In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, ging het om een geschil tussen buren over de eigendom van een strook grond. De appellant, wonende aan de [a-straat] 224, had in eerste aanleg verloren van de geïntimeerden, die sinds 1979 eigenaar zijn van de naastgelegen woning aan de [a-straat] 223. De appellant stelde dat de erfgrens tussen de percelen moest worden vastgesteld op basis van de kadastrale grens, terwijl de geïntimeerden claimden dat zij door verjaring eigenaar waren geworden van de strook grond die in gebruik was bij hen. Het hof oordeelde dat de geïntimeerden zich de strook grond niet doelbewust hadden toegeëigend en dat zij door verjaring eigenaar waren geworden van de grond. Het hof bekrachtigde de eerdere vonnissen van de rechtbank, die de vorderingen van de geïntimeerden had toegewezen en de vorderingen van de appellant had afgewezen. De uitspraak benadrukt de vereisten voor verkrijgende verjaring en de rol van bezit in dit proces. De appellant werd veroordeeld in de proceskosten van het hoger beroep.