ECLI:NL:GHARL:2021:1710

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
200.274.791
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wederzijdse dwaling over brandwerendheid van hekwerkdekkleden in civiele procedure

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden diende, gaat het om een geschil tussen Evenementenhekken.nl B.V. en PBMdiensten B.V. aan de ene kant, en Argos Packaging Systems B.V. aan de andere kant, over de levering van hekwerkdekkleden. De appellanten, Evenementenhekken en PBM, hebben in eerste aanleg verloren en zijn in hoger beroep gegaan. De kern van het geschil betreft de vraag of de geleverde hekwerkdekkleden voldeden aan de brandwerendheidseisen zoals afgesproken in de koopovereenkomst.

De feiten zijn als volgt: Evenementenhekken en PBM hebben in 2017 en 2018 bestellingen geplaatst bij Argos voor hekwerkdekkleden. Na levering hebben zij de producten afgekeurd omdat deze niet voldeden aan de verwachtingen omtrent brandwerendheid. Argos heeft vervolgens een vordering ingesteld bij de kantonrechter om betaling van de facturen te eisen, waarop Evenementenhekken en PBM zich hebben verweerd en een tegenvordering hebben ingesteld. De kantonrechter heeft de vordering van Argos toegewezen, maar de tegenvordering van Evenementenhekken afgewezen.

In hoger beroep heeft het hof vastgesteld dat de appellanten tijdig hebben geklaagd over de gebrekkige brandwerendheid van de geleverde producten. Het hof heeft ook geoordeeld dat de geleverde hekwerkdekkleden niet voldeden aan de norm DIN 4102 B1, wat essentieel was voor de overeenkomst. Hierdoor is het hof tot de conclusie gekomen dat er sprake was van wederzijdse dwaling, wat leidt tot de vernietiging van de koopovereenkomsten. Het hof heeft de vorderingen van Argos afgewezen en Argos veroordeeld in de proceskosten.

