantonrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht, van 19 december 2019 staat wat er in de rechtszaak bij de kantonrechter is gebeurd.

2.De rechtszaak bij het hof

2.1
In het dossier van het hof zitten de volgende stukken:
  • het beroepschrift met bijlagen, ontvangen op 17 maart 2020;
  • het verweerschrift met bijlagen;
  • een journaalbericht (formulier) van mr. Drost van 12 oktober 2020 met een bijlage.
2.2
De zitting was op 1 december 2020. Bij de zitting waren [verzoeker] en zijn advocaat aanwezig en namens [verweerder] mevrouw [E] , werkzaam bij [verweerder] , en de advocaat van [verweerder] .

3.De feiten

3.1
Op 30 maart 2017 heeft de kantonrechter een bewind ingesteld over de goederen die [verzoeker] toebehoren of zullen toebehoren en [C] h.o.d.n. Budget Assistance, (hierna: [C] ) tot bewindvoerder benoemd.
3.2
Na de beschikking van de kantonrechter van 19 december 2019 heeft [C] haar praktijk beëindigd. Daarom heeft de kantonrechter [C] op 15 september 2020 ontslagen als bewindvoerder en [verweerder] benoemd tot opvolgend bewindvoerder.

4.Waar het nu over gaat

4.1
[verzoeker] heeft de kantonrechter gevraagd om het bewind op te heffen. In de beschikking van 19 december 2019 heeft de kantonrechter dat verzoek van [verzoeker] afgewezen.
4.2
[verzoeker] is het niet eens met de beschikking van 19 december 2019 en is in hoger beroep gegaan. [verzoeker] wil dat het hof het bewind alsnog opheft, eventueel met als voorwaarde dat [verzoeker] naar budgetbeheer van de gemeente Utrecht gaat.
4.3
[verweerder] vindt dat het bewind moet blijven bestaan.

5.De redenen voor de beslissing van het hof

5.1
De kantonrechter kan een bewind opheffen als dat bewind niet meer nodig is of als dat bewind geen zin meer heeft. Dat staat in artikel 1:449 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek.
5.2
Het hof vindt dat er nu nog niet genoeg informatie is om te kunnen beslissen of het bewind kan worden opgeheven. Tijdens de zitting heeft mevrouw [E] gezegd dat er normaal gesproken een zogenoemd zelfstandigheidstraject start om te kijken of het bewind kan stoppen omdat iemand weer zelf zijn of haar geldzaken kan regelen. Volgens mevrouw [E] is [verzoeker] nog niet toe aan zo’n zelfstandigheidstraject. [verzoeker] vraagt vaak om extra geld en mevrouw [E] kan niet zien of [verzoeker] zijn (extra) geld verstandig uitgeeft, omdat hij veel contant betaalt. Het hof vindt het toch nodig dat een zelfstandigheidstraject wordt gestart. De schulden die er waren zijn afbetaald en voor [verzoeker] is het heel belangrijk dat het bewind eindigt. Het hof vindt dat [verzoeker] de kans moet krijgen om te laten zien dat het bewind niet meer nodig is. Dat is voor het hof nu nog niet duidelijk en een zelfstandigheidstraject kan die duidelijkheid wel geven. Het hof zal daarom nu nog geen beslissing nemen over het opheffen van het bewind, maar eerst het zelfstandigheidstraject afwachten. Het is aan [verzoeker] om die kans te grijpen en aan het hof te laten zien dat hij zijn geldzaken (met hulp van budgetbeheer) zelf kan regelen.
5.3
Het hof wil van [verzoeker] en van [verweerder] horen hoe het zelfstandigheidstraject is gegaan. Het hof wil ook nog de beschikking van de kantonrechter van 30 maart 2017 en het verzoek waarop in die beschikking is beslist, ontvangen. Het hof zal daarna pas verder beslissen.

6.De beslissing

Het hof beslist in hoger beroep het volgende:
houdt de zaak pro forma aan tot
1 juli 2021;
verzoekt [verzoeker] en [verweerder] uiterlijk op
17 juni 2021:
  • schriftelijk aan het hof te laten weten hoe het te starten zelfstandigheidstraject is gegaan;
  • de verhinderdata van partijen en eventueel van de betrokken medewerkers van het [F] voor drie maanden door te geven;
  • de beschikking van de kantonrechter van 30 maart 2017 en het verzoek waarop in die beschikking is beslist over te leggen;
bepaalt dat vervolgens een nieuwe zitting zal worden gepland en dat de behandeling van de zaak tijdens die zitting zal worden voortgezet;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H.F. van Vugt, H. Phaff en C.F.L.A. van der Vegt-Boshouwers, bijgestaan door mr. H. Bouhuys als griffier, en is op 12 januari 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.