In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, is op 12 januari 2021 een tussenbeschikking gegeven in hoger beroep betreffende de opheffing van een bewind. De verzoeker, die in hoger beroep is gegaan, heeft verzocht om het bewind op te heffen dat op 30 maart 2017 was ingesteld door de kantonrechter. De kantonrechter had eerder, in een beschikking van 19 december 2019, het verzoek van de verzoeker om opheffing van het bewind afgewezen. De verzoeker is van mening dat het bewind niet langer nodig is en heeft aangegeven dat hij eventueel naar budgetbeheer van de gemeente Utrecht wil gaan. De verweerder, een B.V. die als opvolgend bewindvoerder is aangesteld, is van mening dat het bewind moet blijven bestaan.
Tijdens de zitting op 1 december 2020 is er gesproken over de noodzaak van een zelfstandigheidstraject, dat kan helpen om te bepalen of het bewind kan worden opgeheven. De advocaat van de verweerder heeft aangegeven dat de verzoeker nog niet klaar is voor dit traject, omdat hij vaak om extra geld vraagt en het onduidelijk is of hij zijn geld verstandig uitgeeft. Het hof heeft geconcludeerd dat er nog niet genoeg informatie is om te beslissen over de opheffing van het bewind en heeft besloten om een zelfstandigheidstraject te starten. Het hof wil de resultaten van dit traject afwachten voordat er een definitieve beslissing wordt genomen over de opheffing van het bewind.
De beslissing van het hof houdt in dat de zaak pro forma wordt aangehouden tot 1 juli 2021, waarbij partijen worden verzocht om uiterlijk op 17 juni 2021 schriftelijk te rapporteren over de voortgang van het zelfstandigheidstraject. Het hof heeft ook verzocht om de beschikking van de kantonrechter van 30 maart 2017 en het verzoek waarop in die beschikking is beslist, te overleggen. De beschikking is uitgesproken in het openbaar, met de griffier aanwezig.