De uitspraak van het hof is op 23 februari 2021 gedaan, waarbij het vonnis van de rechtbank Gelderland is vernietigd voor zover het betreft de vordering in conventie. De kosten van de procedure zijn vastgesteld en Argos is in de kosten van het hoger beroep veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.274.791
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Apeldoorn, 7730682)
arrest van 23 februari 2021
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Evenementenhekken.nl B.V.,
hierna: Evenementenhekken,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PBMdiensten B.V.,
hierna: PBM,
beiden gevestigd te Ermelo,
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagde partijen in conventie, eisende partijen in reconventie,
advocaat: mr. B.M. Breedijk,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Argos Packaging Systems B.V.,
gevestigd te Maasland, gemeente Midden-Delfland,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eisende partij in conventie, verwerende partij in reconventie,
hierna: Argos,
advocaat: mr. M.W. Renzen.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van de procedure tot 11 augustus 2020 verwijst het hof naar het arrest dat op die datum is gewezen. Ter uitvoering van dat arrest heeft op 12 november 2020 een enkelvoudige mondelinge behandeling van partijen plaatsgevonden. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
1.2
Vervolgens heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.7 van het (bestreden) vonnis van 20 november 2019.
3. De motivering van de beslissing in hoger beroep
Samenvatting van de feiten
3.1
Argos verkoopt dekkleden (al dan niet met opdruk) die op hekwerken kunnen worden aangebracht. Evenementenhekken, een werkmaatschappij van PBM, verkoopt en verhuurt hekken ten behoeve van feesten en evenementen. Op 22 december 2017 en op 13 april 2018 zijn door of namens Evenementenhekken dan wel PBM bestellingen van hekwerkdekkleden bij Argos gedaan. Deze bestellingen zijn op 16 april 2018 en 22 mei 2018 geleverd en daarvoor zijn twee facturen gestuurd, één van € 17.968,50 aan PBM en één van € 6.220,61 aan Evenementenhekken.
3.2
Op 20 juni 2018 is namens Evenementenhekken en PBM aan Argos geschreven dat zij de levering afkeurden omdat op basis van een door Evenementenhekken uitgevoerde test de brandwerendheid niet aan de gestelde verwachtingen voldeed. De onder 3.1 genoemde facturen zijn niet betaald.
De vordering van Argos en de procedure bij de rechtbank
3.3
Argos heeft bij de kantonrechter gevorderd Evenementenhekken en PBM te veroordelen de aan hen gestuurde facturen te betalen, vermeerderd met rente en kosten. Evenementenhekken en PBM hebben zich verweerd. Evenementenhekken heeft een tegenvordering ingesteld. Met deze tegenvordering eiste zij een verklaring voor recht dat Argos toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van de met Evenementenhekken gesloten overeenkomst en een veroordeling van Argos om de daardoor geleden schade te vergoeden.
3.4
De kantonrechter heeft de vordering van Argos toegewezen. Wat de tegenvordering van Evenementenhekken betreft, is Evenementenhekken niet-ontvankelijk verklaard in de gevorderde verklaring voor recht en heeft de kantonrechter de overige vorderingen afgewezen.
De standpunten in hoger beroep
3.5
Evenementenhekken heeft berust in het vonnis voor zover gewezen in reconventie, zodat daarover in hoger beroep niet meer geoordeeld hoeft te worden. Tegen de toewijzing van de vordering van Argos maken Evenementenhekken en PBM bezwaar. Zij vinden dat zij Argos niet hoeven te betalen omdat de geleverde hekwerkdekkleden niet brandwerend genoeg waren. Volgens Evenementenhekken en PBM hadden zij daarom het recht hun betalingsverplichtingen op te schorten. Ook beroepen zij zich op de vernietiging van de aan de facturen ten grondslag liggende overeenkomsten op grond van (wederzijdse) dwaling. Argos is het daarmee niet eens en stelt zich op het standpunt dat Evenementenhekken en PBM, als de hekwerkdekkleden al onvoldoende brandwerend waren, daarover te laat geklaagd hebben, namelijk meer dan drie maanden na aflevering (inleidende dagvaarding, randnummer 29).
Hebben Evenementenhekken en PBM te laat geklaagd?
3.6
Argos beroept zich op artikel 11 lid 2 van haar algemene voorwaarden. In dat artikel staat, kort samengevat, dat voor reclames die betrekking hebben op non-conformiteit een uiterste termijn geldt van 3 maanden na aflevering. Dat deze algemene voorwaarden van toepassing zijn wordt door Evenementenhekken en PBM niet langer betwist, zoals tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep namens hen is aangegeven. Het hof legt het standpunt van Argos zo uit dat artikel 11 lid 2 van de algemene voorwaarden in haar opvatting ook in de weg staat aan een succesvol beroep op wederzijdse dwaling.
3.7
Het hof oordeelt dat tijdig is geklaagd. Op 20 juni 2018 is namens Evenementenhekken en PBM per e-mail aangegeven dat volgens hen de hekwerkdekkleden niet voldoende brandwerend waren. De leveringen vonden plaats op respectievelijk 6 april en 22 mei 2018. Evenementenhekken en PBM hebben dus binnen drie maanden geklaagd over de gebrekkige brandwerendheid. Het beroep door Argos op artikel 11 lid 2 van de algemene voorwaarden gaat dus niet op.
