ECLI:NL:GHARL:2021:1704

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 februari 2021
Publicatiedatum
23 februari 2021
Zaaknummer
200.271.881
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over non-conforme geluidswering na woningverbouwing

In deze zaak heeft [appellant] zijn woning laten herbouwen door Koenders Totaalbouw B.V. na een brand, waarbij twee wooneenheden zijn gecreëerd. [appellant] is van mening dat Koenders onvoldoende geluidwerende maatregelen heeft genomen en vordert dat Koenders deze alsnog neemt of schadevergoeding betaalt. Het hof oordeelt dat Koenders heeft gedaan wat [appellant] redelijkerwijs mocht verwachten en dat er geen extra maatregelen of schadevergoeding nodig zijn. Het hof wijst op het procesverloop, waarin eerder een tussenarrest is gewezen en een zitting heeft plaatsgevonden. Tijdens de zitting is vastgesteld dat er geluidsoverdracht is, maar dat dit niet voldoende ernstig is om Koenders aansprakelijk te stellen. Het hof concludeert dat [appellant] niet minder of anders heeft gekregen dan hij redelijkerwijs mocht verwachten en dat de enkele mogelijkheid van betere geluidwerende voorzieningen niet betekent dat hij daar recht op heeft. Het hoger beroep faalt en het hof bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, waarbij [appellant] in de kosten van het hoger beroep wordt veroordeeld.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.271.881
(zaaknummer rechtbank Gelderland NL19.3429)
arrest van 23 februari 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [A] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. R.H. van de Beeten,
tegen:
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
Koenders Totaalbouw B.V.,
gevestigd te Duiven,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna: Koenders,
advocaat: mr. H. Oosterhuis.

1.Kern van de zaak en de beslissing

1.1
[appellant] heeft zijn woning door Koenders laten herbouwen na een brand. In de woning zijn toen twee wooneenheden gecreëerd. [appellant] vindt dat Koenders onvoldoende geluidwerende maatregelen heeft genomen en wil dat Koenders die maatregelen alsnog neemt of zijn schade vergoedt. Het hof is het eens met de rechtbank dat Koenders heeft gedaan wat [appellant] mocht verwachten. Daarom hoeft Koenders niets meer voor [appellant] te doen aan extra geluidwerende maatregelen en ook geen schadevergoeding te betalen.
1.2
Hierna legt het hof zijn oordeel uit. Eerst vermeldt het hof wat er in de procedure in hoger beroep is gebeurd.

2.Het procesverloop tot nu toe

2.1
Het hof heeft op 25 augustus 2020 een tussenarrest gewezen. Daarin heeft het hof het procesverloop tot dan toe beschreven en een zitting aangekondigd. Op 24 november 2020 heeft de zitting plaatsgevonden, waarvan de griffier een verslag heeft gemaakt. Eerst is er een versie van het proces-verbaal van de zitting aan partijen gestuurd, waarin nog een aantal fouten voorkwam. Daarop heeft mr. Van de Beeten namens [appellant] bij brief van 30 november 2020 gereageerd. Ongeveer op hetzelfde moment is een verbeterde versie van het proces-verbaal aan partijen gestuurd, waarop mr. Van de Beeten bij brief van 9 december 2020 heeft gereageerd. Beide brieven zijn aan het dossier toegevoegd.
2.2
Aan het eind van de zitting heeft het hof arrest bepaald.

