ECLI:NL:GHARL:2021:2035

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
3 maart 2021
Publicatiedatum
3 maart 2021
Zaaknummer
21-004498-18
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vervalsing van belastingaangiften door belastingadviseur met gevolgen voor meerdere cliënten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 3 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Overijssel. De verdachte, een belastingadviseur, werd beschuldigd van valsheid in geschrift en het opzettelijk beïnvloeden van getuigen. De verdachte had aangiften inkomstenbelasting ingediend voor zijn cliënten, waarbij hij kosten opvoerde die niet daadwerkelijk door hen waren gemaakt. Het hof oordeelde dat de verdachte onjuiste aangiften had gedaan, waarbij hij onterecht giften, zorg- en studiekosten in aftrek had gebracht. Het hof hield rekening met de valse aangiften van andere cliënten dan de vijf in de tenlastelegging genoemde belastingplichtigen. De rechtbank had eerder de verdachte veroordeeld tot een voorwaardelijke gevangenisstraf en een taakstraf, maar het hof vernietigde dit vonnis en legde een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van acht maanden, met een beroepsverbod voor het verzorgen van belastingaangiften voor derden voor vijf jaar. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan langdurige en veelvuldige belastingfraude, wat ernstige gevolgen had voor zijn cliënten, die vaak kwetsbare ouderen waren. De verdachte had jarenlang zijn eigen interpretatie van de belastingwetgeving gehanteerd, wat leidde tot forse navorderingen voor zijn cliënten. Het hof weegt de persoonlijke omstandigheden van de verdachte mee, maar oordeelt dat de ernst van de feiten een gevangenisstraf rechtvaardigt.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-004498-18
Uitspraak d.d.: 3 maart 2021
TEGENSPRAAK

Verkort arrest van de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof

Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Zwolle, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Overijssel van 30 juli 2018 met parketnummer 08-996012-16 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1950,
wonende te [woonplaats] .

Het hoger beroep

De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 6 november 2019 (regie) en 17 februari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsvrouw,
mr. M.M.A.J. Goris, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Verdachte is bij vonnis van de rechtbank Overijssel, zittingsplaats Zwolle, op 30 juli 2018
ter zake van onder meer valsheid in geschrift, veroordeeld tot een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf van twee maanden met een proeftijd van twee jaren en een taakstraf voor de duur van 180 uren, subsidiair drie maanden hechtenis, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere strafoplegging komt en daarom opnieuw rechtdoen.

Geldigheid van de dagvaarding

De rechtbank heeft overwogen dat de in de tenlastelegging onder feit 1 zowel primair als subsidiair opgenomen zinsnede ‘in ieder geval’ een uitbreiding van de ‘hierna te
noemen belastingplichtigen’ inhoudt, als gevolg waarvan niet meer duidelijk is waartegen de verdediging zich moet verweren. De rechtbank heeft de tenlastelegging dan ook partieel nietig verklaard voor wat betreft de telkens tussen gedachtestreepjes geplaatste woorden
‘in ieder geval’. In hoger beroep is dit oordeel van de rechtbank niet betwist. Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden tot dit oordeel is gekomen en zal, derhalve in navolging van de rechtbank, de tenlastelegging met betrekking tot bedoelde zinsnede partieel nietig zal verklaren.

Ontvankelijkheid van het hoger beroep

Het onder feit 2 tenlastegelegde betreft een impliciet cumulatieve tenlastelegging.
Verdachte is vrijgesproken van de onder feit 2 tenlastegelegde beïnvloeding van getuigen [getuige 1] en [getuige 2] . Gelet op hetgeen is bepaald in artikel 404, vijfde lid, van het Wetboek van Strafvordering staat voor de verdachte tegen deze beslissing geen hoger beroep open. Het door de officier van justitie ingestelde hoger beroep is, zo heeft de advocaat-generaal ter terechtzitting bij het hof verduidelijkt, niet tegen deze vrijspraken gericht. Het hof zal (ook) de officier van justitie daarom niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep, voor zover dat is gericht tegen deze partiële vrijspraak.

