ECLI:NL:GHARL:2021:11883

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
200.292.620
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Uitleg van de splitsingsakte met betrekking tot gemeenschappelijk rookkanalen in appartementsrecht

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een geschil tussen een appartementseigenaar, aangeduid als [de eigenaar], en de Vereniging van Eigenaars (VvE) van het appartementencomplex [naam gebouw]. De eigenaar is van mening dat de rookkanalen die zijn appartement verbinden met de centrale verwarming tot zijn privébezit behoren, terwijl de VvE stelt dat deze kanalen gemeenschappelijk zijn. Dit geschil is ontstaan naar aanleiding van een besluit van de VvE op 4 februari 2019, waarin werd vastgesteld dat de rookkanalen gemeenschappelijk zijn. De eigenaar vordert een verklaring voor recht dat dit besluit nietig is en dat de rookkanalen tot zijn privé gedeelte behoren.

Het hof heeft de zaak beoordeeld aan de hand van de splitsingsakte en de relevante passages uit artikel 17, waarin de gemeenschappelijke en privé gedeelten worden gedefinieerd. Het hof concludeert dat de rookkanalen, die de verbrandingsgassen van de centrale verwarming afvoeren, als gemeenschappelijk moeten worden aangemerkt. Dit oordeel is gebaseerd op een objectieve uitleg van de splitsingsakte, waarbij de bedoeling van de partijen en de context van de akte in overweging zijn genomen. Het hof heeft vastgesteld dat er geen bepalingen zijn die de rookkanalen specifiek als privézaken kwalificeren, en dat de uitleg van de VvE in lijn is met de bedoeling van de splitsingsakte.

De rechtbank Gelderland had eerder in haar vonnis van 3 februari 2021 al geoordeeld dat de rookkanalen gemeenschappelijk zijn, en het hof bekrachtigt dit oordeel. De eigenaar wordt in de kosten van het hoger beroep veroordeeld, en het hof wijst ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten toe. De beslissing van het hof is openbaar uitgesproken op 28 december 2021.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN

locatie Arnhem
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.292.620
(zaaknummer rechtbank Gelderland C/05/365968)
arrest van 28 december 2021
in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats] ,
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna: [de eigenaar] ,
advocaat: mr. D.N. Reijnders,
tegen:
de vereniging
Vereniging van eigenaars ondersplitsing woningen complex [naam gebouw] , [adres],
gevestigd te Maasdriel, kantoor houdende te Boxtel,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: de VvE,
advocaat: mr. M. de Jong.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1
Het hof neemt de inhoud van het tussenarrest van 20 juli 2021 hier over. Het verdere verloop blijkt uit het proces-verbaal van de mondelinge behandeling van 26 november 2021. Aan het einde van de zitting heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1
Het hof gaat in hoger beroep uit van de feiten zoals beschreven in de rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.5 van het bestreden vonnis van 3 februari 2021.

