ECLI:NL:GHARL:2021:11989

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
30 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
P21/0316
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevestiging van de verlenging van terbeschikkingstelling met afwijzing van verzoeken tot voorwaardelijke beëindiging en observatie

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 30 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 7 september 2021. De rechtbank had de terbeschikkingstelling van de terbeschikkinggestelde, geboren in 1960, met twee jaar verlengd en verzoeken tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en het laten opmaken van een maatregelenrapport afgewezen. Het hof heeft de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman, en deskundigen gehoord tijdens de zitting op 16 december 2021. De deskundigen, waaronder psychiater A.A.R. de Kom en psycholoog dr. Th.A.M. Deenen, concludeerden dat er geen classificeerbare stoornis volgens de DSM-5 kon worden vastgesteld, maar de kliniek stelde dat er wel sprake was van een psychotische stoornis en een persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken. Het hof oordeelde dat er voldoende aanwijzingen waren voor een geestelijke stoornis die behandeling vereiste, en dat het recidiverisico hoog was. De verzoeken van de terbeschikkinggestelde tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging en nadere observatie werden afgewezen, en het hof bevestigde de beslissing van de rechtbank met aanvulling van gronden. Het hof benadrukte dat de behandelrelatie voorzichtig vorm begint te krijgen, maar dat de noodzaak voor verblijf en behandeling binnen de kliniek nog steeds geïndiceerd is.

Uitspraak

TBS P21/0316
Beslissing d.d. 30 december 2021
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van
[terbeschikkinggestelde],
geboren te [geboorteplaats] ( [geboorteland] ) op [geboortedag] 1960,
verblijvende in het Forensisch Psychiatrisch Centrum
(hierna: FPC)[instelling] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 7 september 2021, houdende verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van twee jaar, afwijzing van het verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en afwijzing van het verzoek tot het laten opmaken van een maatregelenrapport.
Het hof heeft gelet op de stukken, waaronder:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van beroep van de terbeschikkinggestelde van 14 september 2021;
- de aanvullende informatie van FPC [instelling] van 7 december 2021, met als bijlage de wettelijke aantekeningen van 22 maart 2021 tot en met 6 juli 2021.
Het hof heeft ter zitting van 16 december 2021 gehoord de terbeschikkinggestelde, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.A.W. Knoester, advocaat te 's-Gravenhage, en de advocaat-generaal mr. J.J.T.M. Pieters. Daarnaast zijn ter zitting als deskundigen gehoord A.A.R. de Kom, psychiater, dr. Th.A.M. Deenen, psycholoog, en [psycholoog] , als psycholoog verbonden aan de [instelling] .

Overwegingen:

