ECLI:NL:GHARL:2021:11863

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
28 december 2021
Publicatiedatum
28 december 2021
Zaaknummer
21-003542-20
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Winkeldiefstal met gevangenisstraf van twee maanden opgelegd aan verdachte

In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 28 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland. De verdachte, geboren in Somalië in 1988, was beschuldigd van winkeldiefstal van een gouden collier en een gouden armband, die toebehoorden aan juwelier [juwelier]. De diefstal vond plaats op 13 augustus 2020 te Ermelo. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan de tenlastegelegde diefstal en legde een gevangenisstraf van twee maanden op, gelijk aan de eis van de advocaat-generaal. De verdachte had eerder ook al veroordelingen voor vermogensdelicten, wat meegewogen werd in de strafmaat. De vordering van de benadeelde partij, juwelier [juwelier], werd niet-ontvankelijk verklaard, omdat niet vast was komen te staan dat de weggenomen sieraden aan de benadeelde toebehoorden. Het hof heeft de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht toegepast, zoals deze golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

Uitspraak

Afdeling strafrecht
Parketnummer: 21-003542-20
Uitspraak d.d.: 28 december 2021
TEGENSPRAAK
Verkort arrestvan de meervoudige kamer voor strafzaken van het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, zittingsplaats Arnhem, gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Arnhem, van 2 oktober 2020 met parketnummer 05-235405-20 in de strafzaak tegen

[verdachte] ,

geboren te [geboorteplaats] (Somalië) op [geboortedag] 1988,
thans uit anderen hoofde verblijvende in [P.I.] .

Het hoger beroep

De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.

Onderzoek van de zaak

Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 14 december 2021 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd. Het hof heeft voorts kennis genomen van hetgeen namens verdachte door zijn raadsman, mr. R. Gijsen, naar voren is gebracht.

Het vonnis waarvan beroep

Het hof zal het vonnis waarvan beroep om proceseconomische redenen vernietigen. Het hof zal daarom opnieuw rechtdoen.

De tenlastelegging

Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 13 augustus 2020 te Ermelo een gouden collier en/of een gouden armband, in elk geval enig goed, dat geheel of ten dele aan een ander toebehoorde, te weten aan Juwelier [juwelier] , heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Overweging met betrekking tot het bewijs
De advocaat-generaal acht het tenlastegelegde wettig en overtuigend bewezen.
De raadsman heeft vrijspraak bepleit. Er is naar zijn mening onvoldoende wettig en overtuigend bewijs omdat er enkel een onbetrouwbare gezichtsvergelijking voorhanden is, die berust op onvoldoende specifieke en onderscheidende persoonskenmerken.
Het hof is van oordeel dat het door verdachte gevoerde verweer strekkende tot vrijspraak van het tenlastegelegde wordt weersproken door de gebezigde bewijsmiddelen, zoals deze later in de eventueel op te maken aanvulling op dit arrest zullen worden opgenomen. Het hof heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van de inhoud van die bewijsmiddelen te twijfelen.
Het hof overweegt daarbij in het bijzonder het volgende. Blijkens het proces-verbaal van bevindingen ontving verbalisant [verbalisant] een e-mail van een collega gericht aan het hele team met daarin twee foto’s en een beschrijving van een persoon naar wiens identiteit men op zoek was
. [1]
Aangezien [verbalisant] de SKBD-foto van degene die hij later die dag als verdachte van een ander feit zou gaan horen al had bekeken, meende hij die man als de persoon op de foto’s te herkennen.
Na dit verhoor heeft [verbalisant] de foto’s nogmaals bekeken en zag dat de persoon die hij had verhoord heel veel op de persoon op de foto’s leek. Hij kon aanvankelijk echter niet met 100% zekerheid vaststellen dat degene die hij verhoord had, dezelfde persoon was als degene die op de foto’s te zien was.
Daarom heeft [verbalisant] vervolgens binnen de politie gevraagd of er aanvullend beeldmateriaal van het voorval in de juwelierszaak beschikbaar was.
Aan de hand van de beschikbare camerabeelden van het incident bij juwelier [juwelier] heeft [verbalisant] vervolgens de persoon in de juwelierszaak direct en met zekerheid herkend als de persoon die hij had gezien tijdens het politieverhoor. Deze persoon betrof verdachte.
Het hof merkt op dat [verbalisant] het verhoor met verdachte is ingegaan met de vraag of dat ook de persoon is die op de toegezonden foto’s te zien was. [verbalisant] heeft daarmee de mogelijkheid gehad om verdachte die hij nog niet eerder had gezien tijdens het verhoor extra scherp te observeren. Hoewel [verbalisant] vanaf het begin een grote gelijkenis ziet tussen de persoon die hij moet gaan horen en de persoon op de toegezonden foto’s, bekijkt hij na het verhoor nogmaals de foto’s en vraagt daarna om meer beeldmateriaal. Hoewel hij op verschillende momenten aangeeft dat de persoon van het verhoor heel erg lijkt op de persoon op de foto’s, geeft hij pas na het zien van de camerabeelden aan dat verdachte de persoon op de foto’s is. Gelet op deze zorgvuldige gang van zaken en de terughoudend bij [verbalisant] bij het aanmerken van verdachte als de persoon op de foto’s die horen bij het voorval in de juwelierszaak, acht het hof zijn verklaring authentiek en betrouwbaar.
Het hof acht in dit verband ook nog relevant dat verbalisant [verbalisant] tijdens het getuigenverhoor bij de raadsheer-commissaris blijft bij zijn eerdere verklaring in het proces-verbaal.
Voorts verklaart hij dat de herkenning tot stand is gekomen aan de hand van specifieke en onderscheidende persoonskenmerken, waaronder het voorhoofd en de haardracht van verdachte. Het hof acht de verklaringen van verbalisant [verbalisant] gezien het voorgaande betrouwbaar en geloofwaardig en heeft geen reden om aan de juistheid en betrouwbaarheid van die verklaringen te twijfelen.
Het hof kan op grond van het beschikbare materiaal niet met zekerheid vaststellen dat de gestolen goederen aan juwelier [juwelier] toebehoorden, aangezien het een zichtzending betrof die mogelijkerwijs (nog) niet in eigendom aan [juwelier] was overgegaan. Het hof acht wel bewezen dat de goederen toebehoorden aan een ander dan verdachte.