De tenlastelegging

Aan verdachte is, voor zover nog aan het oordeel van het hof onderworpen, tenlastegelegd dat:
1. primairhij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2011 tot en met

01 december 2015 in de gemeente(n) Oldenzaal en/of Almelo en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) aangiften inkomensheffing/inkomstenbelasting op naam van hierna te noemen belastingplichtigen over het jaar/de jaren 2010 tot en met 2014,

- (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachten (telkens) valselijk op de aangifte(n) inkomensheffing/inkomstenbelasting (op naam) van:
- [belastingplichtige 1] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en/of 2014, en/of
- [belastingplichtige 2] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en/of 2014, en/of
- [belastingplichtige 3] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en/of 2014, en/of
- [belastingplichtige 4] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en/of 2014, en/of
- [getuige 2] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en/of 2014,

(telkens) te hoge en/of onjuiste en/of fictieve kosten, zoals zorgkosten en/of studiekosten/scholingsuitgaven en/of giften als aftrekpost vermeld, zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;

ALTHANS, voor zover het vorenstaande onder 1 geen veroordeling mocht of zou kunnen
volgen,
subsidiair
terzake dat hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 januari 2011
tot en met 01 december 2015 in de gemeente(n) Oldenzaal en/of Almelo en/of
(elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen,
althans alleen, (telkens) opzettelijk bij de Belastingwet voorziene
aangifte(n) op naam van na te noemen belastingplichtigen, als bedoeld in de
Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de
inkomensheffing/inkomstenbelasting (op naam) van:
- [belastingplichtige 1] over de jaren 2010, 2011,2012, 2013 en/of 2014, en/of
- [belastingplichtige 2] over de jaren 2010, 2011,2012, 2013 en/of 2014, en/of
- [belastingplichtige 3] over de jaren 2010, 2011,2012, 2013 en/of 2014 en/of
- [belastingplichtige 4] over de jaren 2010, 2011,2012, 2013 en/of 2014, en/of
- [getuige 2] over de jaren 2010, 2011,2012, 2013 en/of 2014
onjuist en/of onvolledig heeft gedaan,
immers heeft/hebben verdachte en/of zijn medeverdachte(n) (telkens)
opzettelijk op die bij de Inspecteur der belastingen of de Belastingdienst te
Apeldoorn en/of Heerlen en/of (elders) in Nederland ingediende aangifte(s)
inkomensheffing/inkomstenbelasting over genoemd(e) jaar/jaren (telkens) een te
laag belastbaar bedrag, althans (telkens) een te laag bedrag aan belasting
opgegeven en/of te hoge en/of onjuiste en/of fictieve aftrekposten
(zorgkosten en/of studiekosten/scholingsuitgaven en/of giften) opgegeven,
terwijl dat feit (telkens) ertoe strekte dat te weinig belasting werd geheven;
2.hij op één of meer tijdstippen in of omstreeks de periode van 01 december 2017 tot en met 21 december 2017, in ieder geval in het vierde kwartaal van 2017, in de gemeente Almelo en/of (elders) in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk bij geschrift en/of afbeelding en/of op enigerlei (andere) wijze zich jegens:
- [belastingplichtige 4] ,

heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid en/of geweten ten overstaan van een rechter en/of ambtenaar een verklaring af te leggen, te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist en/of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door toen daar tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, aan die [belastingplichtige 4] diens verklaring afgelegd bij de Fiod en/of een -door hem, verdachte, opgesteld- document (met de titel) "Verweerschrift" en/of een begeleidend schrijven en/of enig (ander) document ter beschikking te stellen en/of (daarbij) een toelichting en/of uitleg te geven, ter beïnvloeding van en/of ten behoeve van (de voorbereiding van) een getuigenverhoor bij de rechter-commissaris te Almelo.

Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Overweging met betrekking tot het bewijs

Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weerlegd door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen. Daartoe overweegt het als volgt.
Feit 1
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat het onder feit 1 primair tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft betoogd dat verdachte dient te worden vrijgesproken. Zij heeft daartoe het volgende aangevoerd.
Verdachte heeft geen opzet gehad op het plegen van valsheid in geschrift. De rechtbank heeft onterecht overwogen dat verdachte verzonnen posten zou hebben verwerkt in de aangiften van cliënten. Dat is geenszins het geval: alle aftrekposten zijn opgevoerd aan de hand van de door de belastingplichtigen verstrekte informatie. Bovendien gaat het steeds om aftrekposten met betrekking tot zorgkosten, studiekosten en giften en verdachte heeft zich met betrekking tot die aftrekposten gebaseerd op wet, literatuur, vaknieuws en jurisprudentie. Aan deze aftrekposten ligt dus steeds een standpunt ten grondslag dat kan worden gebaseerd op een pleitbare uitleg van het fiscale recht. Cliënten hebben ook nimmer teruggekoppeld dat de opgevoerde kosten niet zouden kloppen.
De raadsvrouw heeft verder betoogd dat de bij de FIOD door de getuigen afgelegde verklaringen als onbetrouwbaar moeten worden aangemerkt omdat de FIOD intimiderend is opgetreden en hen gekleurde informatie heeft voorgehouden. Dientengevolge mogen die verklaringen niet tot het bewijs bijdragen. De bij de raadsheer-commissaris afgelegde getuigenverklaringen zijn eveneens onbetrouwbaar en menige uitlating van de getuigen bij de FIOD blijkt gewoon niet juist te zijn. De getuigen, die oud en kwetsbaar zijn, herinneren het zich niet goed, wat wel blijkt uit de door verdachte overgelegde ‘verweerschriften’.
Oordeel van het hof
Verdachte heeft onjuiste aangiften inkomstenbelasting ten behoeve van een groot aantal van zijn cliënten gedaan, met dien verstande dat er onterecht giften, zorg- en studiekosten in aftrek zijn gebracht. De FIOD heeft een zogenaamde blauwdruk (AMB-010) gemaakt van 4546 aangiften die in de tenlastegelegde periode door verdachte, zijn zoon en medeverdachte namens cliënten zijn ingediend. In de blauwdruk worden de kosten per post gebundeld en afgezet tegen landelijke kengetallen. Dan komen opmerkelijke verschillen naar voren. Zo worden er door verdachte veertig keer zo vaak scholingskosten opgevoerd als bij het landelijk gemiddelde. Zijn de verschillen met betrekking tot de zorgkosten nog in enige mate verklaarbaar door de gemiddeld hoge leeftijd van de cliënten, voor studiekosten geldt om diezelfde reden juist het tegendeel. De FIOD heeft ook een chikwadraattoets uitgevoerd op de ingediende posten. Zo’n toets geeft, kort gezegd, de voorkeur van de invuller weer voor bepaalde cijfers. Uit de toets bleek met 99,9 % zekerheid dat de cijfers waren gemanipuleerd. Uit ambtshandeling AMB-014 komt verder naar voren dat bepaalde specifieke bedragen in opmerkelijk veel aangiften werden opgevoerd, zoals een aftrekpost van € 395,-- voor afschrijving van een computer en € 110,-- voor schrijfgerei. De overeenkomsten in deze enorme hoeveelheid valse aangiften maakt ook dat de stelling van verdachte dat hij de aangiften invulde aan de hand van de van de belastingplichtigen verkregen informatie, ongeloofwaardig.
De in de tenlastelegging genoemde belastingplichtigen zijn niet alleen door de FIOD gehoord maar ook bij de rechter-commissaris respectievelijk de raadsheer-commissaris.
Die verklaringen blijken op grote lijnen overeen te komen. De getuigen hebben niet verklaard dat zij geïntimideerd zijn door de FIOD of anderszins onheus zijn bejegend. Het hof ziet geen reden om de verklaringen als onbetrouwbaar of ongeloofwaardig te beschouwen.
Verdachte heeft gesteld dat uit de verklaringen en zijn ‘verweerschriften’ blijkt dat hij zich steeds heeft gebaseerd op de kosten die zijn cliënten hadden opgegeven. Bij e-mailbericht van de 16 februari 2021 heeft het hof onder meer een ‘verweerschrift’ van verdachte ontvangen met betrekking tot de aangiften van getuige [belastingplichtige 1] . Bijgevoegd is onder meer een verklaring die volgens verdachte afkomstig is van de huisarts, maar dat blijkt op geen enkele wijze uit de overgelegde verklaring.
Verdachte heeft in het verweerschrift wel opgenomen:
“De door mij in aftrek genomen posten zijn altijd gebaseerd op het rechtvaardigheids-beginsel en het draagkrachtbeginsel.” Ter terechtzitting heeft verdachte op vragen van het hof waaruit zou blijken dat individueel verleende mantelzorg als gift kan worden afgetrokken, verklaard: “ik heb het maar als gift gezien, want ik kon het nergens anders kwijt en ik vind wel dat het een aftrekpost is.” Daarmee heeft verdachte de intenties waarmee hij aangiften invulde voldoende verwoord: niet volgens de wet, de jurisprudentie of de toelichting bij de aangiftebiljetten, maar geheel naar eigen inzicht. Daarmee heeft hij tenminste bewust de zeer aanmerkelijke kans aanvaard dat hij de aangiften valselijk opmaakte.
Dat weerlegt ook dat verdachte – naar objectieve maatstaven gemeten – redelijkerwijs kon en mocht menen dat zijn uitleg en daarmee de door hem opgemaakte aangiften juist waren en zijn beroep op een pleitbaar standpunt gehonoreerd zou moeten worden.
