ECLI:NL:GHARL:2021:1519

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
16 februari 2021
Publicatiedatum
16 februari 2021
Zaaknummer
200.280.573/01
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep kort geding inzake opzegging zorgovereenkomst en proceskostenveroordeling

In deze zaak gaat het om een hoger beroep in kort geding dat is ingesteld door de mentoren van [A], die in een zorginstelling verblijft. De zorginstelling, Stichting Triade, heeft de zorgovereenkomst opgezegd vanwege een verstoorde vertrouwensrelatie met de mentoren. De voorzieningenrechter in eerste aanleg heeft het verzoek van de mentoren om de zorgverlening aan [A] voort te zetten afgewezen. In hoger beroep is het hof van oordeel dat er geen spoedeisend belang is bij de terugverhuizing van [A] naar Triade, aangezien hij inmiddels naar een andere zorginstelling is verhuisd. Het hof bevestigt de beslissing van de voorzieningenrechter en oordeelt dat de proceskostenveroordeling terecht is uitgesproken. De mentoren hebben in hoger beroep geen nieuwe feiten of omstandigheden aangevoerd die de eerdere beslissing zouden kunnen veranderen. Het hof concludeert dat de vertrouwensrelatie tussen de partijen volledig is verbroken en dat terugverhuizing naar Triade niet in het belang van [A] zou zijn. De vorderingen van de mentoren worden afgewezen en zij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.280.573/01
(zaaknummer rechtbank Midden-Nederland 498544)
arrest in kort geding van 16 februari 2021
in de zaak van
[appellant1] en [appellant2],
ieder in de hoedanigheid van mentor van
[A] ,
laatstgenoemde wonende te [B] ,
appellanten,
in eerste aanleg: eisers,
hierna:
[appellanten] c.s.,
advocaat: mr. P. Bosma, die kantoor houdt in Almere,
tegen
Stichting Triade,
gevestigd te Lelystad,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna:
Triade,
advocaat: mr. M.F. van der Mersch, die kantoor houdt in Amsterdam.

1.Het verloop van de procedure in eerste aanleg

Het verloop van de procedure blijkt uit het vonnis van 27 mei 2020 dat de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, heeft gewezen [1] .

2.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

Op 3 november 2020 is een tussenarrest gewezen. Daarin is het procesverloop in hoger beroep tot die datum weergegeven. Ook is daarin een meervoudige behandeling van de zaak bepaald. Deze heeft plaats gevonden op 3 februari 2021. Van die zitting is proces-verbaal opgemaakt. Voorafgaand aan de zitting heeft Triade nog twee producties toegezonden. Aan het einde van de zitting hebben partijen arrest gevraagd.

3.Waar gaat het over?

3.1
[A] is de zoon van [appellant1] en de broer van [appellant2] . [A] is meervoudig beperkt en verbleef in een van de woongroepen van Triade in Almere. Volgens Triade is in de loop der tijd een ernstig verstoorde en onherstelbare vertrouwensrelatie ontstaan tussen partijen. Om die reden heeft Triade in december 2019 de zorgovereenkomst opgezegd. [appellanten] c.s. hebben daarop in kort geding gevorderd dat de zorgverlening aan [A] wordt voortgezet. De voorzieningenrechter heeft die vorderingen afgewezen.
3.2
Het hof komt tot de conclusie dat spoedeisend belang bij het treffen van een voorziening in hoger beroep niet aanwezig is. Dat spoedeisend belang was er wel toen de voorzieningenrechter moest beslissen. De toen door de voorzieningenrechter gegeven beslissing was juist. Deze oordelen van het hof worden hierna gemotiveerd.