Bewezenverklaring

Door wettige bewijsmiddelen, waarin zijn vervat de redengevende feiten en omstandigheden waarop de bewezenverklaring steunt, acht het hof wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks13 augustus 2020 te Ermelo een gouden collier en
/ofeen gouden armband
, in elk geval enig goed,die geheel
of ten deleaan een ander toebehoorden
, te weten aan Juwelier [juwelier] ,heeft weggenomen met het oogmerk om het zich wederrechtelijk toe te eigenen.
Het hof acht niet bewezen hetgeen verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard, zodat deze daarvan behoort te worden vrijgesproken.

Strafbaarheid van het bewezenverklaarde

Het bewezenverklaarde levert op:
diefstal.

Strafbaarheid van de verdachte

Verdachte is strafbaar aangezien geen omstandigheid is gebleken of aannemelijk geworden die verdachte niet strafbaar zou doen zijn.

Oplegging van straf en/of maatregel

De advocaat-generaal heeft een gevangenisstraf voor de duur van twee maanden met aftrek van de duur van het voorarrest gevorderd.
De raadsman refereert zich in geval van een bewezenverklaring voor wat betreft de strafmaat aan het oordeel van het hof.
De hierna te melden strafoplegging is in overeenstemming met de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, mede gelet op de persoon van verdachte, zoals van een en ander bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken, waarbij onder meer is gelet op het Uittreksel Justitiële Documentatie van 11 november 2021.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een winkeldiefstal. Hij heeft er blijk van gegeven geen enkel respect te hebben voor de persoonlijke eigendommen van een ander. Het betreft een brutaal en ergerlijk feit voor het gedupeerde winkelbedrijf en de gedupeerde ondernemer, waarbij verdachte zich kennelijk enkel heeft laten leiden door financieel gewin.
Het hof heeft bij de op te leggen straf voorts rekening gehouden met het feit dat uit het uittreksel justitiële documentatie blijkt dat verdachte veelvuldig onherroepelijk is veroordeeld voor vermogensdelicten. Eerdere veroordelingen hebben hem er kennelijk niet van weerhouden opnieuw een strafbaar feit te plegen. Het hof heeft tevens in aanmerking genomen dat artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht van toepassing is.
Alles overwegende is het hof – evenals de advocaat-generaal– van oordeel dat de oplegging van een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zoals opgelegd door de politierechter voor de duur van twee maanden, welke straf de verdachte reeds heeft uitgezeten, een passende afdoening is.

Vordering van de benadeelde partij Juwelier [juwelier] t.a.v. [benadeelde]

Tijdens het onderzoek ter terechtzitting is niet vast komen te staan dat de weggenomen sieraden toebehoorden aan de benadeelde partij, nu er sprake was van een zichtorder. Nader onderzoek naar het eigendom van de sieraden levert naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op. De benadeelde partij kan daarom thans in haar vordering niet worden ontvangen en kan haar vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.

Toepasselijke wettelijke voorschriften

Het hof heeft gelet op de artikelen 63 en 310 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij golden ten tijde van het bewezenverklaarde.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
gevangenisstrafvoor de duur van
2 (twee) maanden.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.

Vordering van de benadeelde partij Juwelier [juwelier] t.a.v. [benadeelde]

Verklaart de benadeelde partij Juwelier [juwelier] t.a.v. [benadeelde] niet-ontvankelijk in de vordering tot schadevergoeding.
Veroordeelt de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Aldus gewezen door
mr. O.G. Schuur, voorzitter,
mr. R.W. van Zuijlen en mr. M.L.H.E. Roessingh-Bakels, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr. H.E. Schoenmakers, griffier,
en op 28 december 2021 ter openbare terechtzitting uitgesproken.

Voetnoten

1.In het proces-verbaal van bevindingen leest het hof waar ‘wij’ staat enkel ‘hij’, namelijk verbalisant [verbalisant] .