Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
verzoeker in het principaal hoger beroep,
verweerder in het incidenteel hoger beroep,
verzoekster in het incidenteel hoger beroep,
1.De procedure in hoger beroep
2.De verdere motivering van de beslissing
Het verzoek van de vrouw, voor zover dat ziet op een vergoedingsrecht in verband met schenkingen aan alleen de vrouw betreffende de lening van oorspronkelijk fl. 150.000,-
[naam1] met medeweten en in overleg met mij.”;
Het [naam5] -pensioen van de man (grief 5 in het incidenteel hoger beroep)
€ 4.114,- naar hem heeft overgemaakt.
€ 76.995,21. Het hof zal die veroordelingen vernietigen en met inachtneming van de niet door partijen bestreden beslissingen van de rechtbank het bedrag berekenen dat de man in totaal nog aan de vrouw dient te voldoen. Partijen hebben daarmee ter zitting ingestemd.
- banksaldi € 30.890,73
€ 2.057,00
3.De beslissing
9 juli 2019, voor zover het de daarbij gelaste wijze van verdeling van de aandelen [naam6] betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
9 juli 2019, voor zover het de daarbij gelaste wijze van verdeling van het [naam7] 2017 betreft, en in zoverre opnieuw beschikkende:
9 juli 2019, voor zover de man daarbij is veroordeeld om aan de vrouw te betalen een bedrag van € 76.995,21 te vermeerderen met de helft van de nog op te geven waarde van het [naam7] 2017, en voor zover de man daarbij is veroordeeld om aan de vrouw te betalen een bedrag van € 43.095,50, en in zoverre opnieuw beschikkende:
9 juli 2019 voor zover de vrouw daarbij niet-ontvankelijk is verklaard in haar verzoek betreffende de onverschuldigd betaalde kinderalimentatie, en in zoverre opnieuw beschikkende:
9 juli 2019, voor het overige, voor zover aan het oordeel van het hof onderworpen;
K.M. Makkinga, bijgestaan door mr. L.S. Veldmans als griffier, en is op 21 december 2021 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.