4.De vaststaande feiten

4.1
[A] is geboren [in] 1987 met een hersenafwijking. Als gevolg daarvan is hij fysiek en mentaal ernstig beperkt. [appellant1] is de vader van [A] , [appellant2] is zijn broer. Beiden zijn mentor van [A] . Sinds 1996 verblijft [A] in verschillende woongroepen van Triade. Vanaf 2006 is dat de woongroep [a-straat1] te [C] . [appellant1] en diens echtgenote (de moeder van [A] ) wonen op loopafstand van die woongroep.
4.2
Op 8 augustus 2008 is door de ouders van [A] met Triade een ‘ondersteuningsovereenkomst’ gesloten. Op basis daarvan verleende Triade zorg aan [A] . Op 6 december 2019 heeft Triade, na verkregen toestemming daarvoor van het Zorgkantoor, de overeenkomst opgezegd met ingang van 1 maart 2020. Als redenen voor de opzegging zijn daarin gegeven:
  • een onherstelbaar verstoorde vertrouwensrelatie en;
  • een zeer gespannen / onwerkbare werkrelatie die het niet langer mogelijk maakt
verantwoorde en goede zorg te leveren.
4.3
[appellanten] c.s. hebben daarop in (dit) kort geding voortzetting door Triade van de zorgverlening aan [A] gevorderd. Op 27 mei 2020 is die vordering afgewezen. Tegen het vonnis waarbij dat gebeurd is richt het hoger beroep van [appellanten] c.s. zich.
4.4
Na dat vonnis hebben [appellanten] c.s. ook een kort geding aanhangig gemaakt tegen het Zorgkantoor. In dat kort geding is op 31 augustus 2020 de afspraak gemaakt dat [A] mag worden overgeplaatst naar [D] in [B] .
4.5
Medewerking van [appellanten] c.s. aan de uitvoering van die afspraak is achterwege gebleven. Daarop heeft Triade in kort geding gevorderd de ontruiming door [appellanten] c.s. van de door [A] gebruikte ruimte in [a-straat1] te [C] . Op 2 oktober 2020 heeft de voorzieningenrechter die vordering toegewezen. Tegen dat vonnis is door [appellanten] c.s. geen hoger beroep ingesteld. Op 4 oktober 2020 is [A] door [appellanten] c.s. opgehaald bij Triade. Na een thuisverblijf van twee dagen is [A] vervolgens door [appellanten] c.s. naar [D] in [B] gebracht. Vanaf dat moment verblijft [A] daar.

5.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

5.1
[appellanten] c.s. hebben in kort geding gevorderd Triade te veroordelen om de zorg, huisvesting en overige dienstverlening zoals tussen partijen overeengekomen voort te zetten, (subsidiair) voor een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen periode, op straffe van verbeurte van een dwangsom en met veroordeling van Triade in de proceskosten.
5.2
De voorzieningenrechter heeft in het vonnis van 27 mei 2020 de vorderingen van [appellanten] c.s. afgewezen met hun veroordeling in de proceskosten.