Het standpunt van de externe psychiater
De Kom heeft ter zitting aangegeven dat hij bij zijn advies van 11 juni 2021 blijft. Bij de terbeschikkinggestelde is geen classificeerbare stoornis volgens de DSM-5 vast te stellen. Er kan thans niet gesproken worden van een persoonlijkheidsstoornis omdat deze trekken niet aantoonbaar aanwezig waren eerder dan op volwassen leeftijd. Als er alsnog betrouwbare gegevens over de periode voorafgaand aan de volwassenheid beschikbaar komen zou dit alsnog kunnen leiden tot de vaststelling van een persoonlijkheidsstoornis. Evenmin kan worden aangetoond dat er sprake is van een psychose. Hiervoor bestaan harde criteria. Niet aangetoond is dat er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een denkstoornis of paranoïde waan. Het bestaan van een psychose kan ook niet worden uitgesloten. Het is niet de verwachting dat een eventuele psychose wel aangetoond kan worden bij een nieuwe observatie. Wel zijn er aanwijzingen dat de terbeschikkinggestelde onder stress in denken gedesoriënteerd kan raken en achterdochtig wordt. In aanloop naar het delict stond de terbeschikkinggestelde onder druk. Niet is in te schatten of deze verklaring voldoende is. Niet uitgesloten kan worden dat het afwisselende gebruik van medicatie heeft geleid tot de onttrekkingsverschijnselen.
Het standpunt van de externe psycholoog
Deenen heeft ter zitting aangegeven dat hij bij zijn advies van 16 juni 2021 blijft. Bij de terbeschikkinggestelde is geen classificeerbare stoornis volgens de DSM-5 vast te stellen. Er zijn onvoldoende aanwijzingen gevonden voor een persoonlijkheidsstoornis, met name vanwege het ontbreken van afwijkende patronen die herleid kunnen worden tot de adolescentie of jongvolwassenheid. Uitgesloten worden kan het ook niet bij gebrek aan betrouwbare informatie. Er zijn ook onvoldoende aanwijzingen voor een psychotische stoornis, maar hierbij dient aangetekend te worden dat betrokkene antipsychotica krijgt toegediend. Het is niet uit te sluiten dat bij afbouw van de medicatie betrokkene wel psychotisch zou kunnen reageren. Om die reden kan niet vastgesteld worden dat de terbeschikkinggestelde op basis van een stoornis heeft gehandeld ten tijde van het bewezenverklaarde, maar het kan ook niet worden uitgesloten. Een aanvullende observatie om het aanwezig zijn van (een) stoornis(sen) uit te sluiten, is niet aan de orde gelet op eerdere stevige onderzoeksmethoden, zoals het milieuonderzoek bij het Pieter Baan Centrum. Er zou sprake kunnen zijn van een interferentie van de medicatie die de terbeschikkinggestelde op dat moment gebruikte.
Het standpunt van de aan de kliniek verbonden psycholoog
[psycholoog] heeft aangegeven dat zij blijft bij het advies van de kliniek d.d. 2 juni 2021, zoals aangevuld op 7 december 2021. De kliniek heeft de terbeschikkinggestelde langdurig geobserveerd. Nadat aanvankelijk – in aansluiting bij onder meet het eerdere advies van het Pieter Baan Centrum werd uitgegaan van een persoonlijkheidsstoornis, is na observatie een psychotische stoornis met desorganisatie en achterdocht meer op de voorgrond gekomen. Naar aanleiding daarvan is ook besloten tot het toedienen van antipsychotica en de overplaatsing naar een afdeling met patiënten met een psychotische kwetsbaarheid. De terbeschikkinggestelde heeft in aanloop naar het delict veel stress heeft ervaren. Van daaruit is zijn achterdocht toegenomen. De psycholoog onthoudt zich van uitspraken wat betreft de eventuele invloed van medicatie, nu dat immers haar deskundigheid niet is. De kliniek kijkt anders aan tegen de diagnostiek dan de twee externe gedragsdeskundigen. De kliniek komt tot een vaststelling van een psychotische stoornis na een uitgebreid en langdurig intern onderzoek door meerdere professionals. Er zijn wat betreft de kliniek voldoende aanwijzingen om de diagnose psychotische stoornis vast te stellen.
Het standpunt van de terbeschikkinggestelde
Er is een wisselend verloop in de vaststelling van het hebben van een eventuele stoornis bij de terbeschikkinggestelde. Vanaf het begin af aan bestaat er onzekerheid over de diagnostiek. De externe gedragsdeskundigen kunnen een stoornis niet onderbouwen. Het niet meewerken aan observaties mag niet meewerken in de vraag of er sprake is van een stoornis. Er dient veel waarde te worden gehecht aan de conclusies van externe deskundigen. De onderbouwing door de kliniek van het recidiverisico is eveneens niet afdoende. De enkele stelling dat de terbeschikkinggestelde beperkt heeft meegewerkt aan behandeling en beperkt probleeminzicht heeft is onvoldoende om aan te nemen dat het recidiverisico hoog is. De kliniek beargumenteert niet waarom de terbeschikkinggestelde vanuit zijn stoornis – als het bestaan daarvan zou moeten worden aangenomen – gevaarlijk zou zijn. Daarnaast is in de [instelling] geen sprake geweest van agressieve incidenten. De Kom heeft gesteld dat het