3.De beoordeling van het hoger beroep

3.1
De woning van [appellant] is op 28 augustus 2014 gedeeltelijk door brand verwoest. De verzekeraar van [appellant] heeft een uitkering gedaan. Voor dat bedrag heeft [appellant] de woning willen herbouwen, maar wel zo dat er twee aparte wooneenheden in kwamen. De twee eenheden zouden verbonden zijn via een tussendeur. In de ene eenheid zou iemand kunnen wonen die via een persoonsgebonden budget zorg nodig had, welke zorg [appellant] en zijn vrouw dan konden leveren.
3.2
Koenders heeft de opdracht aangenomen om de woning te verbouwen. De onderhandelingen over de offerte heeft de bouwkundige ing. [B] gedaan voor [appellant] . Uiteindelijk kwamen partijen op een totaalbedrag van € 226.090,03 inclusief btw. In juli 2015 is de woning opgeleverd.
3.3
[appellant] is ontevreden over de geluidswering in de woning en vindt dat hij niet heeft gekregen wat hij mocht verwachten. Hij vordert in hoger beroep het afbreken en herbouwen van de relevante constructieve delen en behoorlijke afwerking op een wijze waarbij deugdelijke geluidwerende voorzieningen worden getroffen en anders wil hij schadevergoeding [1] . Hij verwijst naar de inschatting van [B] en de verklaring van [C] (werkzaam bij Koenders), waaruit volgt dat er bij de herbouw wel degelijk mogelijkheden waren om betere geluidwering aan te brengen dan is gedaan. Dat was tijdens de herbouw veel goedkoper geweest dan het nu is om alsnog aanvullende maatregelen te treffen.
3.4
Het hof heeft in het dossier gelezen dat [appellant] contactgeluiden hoort en dat er sprake is van geluidsoverdracht van de ene wooneenheid naar de andere, maar over de aard, ernst en duur van geluidsoverlast is erg weinig gesteld. Dat er objectief gezien sprake is van ernstige geluidsoverlast is dan ook niet voldoende toegelicht. Verder heeft [appellant] er rekening mee moeten houden dat er geluidsoverdracht zou zijn. Zoals Koenders heeft aangevoerd en [appellant] onvoldoende heeft betwist zijn er niet twee aparte woningen gebouwd en ook is de woning niet formeel gesplitst met de bouwtechnische voorzieningen die daar gewoonlijk voor worden aangebracht. Dat was niet de opdracht.
3.5
Wat wel gebouwd is - een inpandige afzonderlijke wooneenheid - is volgens de geldende bouwkundige normen gemaakt. Daar hebben partijen geen verschil van mening over. Verder heeft Koenders bij de contractonderhandelingen verteld dat er geluidsoverdracht zou zijn via de tussendeur. [B] heeft verklaard dat hij de kosten voor de scheidingswand naar beneden heeft laten bijstellen; de scheidingsmuur werd daardoor minder dik. [C] heeft als getuige verklaard dat hij daarna heeft gezegd dat de geluidsoverdracht alleen maar erger zou worden als [appellant] het budget nog lager wilde stellen. [appellant] heeft dit onvoldoende weersproken. Dit maakt het voldoende aannemelijk dat Koenders [appellant] voldoende heeft gewaarschuwd. De omstandigheid dat Koenders niet alleen als aannemer maar ook als architect en constructeur optrad, maakt hierbij geen verschil. Op grond van die hoedanigheden was Koenders niet tot meer of iets anders verplicht. Verder is van belang dat [appellant] zich heeft laten bijstaan door [B] . Ook al zien [appellant] en [B] de rol en/of wetenschap van [B] misschien anders, Koenders mocht er redelijkerwijs van uitgaan dat [B] als deskundige de offerte en verbouwplannen had bekeken, wist wat de bedoeling was en daarmee akkoord was. [B] heeft niet alleen de kosten voor bijvoorbeeld de scheidingswand naar beneden laten bijstellen, maar ook adviezen gegeven over de kapconstructie. Hij heeft een aantal keer met Koenders gesproken. Die deskundige bijstand voor [appellant] maakt dat van Koenders minder verwacht hoeft te worden wat waarschuwingen en het aandragen van alternatieven betreft. Het hof sluit zich aan bij wat de rechtbank daarover heeft geoordeeld onder 4.4.
3.6
Bij deze stand van zaken valt niet in te zien dat [appellant] minder of anders heeft gekregen dan hij redelijkerwijs mocht verwachten. De enkele mogelijkheid van betere geluidwerende voorzieningen die blijkt uit het rapport van Leeman, maakt natuurlijk niet dat [appellant] daar ook recht op heeft. Hij had dat van tevoren met Koenders moeten overeenkomen en daarvoor moeten betalen. Met die voorzieningen was sowieso een bedrag van € 20.000 - € 30.000 gemoeid en niet aannemelijk is gemaakt dat [appellant] dat er destijds voor over had of dat dat paste in het budget. [appellant] heeft als getuige verklaard dat het budget beperkt was tot de verzekeringsuitkering en [B] heeft druk gezet om de offerte van Koenders naar beneden bij te laten stellen. De stelling van [appellant] dat hij bereid was om de meerkosten voor geluidswering te voldoen en daar ook eigen middelen voor (over) had, volgt het hof dan ook niet.
3.7
Bij deze stand van zaken hoeven de grieven verder geen bespreking meer en dat geldt ook voor de andere stellingen en verweren van partijen. Als het hof die wel zou bespreken, zou dat namelijk niet tot een ander oordeel leiden.
3.8
Het bewijsaanbod van [appellant] passeert het hof. [appellant] heeft niet concreet toegelicht wat de door hem aangedragen getuigen, die al zijn gehoord, meer of anders kunnen verklaren dan zij al hebben gedaan.
Slotsom
3.9
Het hoger beroep faalt, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd. Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellant] in de kosten van het hoger beroep instanties veroordelen. De kosten van Koenders stelt het hof vast op € 741 aan griffierecht en op € 2.148 aan salaris advocaat (2 punten x tarief II).

4.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem van 15 oktober 2019;
wijst de vermeerderde eis in hoger beroep af;
veroordeelt [appellant] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Koenders vastgesteld op € 741 voor griffierecht en op € 2.148 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde proceskostenveroordeling betreft uitvoerbaar bij voorraad.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. de Vries, Th.C.M. Willemse en W.C. Haasnoot, ondertekend door de rolraadsheer, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 23 februari 2021.

Voetnoten

1.Daarnaast vordert [appellant] nog verklaringen voor recht, een schadestaatprocedure, buitengerechtelijke incassokosten en terugbetaling van de proceskosten die hij aan Koenders heeft voldaan, met nevenvorderingen.