6.De beoordeling in hoger beroep

Inleiding
6.1
[appellanten] c.s. vorderen in hoger beroep het vonnis van de voorzieningenrechter te vernietigen en alsnog hun in eerste aanleg geformuleerde vorderingen toe te wijzen. Zij hebben daartoe zeven grieven geformuleerd. Deze grieven leggen het geschil gezamenlijk in volle omvang ter beoordeling voor. Zij zullen daarom hierna gezamenlijk worden behandeld.
Door [appellanten] c.s. was ook nog schorsing gevorderd van de (gestelde) uitvoerbaarverklaring bij voorraad van het vonnis van de voorzieningenrechter. Die (incidentele) vordering is echter ter zitting in hoger beroep ingetrokken. Daarop hoeft dus niet meer beslist te worden.
Spoedeisend belang
6.2
Het betreft hier een kort geding. Dat betekent dat eerst moet worden onderzocht of per vandaag (nog) een spoedeisend belang aanwezig is.
6.3
Toen de voorzieningenrechter de zaak behandelde was de situatie wezenlijk anders dan nu. Destijds verbleef [A] in een van de woongroepen van Triade. De gevorderde voorziening was erop gericht dat zo te houden. De vordering van [appellanten] c.s. en het verweer van Triade werden daarom onderbouwd met argumenten die zagen op die bestaande toestand en (het ontbreken van) de noodzaak daarin verandering aan te brengen.
6.4
Na het vonnis van de voorzieningenrechter van 27 mei 2020 heeft Triade in kort geding een veroordeling van [appellanten] c.s. gevorderd tot, kort gezegd, ontruiming. Die vordering is op 2 oktober 2020 toegewezen. Kort daarop is [A] overgebracht naar een andere zorginstelling, te weten [D] in [B] . Sinds begin oktober 2020 verblijft [A] daar.
6.5
In de conclusiewisseling voorafgaand aan de mondelinge behandeling in hoger beroep is aan deze nieuwe situatie geen woord gewijd. Dat kon ook niet omdat die stukken zijn ingediend voordat [A] werd overgebracht naar [D] . In de door Triade op 25 januari 2021 toegezonden stukken wordt informatie verschaft over het ontruimingskortgeding en de verhuizing van [A] naar [D] in [B] . Die stukken bevatten geen informatie over hoe het intussen met [A] gaat bij [D] (wat begrijpelijk is omdat [A] niet langer aan de zorg van Triade is toevertrouwd). [appellanten] c.s. hebben voorafgaand aan de mondelinge behandeling evenmin stukken in het geding gebracht waarin op de nieuwe situatie van [A] werd ingegaan. Feitelijk was het gevolg van een en ander dat voor het eerst tijdens de mondelinge behandeling in hoger beroep door [appellanten] c.s. is onderbouwd waarin het spoedeisend belang bij het treffen van een voorziening, bezien vanuit de nieuwe feitelijke situatie, is gelegen. Die onderbouwing was, zoals hierna nog nader zal worden toegelicht, summier. Triade heeft daarop vervolgens wel gereageerd, maar heeft dat moeten doen zonder de gelegenheid te hebben gehad zich van voldoende, aanvullende, achtergrondinformatie te voorzien. Kortom, van een voldragen debat was geen sprake.
6.6
Wat [appellanten] c.s. in hoger beroep willen bereiken is dat Triade de zorg voor [A] opnieuw op zich neemt. Dat betekent feitelijk dus dat [A] [D] zal moeten verlaten en weer opgenomen moet worden in de woongroep ( [a-straat1] ) van Triade. De vordering van [appellanten] c.s. in hoger beroep is ongewijzigd ten opzichte van die in eerste aanleg en dus niet aangepast aan de nieuwe situatie. Dat is echter een hobbel die het hof kan nemen. Zolang de voorzieningenrechter (en dus ook het hof in hoger beroep) maar blijft binnen de grenzen van wat met de ingestelde vordering, ook kenbaar voor de wederpartij, wordt beoogd heeft deze een ruime vrijheid die voorziening te treffen die passend is, ook als deze (enigszins) afwijkt van de vordering zoals die is ingesteld. [appellanten] c.s. hebben in eerste aanleg gevorderd de zorgverlening aan [A] voort te zetten. In hoger beroep willen zij nog steeds hetzelfde bereiken. Dat is ook Triade wel duidelijk. Indien daarvoor op inhoudelijke gronden aanleiding bestaat is het hof dus wel vrij een voorziening te treffen die aansluit bij wat [appellanten] c.s. in hoger beroep willen bereiken.
6.7
[appellanten] c.s. hebben als spoedeisend belang bij hun vordering het volgende aangevoerd:
a. bij [A] is sedert zijn verhuizing vanuit Triade sprake van een gewichtsverlies van ongeveer 10%. Dat is zeer zorgelijk te noemen. De oorzaak van het gewichtsverlies is daarin gelegen dat [A] stopt met eten als reactie op spanningen die hij ervaart.
b. De ouders van [A] wonen in [C] . [A] woont nu in [B] . Als gevolg van de (grote) geografische afstand tussen beide plaatsen kunnen de ouders in geval van calamiteiten niet op korte termijn beschikbaar of aanwezig zijn. Ook andere, het welzijn van [A] bevorderende, activiteiten zijn echter een stuk ingewikkelder geworden. Vader [appellant1] kan nu niet meer iedere zondag fietsen met [A] , zijn moeder kan de was niet meer voor hem doen en er niet meer zijn als [A] ziek is of gekalmeerd moet worden. Zwemmen en paardrijden zijn ook niet meer mogelijk.
c. Bij [D] moet alles weer van voren af aan worden opgebouwd. Van begeleiding door Triade (zoals toegezegd) is onvoldoende sprake geweest.
d. De emotionele betrokkenheid tussen ouders/broer en [A] is groot. [A] reageert altijd zeer uitgesproken op bezoek van (een van) hen.
Ad a
6.8
Triade heeft bevestigd dat sprake was van aanzienlijk gewichtsverlies van [A] nadat hij begin oktober 2020 was opgehaald uit de woongroep van [a-straat1] . Tussen partijen staat wel vast - en dat wordt gestaafd door vele overgelegde stukken - dat (dreigend) ondergewicht een ernstig en voortdurend probleem is bij [A] . De gewichtssituatie van [A] was dus begin oktober 2020 zeer zorgelijk. Exacte gegevens over het gewicht van [A] bij vertrek uit de woongroep van Triade en zijn huidige gewicht ontbreken, maar een indicatie voor zijn vertrekgewicht kan worden gevonden in het Behandelplan 2020-2021 (productie 10 bij memorie van grieven), waarin staat dat zijn gewicht schommelt rond de
50 kilo, soms een paar kilo meer en soms (veel) minder. Volgens [appellanten] c.s. is het huidige gewicht van [A] ongeveer 47 kilo, volgens Triade is dat ongeveer 49 kilo. Bij een gewichtsverlies van 10% en vervolgens een gewichtstoename tot ongeveer 47 of 49 kilo is sprake van significante verbetering.
6.9
Niet in geschil is dat spanningen bij [A] zich vertalen in een weigering te eten. Gedurende alle jaren dat [A] bij Triade verbleef was dat een voortdurend punt van zorg en aandacht. Dat gegeven in combinatie met de verhuizing en het feitelijk gewichtsverlies maken dat voldoende aannemelijk is dat de spanning van de verhuizing zo groot is geweest dat [A] daarop (aanvankelijk) heeft gereageerd door voedselinname te weigeren.
6.1
Geleidelijk aan is die situatie echter verbeterd, zij het dat het ondergewicht van [A] nog bepaaldelijk zeer zorgelijk is. Nú opnieuw verhuizen lijkt in dat licht bezien eerder een nieuwe bron van spanning en daarmee een nieuwe oorzaak van gewichtsverlies op te leveren dan een situatie waarin de gewichtssituatie van [A] juist zal verbeteren.
6.11
Enige onderbouwing van deskundige zijde over de wenselijkheid van terugverhuizing naar Triade in verband met de gewichtssituatie van [A] ontbreekt ook.
Ad b en d
6.12
Het belang van [A] is ongetwijfeld ermee gediend dat ouders en broer aanwezig kunnen zijn wanneer dat nodig (calamiteiten, artsenbezoek e.d.) of (anderszins) welzijnsbevorderend (kalmeren, fietsen, zwemmen, paardrijden e.d.) is. Uit het hele dossier blijkt wel - en Triade heeft dat ook niet weersproken - dat [A] uitgesproken (positief) reageert op bezoeken van of contacten met ouders of broer. Aannemelijk is dat de afstand [C] / [B] in dat opzicht belemmerend werkt, zeker afgezet tegen de situatie van voorheen, namelijk dat de woongroep van Triade zich op loopafstand van de woning van de ouders [appellanten] bevindt. Onvoldoende onderbouwd is echter dat dit belang zo klemmend is dat met het oog daarop een voorziening dringend gewenst is. Ook in de huidige situatie is en blijft contact met [A] mogelijk, ook al is dat minder dan gewenst. Daarbij komt dat niet onderbouwd is dat het voordeel van de nabijheid ruimschoots opweegt tegen het nadeel van de dreiging van toenemende spanning en daarmee gepaard gaand gewichtsverlies bij terugverhuizing van [A] naar de woongroep van Triade.
Ad c
6.13
