Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
[appellante],
[geïntimeerde],
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De vaststaande feiten
grieven 1 t/m 3inzake de feiten heeft betoogd, staat (als gesteld en niet weersproken) het navolgende tussen partijen vast.
3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
4.De beoordeling van het hoger beroep
- de sloot (ook op het perceelsgedeelte) werd door zowel haar grootvader als haar vader gebruikt als doorvaart van en naar het erf,
- de boten van de eigen familie(s) en van het bezoek werden op het perceelsgedeelte aan de walkant vastgelegd,
- [C] had op het perceelsgedeelte een (in haar woorden) “
- er was toen nog geen beschoeiing,
- [D] heeft op het perceelsgedeelte vlonders neergelegd.
- dat [G] in de jaren zeventig op de erfafscheiding, waar al een hek stond bestaande uit paaltjes met draad, een haag heeft geplant,
- dat [G] aan de walkant vlonders heeft geplaatst,
- dat [G] de wal heeft verstevigd,
- dat [G] de sloot heeft uitgebaggerd.
- dat de familie [H] de beschoeiing tot [a-straat] 28 heeft vervangen en onderhouden,
- dat de familie [H] de sloot alleen ter hoogte van haar eigen perceel heeft gebruikt en onderhouden,
- dat [G] het perceelsgedeelte heeft gebruikt voor de doorvaart.
Grieven 4 en 5gaan niet op. Daarmee falen ook de
grieven 6 en 7.