In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 26 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een beslissing van de politierechter in de rechtbank Noord-Nederland. De zaak betreft de ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel van een verdachte die in verband werd gebracht met een hennepkwekerij. De verdachte had eerder een vonnis ontvangen waarin hij was veroordeeld voor opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte uit ten minste één oogst financieel voordeel heeft genoten, dat werd geschat op € 2.000,-. De advocaat-generaal had een hoger bedrag van € 16.866,78 gevorderd, maar het hof kwam tot de conclusie dat het netto wederrechtelijk verkregen voordeel op € 2.000,- moest worden vastgesteld. Het hof heeft de verplichting tot betaling aan de Staat opgelegd en het eerdere vonnis vernietigd. De beslissing is genomen na onderzoek op de terechtzitting van 12 februari 2021, waar de verdediging betwistte dat de verdachte voordeel had genoten en stelde dat de kosten voor elektriciteit in mindering moesten worden gebracht. Het hof oordeelde echter dat er voldoende bewijs was voor de oogst en dat de verdachte niet had aangetoond dat hij de elektriciteitskosten had betaald. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken en de duur van de gijzeling is vastgesteld op maximaal 80 dagen.