[A] is een man, zoveel is wel duidelijk, met wie het contact zorgvuldig en consistent moet worden opgebouwd. Dat vergt ongetwijfeld tijd. Triade heeft dat ook niet weersproken. Uit niets blijkt echter dat die opbouw bij [D] niet goed verloopt. Het langzaam optredend gewichtsherstel van [A] wijst eerder op het tegendeel. Of Triade nu wel of niet voldoende heeft bijgedragen aan een zorgvuldige overdracht van de zorg is hierbij niet van belang. Het hof kan over de opbouw bij [D] voor het overige geen zinnig woord zeggen omdat ieder feitelijk gegeven daarover ontbreekt.
6.14
De nu besproken aspecten van de zaak laten al zien dat het zeer de vraag is of van een spoedeisend belang sprake is. Daarbij komt nog het volgende.
6.15
Het belang van [A] is gediend met een stabiele zorgsituatie. Indien het hof nu besluit een voorziening te treffen die meebrengt dat [A] weer aan de zorg van Triade moet worden toevertrouwd betekent dat een inbreuk op die stabiliteit. [A] zal dan immers weer moeten verhuizen. Als het hof niettemin zo zou beslissen is dat niet meer dan een naar zijn aard tijdelijke voorziening, namelijk een voorziening voor de periode totdat de bodemrechter heeft beslist. Uit wat hierna volgt blijkt dat het hof het eens is met de beslissing van de voorzieningenrechter van 27 mei 2020. Dat betekent dus dat ook het hof aannemelijk acht dat de bodemrechter de opzegging van de zorgovereenkomst gerechtvaardigd acht. Dat zo zijnde zou een terugverhuizing naar Triade nú het grote risico meebrengen dat [A] over enige tijd toch weer zou moeten vertrekken bij Triade en vervolgens weer elders (mogelijk niet bij [D] ) zou moeten worden ondergebracht. De voor [A] zo gewenste stabiele situatie zou daardoor (wederom) geweld worden aangedaan.
6.16
Tot slot kan toch ook niet voorbij gegaan worden aan het gegeven dat [appellanten] c.s. op 31 augustus 2020 nog hebben ingestemd met een plaatsing van [A] bij [D] . Kennelijk bestond bij hen toen het vertrouwen dat de zorg voor [A] daar voldoende gewaarborgd kon worden (ook al zagen zij [A] liefst in [C] blijven). Dat en waarom dat vertrouwen nadien niet meer kon bestaan en waarom [A] dus nu ontoereikende zorg bij [D] zou ontvangen hebben [appellanten] c.s. niet toegelicht.
6.17
Alle nu besproken aspecten van de zaak in onderling verband overziende is de slotsom dat van een spoedeisend belang van [A] om terug te verhuizen naar Triade niet is gebleken. Een beoordeling van de vorderingen van [appellanten] c.s. in hoger beroep is daarmee niet meer aan de orde.
Proceskosten
6.18
De appelrechter dient ook in een dergelijk geval echter wel te beslissen over de in eerste aanleg uitgesproken proceskostenveroordeling. Daartoe moet hij onderzoeken of de vordering die in eerste aanleg ter beoordeling voorlag, terecht is toe- of afgewezen, met inachtneming van het in appel gevoerde debat en naar de toestand zoals die zich voordoet ten tijde van zijn beslissing in hoger beroep [2] .
6.19
De bezwaren van [appellanten] c.s. (zoals verwoord in de zeven grieven die zij hebben voorgedragen) tegen het vonnis van de voorzieningenrechter laten zich als volgt samenvatten. Van een onherstelbare breuk in de vertrouwensrelatie tussen [appellanten] c.s. en Triade is geen sprake. Al 24 jaar zijn partijen met elkaar in gesprek over de zorg die aan [A] verleend wordt. [appellanten] c.s. hebben, ondanks meningsverschillen af en toe, in al die jaren effectief samengewerkt met Triade in een multidisciplinair team. Over de te verlenen zorg bestaat ook geen verschil van inzicht. Dat verschil is er uitsluitend over de uitvoering. Het gesprek daarover is altijd mogelijk gebleven. Voorwaarden vooraf zijn door [appellanten] c.s. nooit gesteld. Wel zijn verzoeken gedaan om nadere informatie. De mediation in 2019 is weliswaar mislukt, maar uit niets blijkt dat de schuld daarvan bij [appellanten] c.s. ligt. De gevolgen van een plaatsing van [A] elders zijn bovendien zeer groot. Die gevolgen zijn door de voorzieningenrechter onvoldoende afgewogen. Van zorgvuldig handelen van Triade is ook geen sprake geweest. Al met al had de voorzieningenrechter niet tot een verstoorde vertrouwensrelatie mogen concluderen. Partijen hadden alternatieven voor opzegging van de zorgovereenkomst door Triade moeten en kunnen onderzoeken.
6.2