Zo heeft verdachte in zijn verweerschriften gesteld dat als iemand vrijwilligerswerk heeft gedaan, er (het hof begrijpt: min of meer automatisch) een gift mag worden aangenomen als de belastingplichtige geen vergoeding heeft gekregen. Daarbij gaat hij voorbij aan de voorwaarden die -ook in de door verdachte aangegeven jurisprudentie- worden gesteld om de niet ontvangen vergoeding als gift aan te mogen merken. Ook het bij vele belastingplichtigen jaarlijks toepassen van een forfaitaire afschrijving van een computer, berust op de eigen visie van verdachte over de belastingregelgeving. Die visie van verdachte betreft dus bovendien verschillende aftrekposten zodat niet kan worden gesteld dat verdachte zou dwalen met betrekking tot een specifiek voor alternatieve interpretatie vatbaar geschilpunt. Het hof verwerpt de verweren.
Feit 2
Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd dat het onder feit 2 tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft bepleit dat verdachte vrijgesproken zal worden van de onder feit 2 tenlastegelegde beïnvloeding van getuige [belastingplichtige 4] . Het verwijt berust op een misverstand. Verdachte kent de gang van zaken bij civiele en bestuursrechtelijke procedures, waarin het gebruikelijk is de stukken met de wederpartij te delen. De dynamiek van een strafrechtelijke procedure was hem niet bekend. Hij heeft de getuige ook niet bedreigd of geïntimideerd.
Oordeel van het hof
Strafbaarheid op grond van artikel 285a van het Wetboek van Strafrecht vergt geen intimidatie of bedreiging van een getuige en evenmin hoeft vast te staan dat de getuige daadwerkelijk is beïnvloed door de handelingen van de verdachte. Verdachte heeft een
e-mail aan de getuige, waarvan hij wist dat deze op korte termijn door de rechter-commissaris zou worden gehoord, gezonden met als bijlage onder andere een ‘verweerschrift’. Uit de inhoud van het e-mailbericht en de bijlagen blijkt dat verdachte meent dat de FIOD de getuige tijdens diens verhoor heeft geïntimideerd (kopschuw gemaakt) en dat die verklaring daardoor niet op waarheid zou berusten. ‘Ter ondersteuning’ is zijn eerdere verklaring bijgevoegd en door middel van het verweerschrift van commentaar voorzien.
Het hof is van oordeel dat het toezenden van deze stukken onder het bereik van de delictsomschrijving valt en bedoeld was om de verklaring van de getuige bij de rechter-commissaris te beïnvloeden.
Het hof verwerpt het verweer.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarbij de inhoud van elk bewijsmiddel -ook in onderdelen- slechts wordt gebezigd tot het bewijs van dat tenlastegelegde feit waarop het blijkens de inhoud kennelijk betrekking heeft, en waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het onder 1 primair en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande, dat:
1.primair
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 01 januari 2011 tot en met 01 december 2015 in
de gemeente(n) Oldenzaal en/of Almelo en/of (elders) inNederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) aangiften inkomensheffing/inkomstenbelasting op naam van hierna te noemen belastingplichtigen over
het jaar/de jaren 2010 tot en met 2014, - (elk) zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - valselijk heeft opgemaakt of vervalst, immers heeft
/hebbenverdachte
en/of zijn medeverdachten(telkens) valselijk op de aangifte
(n
)inkomensheffing/inkomstenbelasting
(op naam
)van:
- [belastingplichtige 1] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en
/of2014, en
/of
- [belastingplichtige 2] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en
/of2014, en
/of
- [belastingplichtige 3] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en
/of2014, en
/of
- [belastingplichtige 4] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en
/of2014, en
/of
- [getuige 2] over de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en
/of2014,
(telkens) te hoge en/of onjuiste en/of fictieve kosten, zoals zorgkosten en/of studiekosten/scholingsuitgaven en/of giften als aftrekpost vermeld, zulks (telkens) met het oogmerk om die
/datgeschrift
(en
)als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
2.
hij
op één of meer tijdstippenin
of omstreeksde periode van 01 december 2017 tot en met 21 december 2017,
in ieder geval in het vierde kwartaal van 2017, in de gemeente Almelo en/of (elders)in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens)opzettelijk bij geschrift
en/of afbeelding en/of op enigerlei (andere) wijzezich jegens:
- [belastingplichtige 4] heeft geuit, kennelijk om diens vrijheid om naar waarheid en/of geweten ten overstaan van een rechter
en/of ambtenaareen verklaring af te leggen, te beïnvloeden, terwijl hij, verdachte, wist en/of ernstige reden had te vermoeden dat die verklaring zou worden afgelegd, door toen daar
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,aan die [belastingplichtige 4] diens verklaring afgelegd bij de Fiod en
/ofeen -door hem, verdachte, opgesteld- document
(met de titel
)"Verweerschrift" en
/ofeen begeleidend schrijven en
/ofenig (ander) document ter beschikking te stellen en/of (daarbij) een toelichting en/of uitleg te geven, ter beïnvloeding van en/of ten behoeve van (de voorbereiding van) een getuigenverhoor bij de rechter-commissaris te Almelo;
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het onder 1 primair bewezenverklaarde levert op:
Valsheid in geschrift, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk bij geschrift zich jegens een persoon uiten, kennelijk om diens vrijheid om een verklaring naar waarheid of geweten ten overstaan van een rechter af te leggen te beïnvloeden, terwijl hij weet of ernstige reden heeft te vermoeden dat die verklaring zal worden afgelegd.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

Standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat de verdachte voor het tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van achttien maanden, waarvan negen maanden voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaar en tot een beroepsverbod voor het verzorgen van belastingaangiften voor derden voor een periode van drie jaren.
De advocaat-generaal heeft gesteld dat uit het dossier voldoende blijkt van een bepaalde mate van grootschaligheid, zodat er sprake is van de door de Hoge Raad bedoelde voor de straftoemeting relevante omstandigheid waaronder het bewezenverklaarde is begaan.
Bij de straftoemeting dient dus te worden uitgegaan van een benadeling van minimaal een miljoen euro, wat volgens de rechterlijke oriëntatiepunten zou moeten leiden tot oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van tenminste 18 maanden. Een deel daarvan kan in verband met de overschrijding van de redelijke termijn en gelet op de persoonlijke omstandigheden van verdachte voorwaardelijk worden opgelegd.
Standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft (subsidiair) betoogd dat de rechtbank terecht is uitgegaan van
25 bewezenverklaarde valse aangiften en de fiscus voor ten hoogste € 25.000,-- is benadeeld. Er is geen sprake van representatieve selectie van belastingplichtigen. Dat blijkt wel uit het feit dat voor veel cliënten een bezwaar-of beroepsprocedure is gevoerd, waarna menige navorderingsaanslag is verminderd of ongedaan is gemaakt.
De raadsvrouw heeft verder verzocht rekening te houden met de gedateerdheid van de feiten, de duur van de procedure, het feit dat verdachte geen enkel financieel gewin heeft gehad, zijn blanco strafblad en de negatieve publiciteit die de zaak voor hem heeft gehad.
Bovendien lijdt verdachte fysiek en psychisch zodanig onder de zaak, dat hij zijn levenslust kwijt is en feitelijk al voldoende is gestraft.
Oordeel van het hof
Het hof heeft in hoger beroep de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gelet op de persoon van de verdachte. Het hof heeft daarbij in het bijzonder het volgende in beschouwing genomen.
Het hof acht de vijf in de tenlastegelegde genoemde belastingplichtigen voldoende representatief voor het merendeel van de uit de blauwdruk naar voren komende afwijkende aangiften. Oudere mensen, die vaak met zorgkosten werden geconfronteerd, die voor het merendeel gepensioneerd waren en soms nog wat vrijwilligerswerk verrichtten. Ook zijn het in het algemeen mensen die zelf niet veel kennis hadden van de belastingregelgeving en erop vertrouwden dat verdachte die aangiften ieder jaar netjes voor hen invulde en indiende. Ook wat betreft de wijze waarop de aangiften werden vervalst is er sprake van opmerkelijke overeenkomsten tussen deze 25 aangiften en die van andere klanten van verdachte. De kostenposten die als aftrekbaar zijn aangemerkt, de specifieke steeds terugkerende bedragen die zijn opgevoerd, tonen een stelselmatige en systematische handelwijze bij het invullen van de aangiften. Dat geldt dus niet alleen voor de vijf benoemde belastingplichtigen maar voor een aanzienlijk deel van de klanten.
Desgevraagd heeft verdachte ter terechtzitting ook bevestigd dat deze vijf klanten doorsnee klanten betroffen. Vaak oudere klanten voor wie hij al lange tijd aangiften indiende en die meer dan gemiddeld met fysieke problemen kampten.
In zijn arrest van 26 oktober 2010 [1] heeft de Hoge Raad enige algemene overwegingen gewijd aan het betrekken van een niet tenlastegelegd feit bij de strafoplegging en gesteld dat
het de rechter op zichzelf vrij staat om bij de strafoplegging rekening te houden met een niet
