ECLI:NL:GHARL:2021:1740

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
200.288.910
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ondertoezichtstelling van een minderjarige in een belast gezinssysteem met betrokkenheid van de Raad voor de Kinderbescherming

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep inzake de ondertoezichtstelling van een minderjarige, geboren in 2010. De Raad voor de Kinderbescherming heeft verzocht om de ondertoezichtstelling van de minderjarige, die opgroeit in een belast gezinssysteem. De vader en de moeder van de minderjarige hebben een relatie gehad van mei 2008 tot december 2011 en zijn de ouders van de minderjarige. De minderjarige heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder, terwijl de vader erkent dat hij de biologische vader is. Tijdens de mondelinge behandeling is gebleken dat de minderjarige ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd, mede door de problematische relatie tussen de ouders en de angst van de moeder voor de vader. De Raad heeft geadviseerd om de minderjarige onder toezicht te stellen van een gecertificeerde instelling, zodat er hulpverlening kan worden geboden en er mogelijkheden voor contactherstel tussen de vader en de minderjarige kunnen worden onderzocht. Het hof heeft geoordeeld dat de minderjarige onder toezicht moet worden gesteld voor een periode van 12 maanden, waarbij de uitvoering van de ondertoezichtstelling zal plaatsvinden door Jeugd Veilig Verder. De beschikking is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.288.910
beschikking van 23 februari 2021
inzake
de raad voor de kinderbescherming,
gevestigd te Arnhem,
verzoeker in hoger beroep,
Overige belanghebbenden zijn:
[verzoeker],
wonende te [A] ,
verzoeker in hoger beroep in de zaak met zaaknummer 200.281.083,
verder te noemen: de vader,
advocaat: mr. C.H.J. Willemsen te Arnhem,
en
[verweerster],
wonende te [B] ,
verweerster in hoger beroep in de zaak met zaaknummer 200.281.083,
verder te noemen: de moeder,
advocaat: mr. M.G.W.M. Geurts te Duiven.
en
de gecertificeerde instelling
Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam
uitvoerende instelling
Jeugd Veilig Verder,
gevestigd te Arnhem,
verder te noemen: de GI.

