Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoekster in hoger beroep,
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 21 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de ondertoezichtstelling van een pasgeboren kind. De moeder, die in hoger beroep ging, had zorgen over haar opvoedingsvaardigheden en het drugsgebruik van de vader. De kinderrechter had eerder besloten om het kind onder toezicht te stellen van de gecertificeerde instelling, de William Schrikker Stichting, vanwege de ernstige bedreiging van de ontwikkeling van het kind. De moeder woonde tijdelijk in een ouder-kindhuis en had al drie andere kinderen die onder toezicht stonden en uit huis waren geplaatst.
Tijdens de mondelinge behandeling op 1 november 2021, waarbij de moeder en haar advocaat aanwezig waren, werd de situatie van de ouders besproken. De moeder erkende dat ze in het verleden onvoldoende opvoedingsvaardigheden had, maar stelde dat de omstandigheden voor haar huidige kind anders waren. De raad voor de kinderbescherming en de GI gaven aan dat er zorgen waren over de opvoedingsvaardigheden van de moeder en het drugsgebruik van de vader. Het hof oordeelde dat de ondertoezichtstelling noodzakelijk was om de ontwikkeling van het kind te waarborgen en om de ouders te begeleiden in hun opvoedingsverantwoordelijkheden.
Het hof bekrachtigde de beschikking van de kinderrechter en oordeelde dat de zorgen over de ouders, waaronder de leerbaarheid van de moeder en de emotieregulatie van de vader, een ondertoezichtstelling van een jaar rechtvaardigden. De beslissing werd genomen met het oog op de terugkeer van de moeder naar huis en de noodzaak om de situatie van het kind te blijven volgen. Het hof concludeerde dat er onvoldoende vertrouwen was dat de moeder in staat zou zijn om de geleerde vaardigheden in de thuissituatie toe te passen zonder toezicht.