tenlastegelegd feit (onder meer) wanneer dit feit kan worden aangemerkt als een omstandigheid waaronder het bewezenverklaarde is begaan.
Bij arrest van 19 mei 2020 [2] heeft de Hoge Raad dit nader toegelicht:
“In zaken als de onderhavige, waarin het in het bijzonder gaat om verdenking van
grootschalige fiscale fraude, kan dat grootschalige karakter van het delict een voor de
straftoemeting relevante omstandigheid betreffen, ook al volstaat de tenlastelegging met de
beschrijving van een beperkt aantal strafbare feiten. Dat grootschalige karakter dient op
grond van het verhandelde ter terechtzitting aannemelijk te zijn geworden.”
Zowel uit het dossier als uit het verhandelde ter terechtzitting acht het hof voldoende aannemelijk geworden dat er sprake is van een grootschalige fraude en dat dit kan worden aangemerkt als een omstandigheid waaronder het bewezenverklaarde is gepleegd.
Het hof zal er dan ook van uitgaan dat het benadelingsbedrag een veelvoud bedraagt van het door de rechtbank gehanteerde bedrag van € 25.000,--.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan langdurige en veelvuldige belastingfraude.
Terwijl het hele belastingsysteem is gebaseerd op het vertrouwen dat de Belastingdienst in belastingplichtigen en in het bijzonder hun belastingadviseurs moet kunnen stellen, heeft verdachte jarenlang zijn eigen interpretatie van de regelgeving gehanteerd en heeft hij geen aangiften gedaan op grond van de regelgeving, maar op grond van zijn eigen ‘rechtvaardigheidsgevoel’. En ter terechtzitting is gebleken dat verdachte nog steeds achter deze handelwijze staat en dat hij zijn cliënten min of meer verwijt dat ze hem op het verkeerde been hebben gezet. Zijn cliënten, zoals hij zelf ook heeft verklaard overwegend oudere en kwetsbare mensen, zijn daardoor geconfronteerd met forse navorderingen en sommigen zijn ook nog betrokken geraakt bij het FIOD-onderzoek. Ook hun vertrouwen heeft verdachte ernstig beschaamd.
Ten voordele van verdachte houdt het hof rekening met de leeftijd van verdachte en met zijn broze fysieke en psychische gezondheid. Uit de overgelegde verklaringen van de echtgenote en de zoon van verdachte en de verklaring van verdachte ter terechtzitting komt naar voren dat de hele procedure een enorme impact op verdachte en zijn gezinsleven heeft gehad. Hij heeft verklaard dat hij sinds 2015 emotioneel door een hel is gegaan en dat hij nog steeds dag en nacht doende is met de (volgens hem) onterechte aantasting van zijn naam en goede eer. Het hof onderkent dan ook wel dat de zaak desastreuze gevolgen heeft gehad voor het privé- en sociale leven van verdachte. Verder heeft verdachte een overigens blanco strafblad.
De omvang van de fraude en de gevolgen voor tal van zijn cliënten maakt dat het hof van oordeel is dat niet volstaan kan worden met een andere straf dan een gevangenisstraf.
Het hof is, mede gelet op de ernst van de feiten en rekening houdende met de persoonlijke omstandigheden van verdachte, uitgegaan van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van 9 maanden. Omdat er in hoger beroep sprake is van overschrijding van de redelijke termijn met enkele maanden, zal de duur van de gevangenisstraf met één maand worden verminderd.
Verdachte heeft verklaard dat hij nog voor enkele belastingplichtigen aangiften indient.
Zoals hiervoor overwogen heeft verdachte aangegeven dat hij nog steeds achter zijn handelwijze staat. Om die reden is het hof van oordeel dat er sprake is van recidiverisico en het hof zal daarom tevens een beroepsverbod opleggen voor de duur van vijf jaren, in die zin dat het verdachte wordt verboden om ten behoeve van derden belastingaangiften te verzorgen.

