ECLI:NL:GHARL:2021:1717
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
- Tussenuitspraak
- Rechtspraak.nl
Incidentele vordering tot schorsing tenuitvoerlegging vonnis in kort geding
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 februari 2021 uitspraak gedaan in een incident betreffende een incidentele vordering tot schorsing van de tenuitvoerlegging van een vonnis in kort geding. De zaak betreft een geschil tussen [appellante], wonende te [A], en [geïntimeerde], wonende te [B]. In eerste aanleg heeft de voorzieningenrechter in de rechtbank Gelderland op 17 september 2020 [appellante] veroordeeld om een woning met ondergrond en tuin, ligboxenstal en weilanden te ontruimen. Dit vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard. In hoger beroep heeft [appellante] een incidentele vordering ingesteld tot schorsing van de tenuitvoerlegging van dit vonnis, omdat zij meende dat zij belang had bij terugkeer naar het ontruimde perceel.
Het hof heeft vastgesteld dat de executie van het vonnis al geheel was voltooid, aangezien [appellante] de woning vrijwillig had ontruimd en de sleutels had overhandigd aan [geïntimeerde]. Hierdoor ontvalt het belang van [appellante] bij de incidentele vordering, omdat schorsing van de tenuitvoerlegging haar geen recht zou geven om terug te keren naar het ontruimde perceel. Het hof heeft de incidentele vordering van [appellante] dan ook afgewezen en haar in de kosten van het incident veroordeeld. De kosten zijn vastgesteld op € 1.671,- voor salaris van de advocaat. De hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich volgens het roljournaal bevindt, en het hof heeft verder iedere beslissing aangehouden.