In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 maart 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van Stichting [X] tegen de uitspraak van de rechtbank Midden-Nederland. De zaak betreft de waardevaststelling van een woonzorgcentrum gelegen aan de [a-straat] 100 te [A] voor het belastingjaar 2018, waarbij de heffingsambtenaar de waarde op € 4.800.000 heeft vastgesteld per waardepeildatum 1 januari 2017. De belanghebbende, eigenaar en gebruiker van het woonzorgcentrum, heeft bezwaar gemaakt tegen deze waardevaststelling en heeft in beroep bij de rechtbank de ongeldigverklaring van de beschikking en de aanslag bepleit. De rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld.
Het Hof heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de onroerende zaak te hoog heeft vastgesteld. De heffingsambtenaar heeft de waarde onderbouwd met een taxatierapport, maar het Hof oordeelt dat de heffingsambtenaar niet aannemelijk heeft gemaakt dat de waarde niet te hoog is. De belanghebbende heeft een lagere waarde van € 4.278.000 bepleit, die het Hof als aannemelijk heeft geoordeeld. Het Hof heeft de aanslag onroerendezaakbelasting dienovereenkomstig verminderd en de heffingsambtenaar veroordeeld in de proceskosten van de belanghebbende. De uitspraak van de rechtbank is vernietigd en het beroep van de belanghebbende is gegrond verklaard.