Uitspraak
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep
2.De beoordeling in hoger beroep
Ik houd van hem.. jij neemt m mee. Daar kan ik niks tegen down. Doen.” en op 21 oktober 2018 aan [de vriendin] : “
Als hij gaat gaat [naam hond] mer”. Uit de berichten van [appellante] in deze periode kan ook worden afgeleid dat zij daar veel moeite mee had en dat zij [naam hond] graag wilde houden. Op de suggestie van [de vriendin] in haar bericht van 21 oktober 2018 (“
Scheld 'm desnoods dat geld kwijt in ruil voor [naam hond] en dan tot nooit meer ziens”), heeft [appellante] bijvoorbeeld geantwoord “
Heb ik al geprobeerd. Maar dat doet hij niet.”. Dat laatste is ook in lijn met het bericht dat [geïntimeerde] op 26 oktober 2018 aan [appellante] heeft geschreven: “
Ik heb daarin een verbond met [naam hond] . Heb dat met hem afgesproken dat we trouw aan elkaar zouden blijven. (…).” Uit deze berichten kan worden opgemaakt dat [geïntimeerde] niet de intentie had om [naam hond] voorgoed bij [appellante] te laten en haar eigenaar van [naam hond] te maken. Wel heeft hij in datzelfde gesprek een paar minuten later geschreven: “
Hij komt heus wel weer naar je toe [appellante] . En ook heel snel.” Waarop [appellante] kort daarna heeft geschreven: “
Iedereen blij dat je me wilt helpen in mijn verdriet….met [naam hond] duh Auwu Reuzzz.” Het hof acht het op grond van deze berichten aannemelijk dat [geïntimeerde] , zoals hij heeft aangevoerd, [appellante] wilde steunen door toe te staan dat zij ook na het verbreken van de affectieve relatie voor [naam hond] mocht blijven zorgen. Dat is ook in lijn met het bericht van [appellante] aan [de vriendin] op 29 oktober 2018, waarin ze heeft aangegeven dat [naam hond] bij haar is, maar waar zij op de vraag of ze [naam hond] mag houden, heeft geantwoord: “
Nee… hoeft ook niet. Hij blijft hier de rest vd week. [geïntimeerde] ah werk.”. In dat licht moet volgens het hof ook het bericht van [geïntimeerde] van 15 november 2018 aan [appellante] (“
Je krijgt [naam hond] van me. Als jij maar gelukkig bent.”) worden gelezen. In elk geval heeft [appellante] , op wie de bewijslast rust, niet aannemelijk gemaakt dat [geïntimeerde] in een korte periode van ongeveer twee weken van gedachten is veranderd en de eigendom van [naam hond] op dat moment wel op haar wilde doen overgaan. [geïntimeerde] betwist dat. Ook na 15 november 2018 zijn er geen aanwijzingen (gesteld) die meebrengen dat [geïntimeerde] alsnog de eigendom wilde prijsgeven. De verklaringen die [appellante] heeft overgelegd van mevrouw [naam1] en mevrouw [naam2] , die schrijven dat [geïntimeerde] tegen hen heeft gezegd dat hij [naam hond] aan [appellante] heeft gegeven, laat het hof hierbij buiten beschouwing. [geïntimeerde] heeft de juistheid van deze verklaringen gemotiveerd betwist en deze kortgedingprocedure leent zich niet voor nadere bewijslevering.
En pas soms op een Corgi (hof: [naam hond] is een Corgi) van een heel bijzonder iemand.” (april 2019), “
Maar hij is van jou….” (mei 2019), “
Ik denk ook dat t goed is als [naam hond] meegaat. Maar tis natuurlijk aan jou..;-)” (oktober 2019) en “
(…) Hi ik ben weer in t land. Wanneer mag ik [naam hond] zien?” (januari 2020). Ook heeft [appellante] de kosten voor de dierenarts, hondentrimmer en het hondenvoer aan [geïntimeerde] in rekening gebracht. [appellante] heeft op de zitting – voor het eerst – aangevoerd dat het haar niet om een vergoeding van deze kosten ging, maar dat zij op deze manier probeerde alsnog een deel van een lening van ruim € 13.000 aan [geïntimeerde] terug te krijgen. [geïntimeerde] heeft dat gemotiveerd weersproken en aangegeven dat hij deze lening volledig heeft terugbetaald. [appellante] heeft haar standpunt niet verder onderbouwd en ter zitting verklaard dat dit ook nergens uit blijkt, maar in haar hoofd zat, zodat het hof hier verder aan voorbij zal gaan. Nu [appellante] er dus zelf niet vanuit ging dat [geïntimeerde] [naam hond] aan haar had gegeven, komt het hof niet toe aan de vraag of zij er gerechtvaardigd op mocht vertrouwen dat dit wel zo was.