ECLI:NL:GHARL:2021:239

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
12 januari 2021
Publicatiedatum
12 januari 2021
Zaaknummer
20/00245
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Belastingrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake aansprakelijkstelling voor belastingschulden en ontvankelijkheid beroep

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van belanghebbende, [X] [Z], tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 16 december 2019, waarin het beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk werd verklaard. De rechtbank oordeelde dat het beroepschrift niet tijdig was ingediend, omdat er geen leesbaar poststempel op de enveloppe was geplaatst. Belanghebbende had bezwaar gemaakt tegen de aansprakelijkstelling voor belastingaanslagen die de vennootschap onder firma [A] onbetaald had gelaten. De ontvanger, Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden, had het bezwaar ongegrond verklaard. Tijdens de digitale zitting op 1 december 2020 heeft belanghebbende nadere stukken ingediend, maar het Hof oordeelt dat hij niet heeft aangetoond dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd. Het Hof concludeert dat de rechtbank terecht het beroep niet-ontvankelijk heeft verklaard, omdat belanghebbende niet heeft voldaan aan de bewijslast voor tijdige terpostbezorging. De uitspraak van de rechtbank wordt bevestigd en het hoger beroep wordt ongegrond verklaard. Er wordt geen griffierecht of proceskostenvergoeding toegewezen.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM - LEEUWARDEN

locatie Leeuwarden
nummer 20/00245
uitspraakdatum: 12 januari 2021
Uitspraak van de eerste meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
[X]te
[Z](hierna: belanghebbende)
tegen de uitspraak van de rechtbank Noord-Nederland van 16 december 2019, nummer LEE 19/1958, in het geding tussen belanghebbende en
de
ontvangervan de
Belastingdienst/Kantoor Leeuwarden(hierna: de Ontvanger)

1.Ontstaan en loop van het geding

1.1.
Bij beschikking is belanghebbende aansprakelijk gesteld voor belastingaanslagen die de vennootschap onder firma [A] onbetaald had gelaten (hierna: de beschikking).
1.2.
De Ontvanger heeft bij uitspraak op bezwaar het bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
Belanghebbende is tegen die uitspraak in beroep gekomen bij de rechtbank Noord-Nederland (hierna: de Rechtbank). De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard.
1.4.
Belanghebbende heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. De Ontvanger heeft verweer gevoerd.
1.5.
Belanghebbende heeft voor de zitting nadere stukken ingediend.
1.6.
Het onderzoek ter digitale zitting heeft plaatsgevonden op 1 december 2020. Van de zitting is een proces-verbaal opgemaakt, dat aan deze uitspraak is gehecht.

2.Vaststaande feiten

2.1.
De Ontvanger heeft bij uitspraak op bezwaar van 1 april 2019 de beschikking gehandhaafd.
2.2.
Belanghebbende heeft bij brief van 12 mei 2019 beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar. Dit beroepschrift is door de Rechtbank op 20 mei 2019 ontvangen. Op de enveloppe, die tot de gedingstukken behoort en waarvan een afschrift is gehecht aan het proces-verbaal, is geen leesbaar poststempel geplaatst.
2.3.
De Rechtbank heeft het beroep niet-ontvankelijk verklaard, omdat zij niet aannemelijk acht dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd.

3.Geschil

In geschil is of de Rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.

4.Beoordeling van het geschil

4.1.
De dagtekening van de uitspraak op bezwaar is (maandag) 1 april 2019. Er is geen aanleiding om aan te nemen dat het geschrift na die datum is verzonden. De termijn voor het indienen van een beroepschrift is daarmee aangevangen op (dinsdag) 2 april 2019. Maandag 13 mei 2019 was derhalve de laatste dag waarop tijdig beroep kon worden ingesteld.
4.2.
Nu het beroepschrift op 20 mei 2019, derhalve binnen een week na afloop van de beroepstermijn, is ontvangen, is het beroepschrift tijdig ingediend indien het voor het einde van de termijn ter post is bezorgd (artikel 6:9, tweede lid, van de Algemene wet bestuursrecht).
4.3.
In een geval als het onderhavige, waarin geen leesbaar poststempel op de enveloppe is geplaatst, moet worden aangenomen dat het beroepschrift tijdig ter post is bezorgd indien het op de eerste of tweede werkdag na het einde van de beroepstermijn is ontvangen, tenzij het tegendeel komt vast te staan (vgl. HR 14 oktober 2011, nr. 11/01261, ECLI:NL:HR:2011:BT7470). Nu in dit geval het beroepschrift meer dan twee werkdagen na afloop van de beroepstermijn is ontvangen, kan deze regel niet worden toegepast.
4.4.
Het ligt op de weg van belanghebbende om de tijdige terpostbezorging aannemelijk te maken. Daarin is hij naar het oordeel van het Hof niet geslaagd. De enkele verklaring dat hij het beroepschrift tijdig op de post heeft gedaan, is daarvoor, zonder nadere bewijsvoering, onvoldoende. De stelling van belanghebbende dat de postbezorging in het dorp niet altijd betrouwbaar is en dat je als particulier mag verwachten dat de post op tijd wordt bezorgd, levert geen bewijs op voor de tijdige terpostbezorging.
4.5.
Belanghebbende heeft met hetgeen hij naar voren heeft gebracht evenmin omstandigheden aangevoerd op grond waarvan de termijnoverschrijding verschoonbaar moet worden geacht.
4.6.
Op grond van het voorgaande is het Hof van oordeel dat de Rechtbank het beroep terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
SlotsomOp grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.

5.Griffierecht en proceskosten

Het Hof ziet geen aanleiding voor vergoeding van het griffierecht of een veroordeling in de proceskosten.

6.Beslissing

Het Hof bevestigt de uitspraak van de Rechtbank.
Deze uitspraak is gedaan door mr. G.B.A. Brummer, voorzitter, mr. J.W. baron van Knobelsdorff en mr. R.F.C. Spek, in tegenwoordigheid van mr. K. de Jong-Braaksma als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 12 januari 2021.
De voorzitter,
De griffier is verhinderd de uitspraak
te ondertekenen.
(G.B.A. Brummer)
Afschriften zijn aangetekend per post verzonden op 12 januari 2021.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij
de Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raadwww.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aan
de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), postbus 20303, 2500 EH Den Haag.Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie
www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:
1. bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;
2 - ( alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;
3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. de dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.