In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 9 februari 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) en een vergrijpboete. De belanghebbende, een eenmanszaak onder de naam [Y], had tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland hoger beroep ingesteld. De rechtbank had de bezwaren van de belanghebbende tegen de naheffingsaanslag en de vergrijpboete ongegrond verklaard. De belanghebbende had een naheffingsaanslag van € 1.220 en een vergrijpboete van € 610 ontvangen, welke hij betwistte.
Het Hof heeft vastgesteld dat de Inspecteur de naheffingsaanslag had opgelegd op basis van een taxatierapport van de DRZ, waarin de waarde van de auto’s was vastgesteld. De belanghebbende stelde dat de taxateur van de DRZ ondeskundig was en dat de werkwijze onzorgvuldig was. Het Hof oordeelde dat de Inspecteur vrij was om een deskundige in te schakelen en dat er geen reden was om te twijfelen aan de deskundigheid van de taxateur. Het Hof oordeelde dat de afschrijvingspercentages in de forfaitaire tabel niet onjuist waren en dat de belanghebbende niet had aangetoond dat de schade hoger was dan door de Inspecteur was vastgesteld.
Uiteindelijk heeft het Hof de naheffingsaanslag verminderd tot € 1.179 en de vergrijpboete vernietigd. Het Hof oordeelde dat de belanghebbende niet opzettelijk had gehandeld en dat hij had mogen vertrouwen op het taxatierapport van de deskundige. De uitspraak van de rechtbank werd vernietigd en de kosten van de procedure werden vergoed aan de belanghebbende.