Waren de geleverde hekwerkdekkleden voldoende brandwerend?
3.8
Argos heeft naar het oordeel van het hof onvoldoende gemotiveerd betwist dat de geleverde hekwerkdekkleden niet voldeden aan de norm DIN 4102 B1. Partijen zijn het erover eens dat was afgesproken dat de hekwerkdekkleden aan deze norm moesten voldoen. Evenementenhekken en PBM hebben in hoger beroep een rapport overgelegd van Prüfinstitut Hoch van 2 april 2020, waarin hekwerkdekkleden met een merkteken van Evenementenhekken/PBM zijn getest. Volgens dat rapport voldoen deze hekwerkdekkleden niet aan de norm DIN 4102 B1. Argos heeft hier onvoldoende tegen ingebracht. Dat Argos Prüfinstitut Hoch niet kent, zoals ze tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep heeft gezegd, betekent niet dat het rapport niet betrouwbaar is. Van Argos had verwacht mogen worden dat zij aan zou geven waarom het rapport van Prüfinstitut Hoch onbetrouwbaar is of anderszins niet gevolgd kan worden. De verwijzing door Argos naar een rapport uit 2014 waarin is beschreven dat niet nader omschreven hekwerkdekkleden zijn getest en voldoen aan de DIN 4102 B1 norm, is onvoldoende. Het rapport van Prüfinstitut Hoch is recenter. Ook gaat het rapport van Prüfinstitut Hoch over de specifieke hekwerkdekkleden die aan Evenementenhekken en PBM zijn geleverd. Het hof gaat er daarom vanuit dat de geleverde hekwerkdekkleden niet voldeden aan DIN 4102 B1.
Is er sprake van wederzijdse dwaling?
3.9
Evenementenhekken en PBM hebben in de memorie van grieven de koopovereenkomst (het hof begrijpt: beide koopovereenkomsten) voor hekwerkdekkleden vernietigd op grond van wederzijdse dwaling.
3.1
Het hof oordeelt dat aan de vereisten hiervoor is voldaan. De geleverde hekwerkdekkleden voldeden niet aan de DIN 4102 B1 norm, terwijl Evenementenhekken en PBM onbetwist hebben gesteld, dat de brandwerendheid van de hekwerkdekkleden voor hen van groot belang was en dat zij dus de overeenkomst niet zouden zijn aangegaan als ze hadden geweten dat de hekwerkdekkleden niet aan deze DIN norm voldeden. Argos heeft niet betwist dat ook zij ervan uitging dat de te leveren hekwerkdekkleden voldeden aan de DIN 4102 B1 norm. Nu de hekwerkdekkleden deze eigenschap niet hadden, volgt daaruit dat beide partijen van een verkeerde voorstelling van zaken zijn uitgegaan. Andere feiten en omstandigheden die in de weg staan aan een beroep op vernietiging wegens wederzijdse daling zijn niet gesteld of gebleken. Voor zover Argos tijdens de mondelinge behandeling heeft betoogd dat, als de hekwerkdekkleden al niet voldoen aan de DIN 4201 B1 norm, er (alleen) sprake is van non-conformiteit en niet van dwaling, volgt het hof dat standpunt niet. Een mogelijk beroep op non-conformiteit sluit een beroep op wederzijdse dwaling niet uit, mits aan de vereisten daarvoor is voldaan.
De slotsom
3.11
Het beroep op de vernietiging van de koopovereenkomsten voor de hekwerkdekkleden slaagt, zodat de vorderingen van Argos alsnog moeten worden afgewezen. Bij een behandeling van het beroep van Evenementenhekken en PBM op een opschortingsrecht hebben zij geen belang meer. Argos heeft geen feiten gesteld die, indien bewezen, tot een andere beslissing moeten leiden. Het vonnis in conventie zal worden vernietigd en de vordering van Argos zal alsnog worden afgewezen. Het vonnis in reconventie ligt niet ter beoordeling aan het hof voor en blijft dus in stand.
3.12
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof Argos in de kosten van het hoger beroep en de procedure in de hoofdzaak bij de kantonrechter veroordelen.
3.13
De kosten voor de procedure in de hoofdzaak bij de kantonrechter aan de zijde van Evenementenhekken en PBM zullen worden vastgesteld op:
- salaris gemachtigde € 960 (2 punten x tarief voor zaken tot en met € 40.000 à € 480).
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Evenementenhekken en PBM zullen worden vastgesteld op:
- explootkosten € 83,38
- griffierecht
€ 2.071,-
totaal verschotten € 2.154,38
- salaris advocaat € 2.884,- (2 punten x tarief III à € 1.442).

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
vernietigt het vonnis van de rechtbank Gelderland (zittingsplaats Apeldoorn) van 20 november 2019 voor zover gewezen in conventie en doet in zoverre opnieuw recht;
wijst de vorderingen van Argos af;
veroordeelt Argos in de kosten van de procedure in conventie bij de rechtbank en de procedure in hoger beroep, tot aan de bestreden uitspraak aan de zijde van de Evenementenhekken en PBM wat betreft de vordering in conventie bij de rechtbank vastgesteld op € 960 voor salaris gemachtigde en tot aan deze uitspraak wat betreft het hoger beroep vastgesteld op € 2.154,38 voor verschotten en op € 2.884 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest ten aanzien van de daarin vervatte veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. M.S.A. van Dam, C.G. ter Veer en L. Janse, is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de oudste raadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021.