Uitspraak
1.[appellant] ,
[appellanten] c.s.,
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
De verdere beoordeling van de grieven en de vordering
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 2 maart 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep. De appellanten, [appellant] en [appellante], hebben geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid om tegenbewijs te leveren tegen de stelling dat hun vader, [C], op financieel terrein wilsonbekwaam was in de periode van 30 september 2010 tot aan zijn overlijden op 19 april 2013. Hierdoor is deze wilsonbekwaamheid komen vast te staan. Het hof heeft de appellanten veroordeeld tot betaling aan de nalatenschap van [C] wegens onrechtmatig handelen, met een totaalbedrag van € 21.683,33, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 19 april 2013. Dit bedrag is opgebouwd uit een eerder toegewezen bedrag van € 19.300,- en een aanvullend bedrag van € 2.383,-. De grieven van de appellanten in het principaal hoger beroep zijn afgewezen, terwijl de grieven in het incidenteel hoger beroep gedeeltelijk zijn toegewezen.
De kosten van de procedure zijn vastgesteld op € 4.326,- voor salaris van de advocaat in het principaal hoger beroep en € 721,- in het incidenteel hoger beroep. Het hof heeft het vonnis van de rechtbank Midden-Nederland van 22 april 2015 in zoverre vernietigd en opnieuw recht gedaan. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier en is openbaar uitgesproken.