In wat aldus door [appellanten] c.s. in hoger beroep naar voren is gebracht zijn geen andere aspecten van de zaak en/of andere argumenten van [appellanten] c.s. te onderkennen dan die welke de voorzieningenrechter niet ook al in de beoordeling heeft betrokken. In essentie komt het standpunt van [appellanten] c.s. in hoger beroep er op neer dat van een zo ernstige breuk in de vertrouwensrelatie dat opzegging van de zorgovereenkomst daardoor werd gerechtvaardigd geen sprake was.
6.21
De voorzieningenrechter heeft een zorgvuldige analyse van de relatie tussen partijen gemaakt en vervolgens gedegen gemotiveerd dát sprake is van een ernstige breuk in de vertrouwensrelatie en waarom die breuk zo ernstig is dat de vordering tot voortzetting van de zorg moet worden afgewezen. Het hof neemt die overwegingen en de daaruit voortvloeiende beslissing over. Zij kunnen als hier herhaald en ingelast en als eigen overwegingen van het hof worden beschouwd. Nadere argumentatie is niet nodig omdat deze slechts tot een herhaling van zetten zou leiden.
6.22
De feiten en omstandigheden die zich hebben voorgedaan na het vonnis van de voorzieningenrechter - en die, omdat sprake is van een toetsing naar de situatie van vandaag, in de overwegingen moeten worden betrokken - werpen geen ander licht op de zaak. De reden daarvoor is dat de vordering in hoger beroep (ook al is deze formeel niet gewijzigd) feitelijk een andere is dan in eerste aanleg. De voorzieningenrechter moest oordelen over voortzetting van de zorg aan [A] door Triade. De appelrechter wordt gevraagd te beslissen over hervatting van de zorg aan [A] vanuit [D] door Triade. In zoverre is in hoger beroep dus sprake van (feitelijk) een andere vordering. De nieuwe feiten en omstandigheden zien op die vordering. Beoordeeld moet echter worden ‘de vordering die in eerste aanleg ter beoordeling voorlag’ (zie hiervoor sub 6.18).
6.23
Ook als die nieuwe feiten en omstandigheden inhoudelijk betrokken worden bij de beoordeling van de vraag of de voorzieningenrechter de vordering van [appellanten] c.s. terecht heeft afgewezen, werpen deze geen ander licht op de zaak. Voorop staat dat de vertrouwensrelatie tussen partijen volledig is verbroken. Dat is door de voorzieningenrechter gemotiveerd en die motivering is al juist geacht en overgenomen. De nieuwe feiten en omstandigheden zijn hiervoor (onder 6.7 tot en met 6.17) bij de beoordeling van het spoedeisend belang in hoger beroep besproken. Wat daar is overwogen geldt ook hier. Uit die motivering blijkt niet slechts dat er geen spoedeisend belang is, maar ook dat het belang van [A] bepaaldelijk niet is gediend met een voorziening die erop neerkomt dat hij weer wordt overgebracht naar Triade. Daarbij komt dat niet gebleken is dat Triade ruimte heeft om [A] op te nemen, terwijl evenmin is gebleken dat een minimale basis aanwezig is voor herstel van wederzijds vertrouwen. Beoordeeld naar de stand van zaken per vandaag bestond voor de voorzieningenrechter dus geen grond om een andere beslissing te nemen dan deze heeft gedaan.
6.24
De conclusie is vervolgens dat de voorzieningenrechter, de vorderingen van [appellanten] c.s. terecht afwijzend, hen ook terecht heeft veroordeeld in de proceskosten.

7.De slotsom

7.1
De grieven falen. Het bestreden vonnis zal worden bekrachtigd.
7.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep veroordelen.
De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van Triade zullen worden vastgesteld op € 760,- aan griffierecht en € 2.228,- aan salaris advocaat (2 punten x tarief II à € 1.114,- per punt). De kosten die Triade heeft moeten maken in het (ingetrokken) schorsingsincident zijn minimaal en met voorgaande kostenveroordeling voldoende gedekt.

8.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Midden-Nederland, locatie Lelystad, van 27 mei 2020;
veroordeelt [appellanten] c.s. in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Triade vastgesteld op € 760,- voor verschotten en op € 2.228,- voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief;
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. W.P.M. ter Berg, W.P. Sprenger en A. Elgersma en is door de rolraadsheer, in tegenwoordigheid van de griffier, in het openbaar uitgesproken op
16 februari 2021.

Voetnoten

1.
2.Zie bijvoorbeeld HR 28 september 2018, ECLI:NL:HR:2018:1782