recidiverisico laag is en later dat het recidiverisico onduidelijk is. Deenen ziet onvoldoende aanwijzingen om recidiverisico op basis van een stoornis te motiveren. Deenen concludeert verder dat er geen reden is om in de toekomst opnieuw gewelddadig gedrag van de terbeschikkinggestelde te verwachten vanwege het ontbreken van een te classificeren stoornis. Gelet op de advisering van de externe gedragsdeskundigen kan niet worden aangenomen dat wordt voldaan aan de eisen die zijn neergelegd in artikel 38d van het Wetboek van Strafrecht. Een verlenging van de maatregel waarbij niet is voldaan aan het gevaarscriterium is strijdig met dat artikel. Dit levert schending op van het in artikel 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden
(hierna: EVRM)besloten liggende verbod op willekeurige detentie en/of artikel 2, eerste lid, Vierde Protocol bij het EVRM. Artikel 6:2:17 van het Wetboek van Strafvordering dient daarom buiten beschouwing te worden gelaten. Primair is de raadsman van mening dat de vordering van de officier van justitie dient te worden afgewezen. Subsidiair heeft hij verzocht de verpleging van overheidswege voorwaardelijke te beëindigen, met slechts als voorwaarden dat de terbeschikkinggestelde medewerking verleent aan reclasseringstoezicht en voldoet aan de eisen ten aanzien van de identificatieplicht. Meer subsidiair heeft de raadsman verzocht een maatregelenrapport op te laten maken door de reclassering. Uiterst subsidiair heeft de raadsman verzocht de terbeschikkinggestelde te plaatsen in het Pieter Baan Centrum om duidelijkheid te krijgen over diagnostiek en recidiverisico en over de vraag of verlenging van de maatregel op haar plaats is, alsmede of de verpleging van overheidswege voorwaardelijk kan worden beëindigd. De raadsman heeft verzocht om dit in dat geval het onderzoek door een andere psycholoog en psychiater te laten doen dan die welke de terbeschikkinggestelde eerder hebben onderzocht.
Het standpunt van het openbaar ministerie
Er wordt wel degelijk voldaan aan het criterium dat er sprake is van een stoornis bij de terbeschikkinggestelde. Het gehele dossier, in samenhang bezien, bevat meer dan voldoende aanwijzingen dat er sprake is van een geestelijke stoornis die behandeld moet worden om het recidiverisico zo klein mogelijk te houden. Op essentiële momenten heeft de terbeschikkinggestelde zijn medewerking niet verleend, bijvoorbeeld tijdens de observatie bij het Pieter Baan Centrum. (Mede) daardoor kan niet worden vastgesteld hoe de terbeschikkinggestelde tot het delict is gekomen. Het is nooit goed gelukt om de levensloop van de terbeschikkinggestelde goed en objectief in beeld te brengen. De kliniek heeft een poging gedaan om de levensloop te reconstrueren. De kliniek loopt daar tegen niet verifieerbare omstandigheden aan die van belang zijn om vast te kunnen stellen of er sprake is van een persoonlijkheidsstoornis niet anders omschreven (NAO) of een andere persoonlijkheidsstoornis. Door de kliniek worden wel allerlei symptomen gezien, zoals narcistische kenmerken, en een sterke eigen wil. De motivering van de kliniek om te komen tot de DSM-5 classificatie is verdedigbaar. Dat de externe gedragsdeskundigen gereserveerder zijn, is verklaarbaar doordat zij de terbeschikkinggestelde minder uitgebreid hebben kunnen observeren dan de kliniek. De advocaat-generaal sluit zich wat betreft de vaststellingen van de stoornis aan bij de kliniek. De diagnose is helder en voldoende onderbouwd. Die is ook niet in strijd met hetgeen zij eerder hebben geconcludeerd. Dat de externe gedragsdeskundigen tot een ander oordeel komen, doet hier niet aan af. Daarnaast heeft de terbeschikkinggestelde geen ziektebesef en -inzicht. Conform vaste jurisprudentie kan vastgesteld worden dat er sprake is van een geestelijke stoornis. Het recidiverisico buiten de kliniek wordt ingeschat als hoog. De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot bevestiging van de beslissing van de rechtbank en tot afwijzing van de verzoeken van de raadsman nu het dossier ruimschoots voldoende informatie bevat om tot een beslissing te komen.
Het oordeel van het hof
Afwijzen van de verzoeken
Het hof acht zich op basis van de aanwezige informatie voldoende voorgelicht om te kunnen oordelen over het door de terbeschikkinggestelde ingediende beroep. De verzoeken tot het doen onderzoeken van de mogelijkheden van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege en een nadere observatie door het Pieter Baan Centrum worden afgewezen, omdat de noodzakelijkheid hiervan niet is gebleken. Zoals hierna blijkt, kan het hof zich vinden in de conclusie van de kliniek. Het hof acht daarom een voorwaardelijke beëindiging op dit moment prematuur. De behandelrelatie krijgt voorzichtig vorm. Risico op herhaling van het delict is vooralsnog onverminderd groot, aangezien er feitelijk geen behandeling van delictgerelateerde factoren van de grond is gekomen. De terbeschikkinggestelde geniet sinds kort begeleid verlof. De noodzaak van verblijf en behandeling binnen de kliniek is vooralsnog geïndiceerd.
