In deze zaak heeft het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland. De verdachte, geboren in 1984 en thans verblijvende in P.I. Veenhuizen, was eerder veroordeeld voor diefstal met geweld, mishandeling en bedreiging met verkrachting. Het hof bevestigt het vonnis van de rechtbank, waarbij de verdachte een gevangenisstraf van 30 maanden was opgelegd, met aftrek van voorarrest. Het hof heeft het onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2021 en de eerdere zitting in eerste aanleg in overweging genomen. De advocaat-generaal had gevorderd het vonnis te bevestigen, en het hof heeft de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. V.P.J. Tuma, gehoord. De rechtbank had de verdachte veroordeeld op basis van voldoende bewijs, en het hof concludeert dat de rechtbank op juiste gronden heeft beslist. De verdachte heeft de feiten ontkend, maar het hof acht zijn verklaring niet geloofwaardig, gezien de sterke bewijsmiddelen en de verklaringen van getuigen. Het hof voegt enkele bewijsmiddelen toe aan de bewijsvoering en bevestigt de strafoplegging van de rechtbank als passend en noodzakelijk, gezien de ernst van de feiten en het strafrechtelijk verleden van de verdachte. De beslissing van het hof is om het vonnis te bevestigen, met inachtneming van de aanvullingen in de bewijsvoering.