Beslag

Het hof maakt uit het dossier op dat er beslag is gelegd op een geldbedrag van € 7.100,--.
Het nog niet teruggegeven geldbedrag is niet vatbaar voor verbeurdverklaring of onttrekking aan het verkeer en het belang van strafvordering verzet zich niet tegen teruggave. Het hof zal gelasten dat dit geldbedrag aan verdachte wordt teruggegeven.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 57, 225 en 285a van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart verdachte en de officier van justitie niet-ontvankelijk in het hoger beroep uitsluitend voor wat betreft de onder 2 tenlastegelegde onderdelen die betrekking hebben [getuige 1] en [getuige 2] ;
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart de dagvaarding (partieel) nietig voor wat betreft de telkens tussen gedachtestreepjes geplaatste woorden ‘in ieder geval' in het onder 1 tenlastegelegde;
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 primair en
2 tenlastegelegde heeft begaan;
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
Verklaart het onder 1 primair en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar;
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
8 (acht) maanden;
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Ontzet de verdachte van het recht tot uitoefening van het beroep van het verzorgen van belastingaangiften voor derden voor de duur van 5 (vijf) jaren;
Gelast de teruggave aan de verdachte van het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten: een geldbedrag van € 7.100,--.
Aldus gewezen door
mr. G. Dam, voorzitter,
mr. A. van Maanen en mr. P.L.M van Gorkom, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Versloot, griffier,
en op 3 maart 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. Van Gorkom is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.