ECLI:NL:GHARL:2021:1785

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
25 februari 2021
Publicatiedatum
24 februari 2021
Zaaknummer
21-007331-15
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak van het telen van hennep in vereniging met anderen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 25 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 18 december 2015. De verdachte, geboren in 1974, had hoger beroep ingesteld tegen een veroordeling voor het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet. Het hof heeft de zaak onderzocht op de terechtzittingen van 14 november 2018 en 11 februari 2021. De advocaat-generaal heeft vrijspraak van de verdachte gevorderd, en het hof heeft kennisgenomen van de argumenten van de verdachte en zijn raadsman, mr. R.P.G. van der Weide.

Het hof heeft geoordeeld dat het dossier onvoldoende bewijs bevat om de verdachte te veroordelen voor het telen van hennep. Het hof heeft de verdachte niet-ontvankelijk verklaard in het hoger beroep voor de tenlasteleggingen die niet aan de orde waren en heeft het vonnis van de rechtbank vernietigd voor zover het aan het oordeel van het hof onderworpen was. De verdachte is vrijgesproken van het tenlastegelegde feit van het telen van hennep, omdat er onvoldoende aanknopingspunten waren voor een bewezenverklaring.

De beslissing van het hof is genomen door een meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij mr. L.T. Wemes als voorzitter fungeerde, samen met mr. J. Hielkema en mr. F. van der Maden. De uitspraak is gedaan in tegenwoordigheid van griffier mr. S.M. Nicolai.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-007331-15
Uitspraak d.d.: 25 februari 2021
TEGENSPRAAK
Arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof ArnhemLeeuwarden, zittingsplaats Leeuwarden,
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de rechtbank Noord-Nederland van 18 december 2015 met parketnummer 18-730302-15 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1974,
wonende te [woonplaats] , [woonadres] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van het hof van 14 november 2018 en 11 februari 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal, strekkende tot vrijspraak van de verdachte. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van hetgeen door verdachte en zijn raadsman,
mr. R.P.G. van der Weide, naar voren is gebracht.
Ontvankelijkheid van het hoger beroep ter zake van het onder 2A, 2B, 3 primair, 3 subsidiair en 4A en 4B tenlastegelegde
Voor zover het hoger beroep is gericht tegen de vrijspraak ter zake van de onder 2A, 2B, 3 primair, 3 subsidiair en 4A en 4B tenlastegelegde feiten, kan de verdachte daarin niet worden ontvangen. Het hof zal de verdachte in zoverre niet-ontvankelijk verklaren in het ingestelde hoger beroep.

Het vonnis waarvan beroep

De rechtbank heeft de verdachte - voor zover thans nog van belang - veroordeeld ter zake van het hem onder 1 tenlastegelegde “medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3, onder B, van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd” tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft doorgebracht.
Het hof zal het vonnis waarvan beroep - voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen - vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is - voor zover thans nog aan de orde - tenlastegelegd dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 1 juli 2014 tot en met 15 april 2015 te [plaats1] , in elk geval in de gemeente [gemeente1] , meermalen, althans eenmaal, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk heeft geteeld en/of bereid en/of bewerkt en/of verwerkt en/of (telkens) opzettelijk aanwezig heeft gehad (telkens) (in een pand gelegen aan of bij de [adres] ) een hoeveelheid van (telkens) ongeveer 540, althans een groot aantal, hennepplanten en/of delen daarvan, in elk geval (telkens) een hoeveelheid van meer dan 30 gram van een materiaal bevattende hennep, zijnde hennep een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II, dan wel aangewezen krachtens artikel 3a, vijfde lid van die wet.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.

Vrijspraak

Het hof is van oordeel dat het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te kunnen komen tot een bewezenverklaring van het onder 1 tenlastegelegde feit, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.

BESLISSING

Het hof:
Verklaart de verdachte niet-ontvankelijk in het hoger beroep, voor zover gericht tegen de beslissing ter zake van het onder 2A, 2B, 3 primair, 3 subsidiair, 4A en 4B tenlastegelegde.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen en doet in zoverre opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 tenlastegelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Aldus gewezen door
mr. L.T. Wemes, voorzitter,
mr. J. Hielkema en mr. F. van der Maden, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. S.M. Nicolai, griffier,
en op 25 februari 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
Mr. F. van der Maden is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.