3.De motivering van de beslissing in hoger beroep

3.1
[de eigenaar] is rechthebbende op het appartementsrecht [adres] te [woonplaats] . Zijn appartement is gelegen op de tweede en derde verdieping van het appartementencomplex [naam gebouw] . Hij heeft een verschil van mening met de VvE van het appartementencomplex over de vraag of rook(gasafvoer)kanalen een privézaak zijn – visie [de eigenaar] – of gemeenschappelijk – visie VvE. Aanleiding voor deze procedure was een besluit van de VvE van 4 februari 2019, waarin zij had vastgesteld dat de rookkanalen gemeenschappelijk zijn. [de eigenaar] vordert onder meer een verklaring voor recht dat dat besluit nietig is en dat de rookkanalen tot het privé gedeelte behoren.
3.2
Bepalend voor de beslissing in dit geschil is de uitleg van de volgende passages van artikel 17 van het reglement zoals opgenomen in de splitsingsakte:
“1. Tot de gemeenschappelijke gedeelten en gemeenschappelijke zaken worden onder meer gerekend (…)
a. de rook- en ventilatiekanalen (…)
2. Tot de gemeenschappelijke gedeelten en gemeenschappelijke zaken wordennietgerekend:
(…)
b. de installaties met de daarbij behorende leidingen, voorzieningen en overige werken voor de zelfstandige verwarming en koeling van een privé gedeelte; (…)
3. De in het tweede lid bedoelde zaken maken deel uit van het desbetreffende privé gedeelte.”
3.3
Tussen partijen is niet in geschil dat deze passages volgens een objectieve maatstaf moeten worden uitgelegd. Volgens deze maatstaf komt het aan op de in de splitsingsakte tot uitdrukking gebrachte partijbedoeling die moet worden afgeleid uit de in de akte gebezigde bewoordingen, uit te leggen naar objectieve maatstaven in het licht van de gehele inhoud van de akte. Verder zijn van belang de aannemelijkheid van de rechtsgevolgen waartoe verschillende op zichzelf mogelijke tekstinterpretaties zouden leiden. De rechtbank heeft deze maatstaf toegepast. Zij heeft in rechtsoverweging 4.5 van haar vonnis van 3 februari 2021 beslist dat op basis van een objectieve uitleg van de passages in de splitsingsakte de rookgasafvoerkanalen gemeenschappelijk zijn. Zij heeft daarop de vorderingen van [de eigenaar] afgewezen. De grieven van [de eigenaar] richten zich in essentie tegen het uitlegoordeel van de rechtbank.
3.4
Het hof leidt uit de stellingen van partijen af dat voor hen
“rookkanalen”(de term die in artikel 17 lid 1 sub a splitsingsakte voorkomt) en
“rookgasafvoerkanalen”(de term die partijen in hun processtukken gebruiken) uitwisselbare begrippen zijn. Het gaat om kanalen waardoor de verbrandingsgassen van de centrale verwarming naar buiten worden gevoerd. Alle rookkanalen van de woonappartementen monden afzonderlijk uit op het dak van het appartementencomplex. Er is met andere woorden niet een gemeenschappelijk rookkanaal voor verschillende woonappartementen. De rookkanalen van de woonappartementen op de eerste verdieping lopen wel samen door een schacht naar boven, die van de tweede en derde verdieping rechtstreeks door het dak boven het appartement.
3.5
Het hof beslist dat een rookkanaal dat verbrandingsgassen van een privé centrale verwarming naar buiten leidt, een gemeenschappelijke zaak is op grond van artikel 17 lid 1 sub a splitsingsakte en dat de VvE dus gelijk heeft. Voor het hof is een contextueel argument doorslaggevend. Het artikelonderdeel kwalificeert immers
“rookkanalen”als gemeenschappelijke zaken, zonder daaraan toe te voegen
“voor zover die niet uitsluitend dienstbaar zijn aan een privé gedeelte”of een passage van gelijke strekking. Een dergelijke toevoeging komt in artikelen 17 leden 1 en 2 splitsingsakte in min of meer gelijke bewoordingen regelmatig voor (hek- en traliewerk (artikel 17 lid 1 sub b: gemeenschappelijk
“voor zover geen privé afscheiding”), plafonds en wanden (artikel 17 lid 1 sub c:
“die zich niet bevinden in een privé gedeelte”), liften, hydroforen, etc. (artikel 17 lid 1 sub f:
“die niet bestemd zijn om uitsluitend te worden gebruikt door de eigenaar of gebruiker van – of niet uitsluitend dienstbaar zijn aan – één privé gedeelte”) en leidingen voor afvoer van hemelwater, gootwater en fecaliën (artikel 17 lid 1 sub g:
“voor zover niet uitsluitend dienstbaar aan één privé gedeelte”; vgl. ook artikel 17 lid 2 sub a). Omdat zo’n toevoeging ontbreekt bij de passage over rookkanalen, brengt een objectieve uitleg mee dat alle rookkanalen, ook degene die uitsluitend verbrandingsgassen van een centrale verwarming in een privé gedeelte afvoeren, gemeenschappelijk zijn. Zo’n uitleg strijdt niet met artikel 17 lid 2 sub b splitsingsakte, dat bepaalt dat de installaties voor de zelfstandige verwarming en koeling van een privé gedeelte niet gemeenschappelijk zijn
“met de daarbij behorende leidingen, voorzieningen en overige werken”. Een consistente en objectieve uitleg, die niet leidt tot een innerlijk tegenstrijdige interpretatie van de hier bedoelde passages, brengt mee dat met deze installaties, leidingen, voorzieningen en overige werken niet ook rookkanalen worden bedoeld. De VvE heeft daarom terecht opgemerkt dat artikel 17 lid 1 sub a splitsingsakte kan worden beschouwd als een bepaling die specifiek de rookkanalen uitzondert van artikel 17 lid 2 sub b splitsingsakte. Het is ook in het belang van alle appartementseigenaren dat gevaarlijke stoffen (zoals koolmonoxide) overal veilig worden afgevoerd.
3.6
[de eigenaar] heeft er zich nog op beroepen dat de feitelijke situatie in zijn appartement, waar het rookkanaal slechts één meter lang is en vanuit zijn appartement meteen door het dak loopt, meebrengt dat het rookkanaal als een privézaak moet worden aangemerkt. In de eerste plaats is het niet nodig voor een beslissing in deze zaak om te kijken naar de uiterlijke kenmerken van het appartementencomplex. Een objectieve uitleg van de leden 1 en 2 van artikel 17 splitsingsakte leidt immers al tot de conclusie dat de rookkanalen gemeenschappelijk zijn. Ten tweede is het uiterlijke kenmerk dat het rookkanaal van [de eigenaar] niet via een gemeenschappelijke schacht naar buiten voert, van onvoldoende gewicht om in afwijking van de uit de splitsingsakte blijkende bedoeling van partijen tot de slotsom te komen dat de rookkanalen privézaken zijn.
3.7
[de eigenaar] heeft verder gesteld dat uit de splitsingstekening zou voortvloeien dat zijn rookkanaal een privézaak is. Het hof volgt hierin [de eigenaar] niet, omdat de tekening zodanig verkleind is overgelegd dat daarop niet te zien is waar de rookkanalen zijn weergegeven en of op die plaatsen iets is aangegeven over het privé of gemeenschappelijke karakter ervan.
3.8
Het voorgaande brengt mee dat de rechtbank op goede gronden de vorderingen van [de eigenaar] heeft afgewezen.

4.Slotsom

4.1
De grieven falen, zodat het bestreden vonnis moet worden bekrachtigd.
4.2
Als de in het ongelijk te stellen partij zal het hof [de eigenaar] in de kosten van het hoger beroep veroordelen. De kosten voor de procedure in hoger beroep aan de zijde van de VvE zullen worden vastgesteld op € 772 aan griffierecht en op € 2.228 voor salaris advocaat overeenkomstig het liquidatietarief (2 punten x tarief II)
4.3
Als niet weersproken zal het hof ook de gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de nakosten toewijzen zoals hierna vermeld.

5.De beslissing

Het hof, recht doende in hoger beroep:
bekrachtigt het vonnis van de rechtbank Gelderland van 3 februari 2021;
veroordeelt [de eigenaar] in de kosten van het hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de VvE vastgesteld op € 772 voor verschotten en op € 2.228 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na betekening;
veroordeelt [de eigenaar] in de nakosten, begroot op € 163, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 85 in geval [de eigenaar] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.J. de Vries, W.C. Haasnoot en G.R. den Dekker, en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 28 december 2021.