ECLI:NL:GHARL:2021:11988

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2021
Publicatiedatum
5 januari 2022
Zaaknummer
P21/0311
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van de beslissing van de rechtbank en verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 23 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van 3 september 2021. De rechtbank had de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen afgewezen. Het hof heeft de beslissing van de rechtbank vernietigd en de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel met zes maanden verlengd. Dit besluit is genomen in het belang van de jeugdige, die nog steeds een hoog recidiverisico vertoont en begeleiding nodig heeft. Het hof heeft de jeugdige, zijn raadsman en de advocaat-generaal gehoord tijdens de zitting op 9 december 2021. De jeugdige verblijft momenteel in een instelling voor begeleid wonen, maar er zijn problemen met de financiering van zijn verblijf. Het hof heeft vastgesteld dat de jeugdige nog steeds kwetsbaar is en dat er een risico op recidive bestaat, mede door zijn problematiek, waaronder een autismespectrumstoornis en zwakbegaafdheid. Het hof benadrukt dat de verlenging van de voorwaardelijke beëindiging noodzakelijk is om een goede terugkeer van de jeugdige in de maatschappij te waarborgen en om de resultaten van de behandeling en resocialisatie te zekerstellen. De maatregel zal onvoorwaardelijk eindigen op 17 juli 2022, mits er geen verdere verlengingen plaatsvinden.

Uitspraak

PIJ P21/0311
Beslissing d.d. 23 december 2021
De kamer van het hof als bedoeld in artikel 67 van de Wet op de rechterlijke organisatie heeft te beslissen op het beroep van de officier van justitie met betrekking tot de jeugdige
[jeugdige],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1996,
verblijvende te [woonplaats] .
Het beroep is ingesteld tegen de beslissing van de rechtbank Amsterdam van
3 september 2021. Deze beslissing houdt in afwijzing van de vordering van de officier van justitie tot verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen (hierna: de maatregel) met een termijn van zes maanden.
Het hof heeft gelet op de stukken waarop de rechtbank haar beslissing heeft gebaseerd en daarnaast onder meer op:
- het proces-verbaal van het onderzoek in eerste aanleg;
- de beslissing waarvan beroep;
- de akte van het instellen van beroep van 17 september 2021;
- de appelschriftuur van de officier van justitie van 17 september 2021;
- de registratiekaart van 8 oktober 2021;
- een brief van het openbaar ministerie gericht aan de jeugdige van 29 november 2021;
- het voortgangsverslag van Reclassering Nederland van 30 november 2021;
- het e-mailbericht van het openbaar ministerie van 8 december 2021 met twee bijlagen.
Het hof heeft ter zitting van 9 december 2021 gehoord de jeugdige, bijgestaan door zijn raadsman mr. J.S.W. Boorsma, advocaat te Amsterdam, en de advocaat-generaal, mr. V. Smink. Verder is als deskundige gehoord [reclasseringswerker] , reclasseringswerker, verbonden aan Reclassering Nederland.

Overwegingen:

Het standpunt van het openbaar ministerie
De advocaat-generaal heeft gevorderd de beslissing waarvan beroep te vernietigen en de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel met een termijn van zes maanden te verlengen. De jeugdige verblijft bij [instelling] , een instelling voor begeleid wonen, en het is essentieel dat hij daar of in een vergelijkbare voorziening blijft wonen. Dat stuit nu op problemen met de financiering, omdat de gemeente een aanvraag in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (hierna: WMO) tot twee keer toe heeft afgewezen. De jeugdige is kwetsbaar en heeft nog steeds begeleiding nodig. Het recidiverisico is onverminderd hoog en de ernst van de stoornis is onveranderd. Het openbaar ministerie wil uiteraard recht doen aan de belangen van de jeugdige, maar moet ook rekening houden met de belangen van de maatschappij.
De advocaat-generaal ziet twee alternatieve mogelijkheden : de behandeling wordt geschorst tot januari 2022, zodat er gelegenheid is om een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten (Wzd) voor te bereiden, of verlenging van de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel.
Het standpunt van de jeugdige
De raadsman heeft verzocht de beslissing van de rechtbank Amsterdam te bevestigen.
Er is geen goede reden meer om de voorwaardelijke beëindiging te verlengen. Het behandelplafond is bereikt en de jeugdige heeft er geen zin meer in. Het is in het belang van de jeugdige om nu de knoop door te hakken, dan houdt de discussie over de financiering ook eindelijk op. De jeugdige heeft geleerd zich terug te trekken als hij boos wordt. Hoewel hij nog wel boos of dreigend kan reageren, gebruikt hij geen geweld meer. Het is onvoldoende duidelijk of hij nog een grote bedreiging voor de maatschappij vormt. Hij zal de komende jaren wel begeleiding nodig hebben bij het regelen van zijn financiën en iemand om af en toe mee te praten, maar daar is geen maatregel voor nodig.
Het oordeel van het hof
Vernietiging
Het hof zal de beslissing van de rechtbank vernietigen omdat het tot een andere beslissing komt.
Indexdelicten
Bij vonnis van 3 juli 2014 heeft de rechtbank Amsterdam aan de jeugdige de maatregel van plaatsing in een inrichting voor jeugdigen opgelegd ter zake van poging tot zware mishandeling. Dit is een misdrijf dat gericht is tegen en/of gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van een of meer personen.
Stoornis en recidivegevaar
Bij de jeugdige is sprake van een autismespectrumstoornis, zwakbegaafdheid, een andere gespecificeerde persoonlijkheidsstoornis met narcistische-, borderline- en antisociale
kenmerken en een stoornis in het gebruik van cannabis. Overeenkomstig het voortgangsverslag van de reclassering van 30 november 2021 acht het hof de kans op recidive nog steeds hoog.
Verlenging
Het stelsel van voorwaardelijke beëindiging van de maatregel is ingevoerd om te voorzien in een periode van nazorg aansluitend aan het verblijf van de jeugdige in een inrichting. Deze periode staat in het teken van een goede terugkeer van de jeugdige in de maatschappij, om op deze wijze de resultaten zeker te stellen van de behandeling en resocialisatie die heeft plaatsgevonden onder de vigeur van de maatregel. Het instrument van verlenging van de duur van de voorwaardelijke beëindiging staat ten dienste van dit doel. Samen met de terugplaatsing in een inrichting en het stellen van bijzondere voorwaarden vormt de verlenging van de voorwaardelijke beëindiging een dwingend kader om de jeugdige tot medewerking aan het nazorgtraject te bewegen en in zoverre zijn dit dan sancties op een gebrek aan medewerking.
Bij de beoordeling of de duur van de voorwaardelijke beëindiging dient te worden verlengd, dient de rechter het voorgaande in zijn afweging te betrekken. Aspecten die ook bij de verlenging van de maatregel een rol spelen, zoals recidivegevaar en het belang van de ontwikkeling van de jeugdige, zijn daarbij van belang, maar niet noodzakelijkerwijs bepalend (Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden 25 juni 2020, ECLI:NL:GHARL:2020:4991).
Het hof overweegt dat de risicotaxatie van 3 juni 2021 nog steeds wijst op het aanwezig zijn van een hoog recidiverisico. Ook heeft de reclassering de afgelopen periode signalen ontvangen dat er mogelijk sprake zou zijn geweest van agressie in de relationele sfeer. De huidige woonvoorziening [instelling] heeft aangegeven dat de jeugdige niet in staat is om zelfstandig zijn financiën te regelen, maar niet altijd bereid is om hun hulp te accepteren. De jeugdige erkent dat hij dagelijks cannabis gebruikt. De reclassering heeft geen zicht op het middelengebruik.
Het hof stelt dan ook vast dat de resultaten van de behandeling en resocialisatie binnen de maatregel nog niet zijn zeker gesteld.
Gelet op de ernst van de problematiek van de jeugdige, het recidiverisico en zijn huidige functioneren, acht het hof het nodig dat bij onvoorwaardelijke beëindiging van de maatregel aansluitend een (ander) juridisch kader is geregeld voor verblijf en begeleiding van de jeugdige in een woonvoorziening. De deskundige heeft ter zitting verklaard dat er na beëindiging van de maatregel een spoedaanvraag in het kader van de WMO kan worden ingediend, maar de uitkomst daarvan is onzeker. Het hof acht het daarom gewenst dat opnieuw stappen worden gezet om een rechterlijke machtiging in het kader van de Wet zorg en dwang psychogeriatrische en verstandelijk gehandicapte cliënten voor te bereiden.
Mede met het oog daarop dient de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel voort te duren. Anders dan de deskundige van de reclassering veronderstelt, kan begeleiding door de reclassering nog steeds toegevoegde waarde hebben, zowel voor de resocialisatie van de jeugdige als voor de beperking van het recidiverisico. Het hof acht het gewenst dat de reclassering beziet op welke wijze steviger invulling aan die begeleiding kan worden gegeven.
Gelet op het een en ander zal het hof de voorwaardelijke beëindiging van de maatregel verlengen met een termijn van zes maanden.
Einde maatregel
Het hof stelt vast dat de maatregel, gelet op de ingangsdatum, de huidige expiratiedatum en de verlenging bij deze beslissing, op 17 juli 2022 onvoorwaardelijk zal eindigen.

Beslissing

Het hof:
Vernietigtde beslissing van de rechtbank Amsterdam van 3 september 2021 met betrekking tot de jeugdige
[jeugdige].
Verlengtde voorwaardelijke beëindiging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor jeugdigen met een termijn van zes maanden.
Aldus gedaan door
mr. M.E. van Wees als voorzitter,
mr. W.A. Holland en mr. E.A.K.G. Ruys als raadsheren,
drs. E.M.M. Mol en drs. I. Breukel als raden,
in tegenwoordigheid van mr. N.E. Versloot als griffier,
en op 23 december 2021 in het openbaar uitgesproken.
De raden zijn buiten staat deze beslissing mede te ondertekenen.