Uitspraak
,
.
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
In deze zaak heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden op 22 december 2021 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtspositie van een ambtenaar, [appellante], die in 2001 in dienst trad bij de Belastingdienst. Na een periode van arbeidsongeschiktheid en een negatieve beslissing op haar WIA-aanvraag, diende zij in december 2019 een ontslagaanvraag in. Deze aanvraag werd gedaan onder invloed van medicatie en vermoeidheid, waarna zij haar ontslagaanvraag wilde intrekken. De Belastingdienst weigerde dit en accepteerde de ontslagaanvraag, wat leidde tot een geschil over de beëindiging van de arbeidsovereenkomst.
Het hof oordeelde dat er geen formeel ontslagbesluit was genomen door het bevoegde gezag van de Belastingdienst, wat noodzakelijk was voor de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. De Wet Normalisering Rechtspositie Ambtenaren (Wnra) was op 1 januari 2020 van kracht geworden, maar de ontslagaanvraag was voor deze datum ingediend. Het hof concludeerde dat de aanstelling van [appellante] per 1 januari 2020 automatisch was omgezet in een arbeidsovereenkomst, en dat deze arbeidsovereenkomst niet was geëindigd op 1 juli 2020, zoals de Belastingdienst had gesteld.
Het hof heeft de beschikking van de kantonrechter vernietigd en verklaard dat de arbeidsovereenkomst tussen [appellante] en de Belastingdienst niet is geëindigd. Tevens werd de Belastingdienst veroordeeld tot het betalen van het salaris van [appellante] vanaf 1 juli 2020, vermeerderd met wettelijke rente. De kosten van de procedure werden ook aan de Belastingdienst opgelegd.