1.Het geding in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het verzoekschrift van de raad met producties, ingekomen op 25 januari 2021.
2.2
De vader en de moeder hebben een affectieve relatie met elkaar gehad van mei 2008 tot december 2011. Zij hebben ook samengewoond.
2.3
De vader en de moeder zijn de ouders van [de minderjarige] , geboren [in] 2010 te [C] . De vader heeft [de minderjarige] erkend. [de minderjarige] heeft haar hoofdverblijfplaats bij de moeder.
2.4
De mondelinge behandeling van de zaak met zaaknummer 200.281.083 tussen de vader en de moeder betreffende het gezag over [de minderjarige] en de contact- omgangsregeling tussen de vader en [de minderjarige] heeft op 12 januari 2021 bij dit hof plaatsgevonden. De vader en de moeder zijn toen in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Namens de raad voor de kinderbescherming (verder: de raad) is [D] verschenen.
2.5
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep in de zaak met zaaknummer 200.281.083 heeft de raad aan de vader en de moeder de vraag voorgelegd hoe zij staan ten opzichte van een door de raad te verzoeken ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . De vader kan zich vinden in het voorstel van de raad. De raad heeft deze mogelijkheid tijdens een schorsing van de mondelinge behandeling met de vader en de moeder besproken. De raad heeft de voorwaardelijke ondertoezichtstelling van [de minderjarige] verzocht en het hof meegedeeld dat – als de moeder met het verzoek instemt, welke beslissing de moeder niet direct kon nemen zonder bespreking met haar partner – de raad binnen veertien dagen een verzoek tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] bij het hof zal indienen.
2.6
Ingevolge het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, van het Burgerlijk Wetboek (BW) kan de rechter een minderjarige onder toezicht stellen van een gecertificeerde instelling indien die minderjarige zodanig opgroeit, dat hij in zijn ontwikkeling ernstig wordt bedreigd, en:
a. de zorg die in verband met het wegnemen van de bedreiging noodzakelijk is voor de minderjarige of voor zijn ouders of de ouder die het gezag uitoefenen, door dezen niet of onvoldoende wordt geaccepteerd, en
b. de verwachting gerechtvaardigd is dat de ouders of de ouder die het gezag uitoefenen binnen een gelet op de persoon en de ontwikkeling van de minderjarige aanvaardbaar te achten termijn, de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding, bedoeld in artikel 1:247, tweede lid, BW, in staat zijn te dragen.
2.7
De raad onderbouwt het verzoek tot ondertoezichtstelling van [de minderjarige] als volgt.
[de minderjarige] groeit op in een zwaar belast gezinssysteem, waarbij de halfzus van [de minderjarige] (dochter van de moeder uit een eerdere relatie) is misbruikt door de vader. Dit heeft de verhoudingen tussen de ouders verstoord. Er kan op dit moment niet van de moeder worden verwacht dat zij in direct contact treedt met de vader. Daarvoor zijn de weerstand en de breuk in het vertrouwen te groot. [de minderjarige] is en wordt belast door deze situatie. Zij heeft persoonlijke hulpverlening. Dit is echter vrijwillige hulpverlening en deze kan niet sturend optreden in de richting van de moeder of de vader. Het is in het belang van [de minderjarige] dat er een jeugdbeschermer komt die het belang van [de minderjarige] voorop kan stellen, die neutraal naar de situatie kan kijken en die kan beoordelen of en, zo ja, wanneer [de minderjarige] in staat is om het contact met de vader aan te gaan. Een jeugdbeschermer kan de hulpverlening waarborgen en ook met de vader in gesprek gaan over zijn mogelijkheden en de eventuele voorwaarden die nodig zijn om tot contact te komen.
Met een ondertoezichtstelling wordt de ontwikkeling van [de minderjarige] veiliggesteld, wordt het gezin van de moeder ontlast en de moeder ondersteund bij de verdere opvoeding van [de minderjarige] en kan de vader, op afstand, informatie krijgen en betrokken worden bij de hulpverlening indien dat nodig is. Op deze manier kan aansluitend bij het tempo en de behoefte van [de minderjarige] worden gewerkt aan contactherstel. De raad verzoekt het hof om [de minderjarige] onder toezicht te stellen van de GI voor een periode van 12 maanden.
Tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep had de vader al ingestemd met het verzoek van de raad tot (voorlopige) ondertoezichtstelling van [de minderjarige] . Blijkens het ingediende verzoek tot ondertoezichtstelling stemt ook de moeder in met het verzoek van de raad.
2.8
Het hof is van oordeel dat [de minderjarige] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [de minderjarige] groeit op in een belast gezinssysteem. [de minderjarige] stond open voor contact met de vader. Ook de moeder heeft zich ingespannen voor contact tussen [de minderjarige] en de vader. Door nieuwe ontwikkelingen, benoemd in overweging 5.7 in de beschikking van heden in de zaak met zaaknummer 200.281.083, is het vertrouwen van de moeder in de vader geschaad, staat de moeder niet meer open voor contact met de vader en is zij angstig voor contact tussen [de minderjarige] en de vader. De verzoeken van de vader om het contact met [de minderjarige] te herstellen brengen de nodige spanningen met zich. Deze spanningen hebben ertoe geleid dat ook [de minderjarige] duidelijk heeft gemaakt dat zij geen contact meer wil met de vader. [de minderjarige] is bang van hem. Voor een goede identiteitsontwikkeling is het voor kinderen van belang dat zij contact kunnen hebben met beide ouders. Het contact tussen de vader en [de minderjarige] is sinds eind augustus 2018 verbroken. Het hof is met de raad van oordeel dat in het kader van een ondertoezichtstelling en onder regie van de GI kan worden bezien welke mogelijkheden er zijn om (op termijn) het contact tussen de vader en [de minderjarige] te herstellen, en welke hulpverlening daarbij dient te worden ingezet. Nu de hulpverlening in het vrijwillige kader niet voldoende van de grond is gekomen, is het noodzakelijk die hulpverlening in het gedwongen kader van de ondertoezichtstelling van [de minderjarige] in te zetten.
2.9
Op grond van het voorgaande is het hof van oordeel dat is voldaan aan de wettelijke vereisten voor een ondertoezichtstelling, conform het bepaalde in artikel 1:255, eerste lid, BW.

3.De beslissing

Het hof, beschikkende in hoger beroep:
stelt [de minderjarige] , geboren [in] 2010 te [C] , met ingang van heden onder toezicht van de gecertificeerde instelling Stichting Jeugdbescherming Regio Amsterdam voor de duur van een jaar, tot 23 februari 2022, waarbij de ondertoezichtstelling wordt uitgevoerd door Jeugd Veilig Verder te Arnhem;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A. Smeeïng-van Hees, R.A. Eskes en A.L.H. Ernes, bijgestaan door W.W.M.W. van den Bosch als griffier, en is op 23 februari 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.