In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 5 januari 2021 uitspraak gedaan in het hoger beroep van [X] B.V. tegen de uitspraak van de rechtbank Gelderland van 28 augustus 2018. De zaak betreft een naheffingsaanslag in de belasting van personenauto’s en motorrijwielen (BPM) die aan belanghebbende was opgelegd ten bedrage van € 1.671, met een bijkomende belastingrente van € 41. De naheffingsaanslag was gebaseerd op een CO2-uitstoot van 360 gr/km, terwijl belanghebbende bij de aangifte was uitgegaan van 350 gr/km, wat leidde tot een lagere BPM van € 23.439. De rechtbank had het beroep van belanghebbende ongegrond verklaard, waarna belanghebbende hoger beroep instelde.
Tijdens de zitting op 22 oktober 2020 heeft belanghebbende zijn grieven over de CO2-uitstoot ingetrokken, maar het geschil bleef bestaan over de hoogte van de naheffingsaanslag. Belanghebbende stelde dat de afschrijvingspercentages in de forfaitaire tabel te laag waren en dat deze met 3% verhoogd dienden te worden. De Inspecteur betwistte dit en stelde dat de vaststelling van de percentages voorbehouden is aan de regelgever. Het Hof oordeelde dat de forfaitaire tabel niet in strijd is met het discriminatieverbod van artikel 110 VWEU, en dat de door de Inspecteur toegepaste afschrijvingspercentages correct waren. Het Hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en verklaarde het hoger beroep ongegrond.