Uitspraak
Masjid EI Fath,
1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
3.Het geschil en de beoordeling
als lid. Verder staat in de vso dat [appellant]
ter zake van het geschil dat ten grondslag lag aan de in de preambule genoemde gerechtelijke proceduresaf ziet van alle mogelijke verdere acties, zowel gerechtelijk als buitengerechtelijk. Ook dat verwijst naar het vonnis van de rechtbank Utrecht d.d. 30 december 2009 en daarmee naar het geschil over de ontzetting uit het lidmaatschap. In dat geschil was niet aan de orde de toegang tot de moskee als zodanig, los van het lidmaatschap. El Fath heeft onvoldoende onderbouwd dat de vso (met toepassing van de Haviltexmaatstaf) toch op die manier moet worden uitgelegd. Het enkele gegeven dat [appellant] de moskee na totstandkoming van de vso een aantal jaren niet heeft bezocht is daartoe onvoldoende.
1. De vereniging heeft ten doel de behartiging van de religieuze belangen van Marokkaanse moslems in Amersfoort en omgeving.
- in 2008 is [appellant] met een zeer ruime meerderheid door de algemene ledenvergadering van El Fath geroyeerd als lid van de vereniging. Daaraan lag ten grondslag, samengevat, dat [appellant] zich herhaaldelijk intimiderend en bedreigend heeft gedragen en daarmee heeft gehandeld in strijd met het interne reglement;
- de rechtbank heeft, marginaal toetsend, dit besluit niet vernietigd;
- [appellant] heeft het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank ingetrokken;
- daarna is [appellant] jarenlang niet in de moskee gekomen;
- een onaangekondigd bezoek van [appellant] aan de moskee heeft volgens het bestuur tot consternatie geleid waaruit volgens het bestuur blijkt dat de spanningen rondom de persoon van [appellant] nog niet zijn weggeëbd;
- het bestuur heeft als taak de orde en rust in de moskee in het belang van alle bezoekers te bewaken en vreest opnieuw onrust en onveiligheid;
- niet gebleken is dat [appellant] spijt heeft betuigd voor de gedragingen die ten grondslag liggen aan zijn royement als lid. Hij stelt wel een excuusbrief te hebben verzonden, maar El Fath heeft dat betwist en [appellant] heeft (in strijd met artikel 85 Rv) de brief niet in het geding gebracht;
- ter zitting van het hof (pleidooizitting) heeft [appellant] wel spijt betuigd maar op de vraag waarvoor hij dan spijt betuigde werd ontwijkend geantwoord in die zin dat hij niet aangaf in te zien dat hij destijds verkeerd heeft gehandeld en waaruit dat verkeerde handelen dan bestond.
4.De slotsom
5.De beslissing
mr. I.S.J. Houben, ondertekend door de rolraadsheer en in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 9 maart 2021.