Stoornis
Er bestaat discussie over de vraag of bij de terbeschikkinggestelde een stoornis kan worden vastgesteld. De kliniek stelt zich op het standpunt dat bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een ongespecificeerde schizofreniespectrum- of andere psychotische stoornis en een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken. Beide onafhankelijke gedragsdeskundigen De Kom en Deenen concluderen daarentegen dat bij de terbeschikkinggestelde geen classificeerbare stoornis conform de DSM-5 kan worden vastgesteld.
De vraag die het hof moet beantwoorden is echter niet of bij de terbeschikkinggestelde een stoornis in de zin van de DSM-5 kan worden vastgesteld, maar of (nog) sprake is van een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van de geestvermogens in de zin van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht. Dat is een juridisch oordeel, waarbij de rechter niet is gebonden aan de door deskundigen uitgebrachte adviezen.
Voor het hof lijdt het geen twijfel dat er bij de terbeschikkinggestelde sprake is van een voor een verlenging noodzakelijk stoornis. Op 11 juni 2019 heeft de kliniek een diagnostisch rapport opgesteld. Hierin wordt gesteld dat het op dat moment onvoldoende duidelijk was of er sprake is van een psychotisch toestandsbeeld, waarop deze diagnose moest worden uitgesteld. De kliniek is vervolgens het beloop van mogelijke psychotische symptomen blijven volgen. Gedurende de periode juni 2019 tot en met december 2019 is de terbeschikkinggestelde uitgebreid geobserveerd en zijn duidelijke aanwijzingen gevonden voor het bestaan van psychotische symptomen, zowel in de vorm (desorganisatie) als de inhoud (achterdocht) van het denken. Op basis van deze observaties is de diagnose bijgesteld. Omdat een psychotisch toestandsbeeld de persoonlijkheid(strekken) kan beïnvloeden, is na instelling op medicatie opnieuw gekeken naar de eerder vastgestelde persoonlijkheidsstoornis. Er is toen gezien dat de achterdocht en desorganisatie meer op de achtergrond staan, echter wordt nog wel de narcistische dynamiek waargenomen (krenkbaarheid, controlebehoefte). Op grond hiervan en gelet op de bevindingen bij eerdere onderzoeken, heeft de kliniek gekozen voor een gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische kenmerken. De kliniek is aldus tot de conclusie gekomen dat zowel sprake is van een psychotische stoornis als van een persoonlijkheidsstoornis. Het hof stelt daarmee vast dat sprake is van een stoornis in de zin van artikel 37a van het Wetboek van Strafrecht. De externe gedragsdeskundigen hebben beide stoornissen ook niet uitgesloten.
Indexdelict
Het hof stelt vast dat de terbeschikkinggestelde bij arrest van het gerechtshof Amsterdam van 7 juni 2017 is veroordeeld ter zake van poging tot doodslag. Dit is een misdrijf dat is gericht tegen of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Recidivegevaar
Bij een (voorwaardelijke) beëindiging van de verpleging van overheidswege schat de kliniek het recidiverisico in als hoog. De hof maakt die inschatting tot de zijne.
Uitgangspunt verlengingsduur
Het hof heeft als uitgangspunt dat de terbeschikkingstelling verlengd dient te worden met een termijn van twee jaren wanneer aannemelijk is geworden dat de behandeling en resocialisatie van de terbeschikkinggestelde in het bestaande juridische kader meer tijd in beslag zal nemen dan de tijd die resteert bij een verlenging van de terbeschikkingstelling met een termijn van een jaar. Het hof ziet in dit geval geen aanleiding om van dit uitgangspunt af te wijken.
Bevestiging met aanvulling van gronden
Het hof is onder aanvulling van gronden als hiervoor weergegeven van oordeel dat de rechtbank op goede gronden heeft geoordeeld en op juiste wijze heeft beslist. Daarom zal het hof de beslissing waarvan beroep met die aanvulling bevestigen.

Beslissing

Het hof:
Wijst afhet verzoek tot voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Wijst afhet verzoek tot het doen onderzoeken van de mogelijkheid van een voorwaardelijke beëindiging van de verpleging van overheidswege.
Wijst afhet verzoek tot plaatsing van de terbeschikkinggestelde in het Pieter Baan Centrum.
Bevestigt met aanvulling van grondenzoals hiervoor is overwogen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 7 september 2021 met betrekking tot de terbeschikkinggestelde
[terbeschikkinggestelde].
Aldus gedaan door
mr. A.B.A.P.M. Ficq als voorzitter,
mr. M. Keppels en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
en drs. I.M. van Woudenberg en drs. C.J.J.C.M. van Gestel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. K. van Laarhoven als griffier,
en op 30 december 2021 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.