Uitspraak
wonende te [A] ,
hierna: [appellant] ,
advocaat: mr. C.C.W. Plaat.
1.De procedure bij de rechtbank
2.De procedure in hoger beroep
21 januari 2021 een aantal met een V6-formulier meegezonden stukken.
(i.) niet heeft voldaan aan de informatieplicht door in januari 2020 zonder voorafgaand bericht voor een lange periode naar Marokko te vertrekken, daar in het huwelijk te treden, en door de bewindvoerder kort voor een voorgenomen vertrek naar Marokko in oktober 2020 te informeren en vervolgens het ontbreken van toestemming te negeren en vragen van de bewindvoerder onbeantwoord te laten,
(ii.) sinds september 2020 niet heeft voldaan aan de sollicitatieplicht en niet heeft meegewerkt aan een re-integratietraject van de gemeente en
(iii.) bovenmatige nieuwe schulden (ongeveer € 1.000) heeft laten ontstaan doordat de gemeente zijn uitkering ingevolge de Participatiewet over december 2020 met 100% heeft gekort in verband met zijn verblijf in Marokko en vanwege de niet nagekomen verplichting om op 5 oktober 2020 een re-integratietraject te starten.
Wat betreft zijn eerste reis in januari 2020 wordt [appellant] verweten dat hij de bewindvoerder hierover helemaal niets heeft verteld en ook niet om de vereiste toestemming daarvoor heeft gevraagd. Dat geldt ook voor het huwelijk dat [appellant] tijdens dat verblijf heeft gesloten. De bewindvoerder heeft onweersproken verklaard dat zij hier bij toeval achter is gekomen.
heeft op de zitting bij het hof verklaard dat hij geregeld een bedrag € 70 à € 80 per maand overmaakt naar zijn nog in Marokko (bij haar ouders) wonende echtgenote. Ook over de financiële gevolgen van dit huwelijk heeft [appellant] niet overlegd met de bewindvoerder.
Dat volgens [appellant] zijn familie alle kosten (circa € 700) voor de gebitsbehandeling voor hem heeft betaald, maakt dit verwijt niet lichter, zeker niet nu bij gebrek aan andersluidende stellingen van [appellant] aangenomen moet worden dat de overige kosten van de reis wel door [appellant] zelf zijn betaald.
Ook het hof gaat er vanuit dat [appellant] voor dat bedrag nieuwe schulden heeft laten ontstaan, die gelet op zijn financiële positie bovenmatig zijn. Omdat er geen concrete aanwijzingen zijn dat de gemeente zal terugkomen van haar genomen besluit, rekent het hof [appellant] deze schulden ook aan. Daarbij is van belang dat [appellant] geen reëel plan in het geding heeft gebracht waaruit blijkt dat hij deze schulden nog tijdens de duur van zijn schuldsaneringsregeling zal kunnen inlopen.
Ook blijkt uit dit verslag dat [appellant] de op herstel gerichte adviezen van zijn behandelaar niet volgt. [appellant] negeert volgens zijn behandelaar zijn eigen aandeel in de oplossing van zijn problemen en legt de verantwoordelijkheid daarvan voornamelijk bij anderen neer. Ook gelet op deze houding is voortzetting van de regeling niet aan de orde.
De beslissing