In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de mentoren van [A], die in een zorginstelling verblijft. De zorginstelling, Stichting Triade, heeft de zorgovereenkomst opgezegd vanwege een verstoorde vertrouwensrelatie met de mentoren. De voorzieningenrechter in eerste aanleg heeft het verzoek van de mentoren om de zorgverlening aan [A] voort te zetten afgewezen. In hoger beroep is het hof van oordeel dat er geen spoedeisend belang is bij de terugverhuizing van [A] naar Triade, aangezien hij inmiddels naar een andere zorginstelling is verhuisd. Het hof bevestigt de beslissing van de voorzieningenrechter en oordeelt dat de proceskostenveroordeling terecht is uitgesproken. De mentoren hebben in hoger beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die de eerdere beslissing zouden kunnen veranderen. Het hof concludeert dat de vertrouwensrelatie tussen de partijen volledig is verbroken en dat terugverhuizing naar Triade niet in het belang van [A] zou zijn. De vorderingen van de mentoren worden afgewezen en zij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.