ECLI:NL:GHARL:2021:11654

Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2021
Publicatiedatum
21 december 2021
Zaaknummer
200.267.492
Instantie
Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid en schadevergoeding in de melkveehouderij: beoordeling van tekortkomingen en eigen schuld

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, staat de aansprakelijkheid van Farmonie B.V. centraal, die als leverancier van een melkrobot en aanverwante apparatuur betrokken is bij een geschil met de Maatschap [achternaam]. De Maatschap heeft Farmonie aansprakelijk gesteld voor schade die is ontstaan door gebreken aan de geleverde melkrobot en de inadequate service. De rechtbank heeft in eerste aanleg geoordeeld dat Farmonie aansprakelijk is voor de schade, maar heeft de schadevergoeding beperkt door een eigen schuld van 25% aan de zijde van de Maatschap vast te stellen.

In hoger beroep heeft de Maatschap haar vorderingen gewijzigd en een hogere schadevergoeding geëist, terwijl Farmonie in incidenteel hoger beroep ging en de eigen schuld van de Maatschap op 50% wilde vaststellen. Het hof heeft vastgesteld dat Farmonie toerekenbaar tekortgeschoten is in haar verplichtingen en dat de aansprakelijkheid voor indirecte schade uitgesloten is volgens de algemene voorwaarden van Farmonie. Echter, het hof heeft geoordeeld dat de exoneratieclausules in de algemene voorwaarden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zijn, waardoor de Maatschap recht heeft op vergoeding van indirecte schade.

Het hof heeft de schadevergoedingsplicht van Farmonie vastgesteld op 100% en de vorderingen van de Maatschap tot vergoeding van directe en indirecte schade toegewezen, met uitzondering van de schade die als indirecte schade werd aangemerkt. De zaak is terugverwezen naar de schadestaatprocedure voor de exacte berekening van de schade. De kosten van de procedure zijn toegewezen aan de in het ongelijk gestelde partij.

Uitspraak

GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Arnhem
afdeling civiel recht, handel
zaaknummer gerechtshof 200.267.492/01
(zaaknummer rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, NL18.3057)
arrest van 21 december 2021
in de zaak van

1.Maatschap [achternaam] , en haar maten:

2.
[appellant2],
3.
[appellante3],
allen gevestigd respectievelijk wonende te [plaats] ,
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk aan te duiden als:
de Maatschap,
advocaat: thans mr. H.M. van Eerten, voorheen mr. A.N. Dijkstra,
tegen:
Farmonie B.V.,
als gevolg van fusie rechtsopvolger onder algemene titel van:
Melkwinnings Centrum Oost B.V.,
gevestigd te Lichtenvoorde, gemeente Oost Gelre,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
in eerste aanleg: verweerster,
hierna aan te duiden als:
Farmonie,
advocaat: mr. R.H.J. Wildenburg.

1.Het verdere verloop van het geding in hoger beroep

1.1.
Het hof verwijst naar de inhoud van het tussenarrest van 2 maart 2021, waarbij een digitale comparitie van partijen is bepaald.
1.2.
Het verdere verloop blijkt uit:
- de akte inbreng producties van de zijde van de Maatschap, met producties (genummerd 82 tot en met 86),
- het proces-verbaal van digitale comparitie van partijen van 11 oktober 2021, met daaraan gehecht de spreekaantekeningen van beide partijen.
1.3.
Na afloop van de digitale comparitie heeft het hof arrest bepaald.

2.De vaststaande feiten

2.1.
De Maatschap exploiteert een melkveehouderijbedrijf.
2.2.
Farmonie is een landbouwmechanisatiebedrijf. Farmonie levert complete stalinrichtingen, inclusief voersystemen en melkrobots. Ook verzorgt Farmonie onderhoud van en service aan stalinrichtingen.
2.3.
De Maatschap en Farmonie hebben in 2011 onderhandeld over de inrichting van
een nieuwe ligboxenstal voor de Maatschap. Op 21 november 2011 heeft Farmonie een offerte uitgebracht voor een melkrobot, type MI-one multibox van fabrikant GEA Farm Technologies. Bij e-mail van 30 december 2011 heeft Farmonie aan de Maatschap een orderbevestiging betreffende de koop van deze melkrobot,
“Incl Comfort Contract garantie verlenging tot 3 jaar”,ten bedrage van € 178.500,00, inclusief btw, en bijbehorende factuur voor een aanbetaling doen toekomen.
2.4.
Verdere onderhandelingen tussen partijen hebben geresulteerd in een orderbevestiging van 25 april 2013 betreffende de koop van een automatisch voersysteem, een extra melkbox voor de melkrobot en een mestrobot (een zelfrijdend apparaat dat de stalvloer schoon schuift) voor een totaal bedrag van € 393.250,00, inclusief btw.
2.5.
Op 3 december 2013 zijn partijen een schriftelijke serviceovereenkomst, type ‘Comfort’, voor de melkrobot (hierna: het servicecontract) overeengekomen.
2.6.
Eveneens op 3 december 2013 heeft de Maatschap de nieuwe ligboxenstal in gebruik genomen. Op 10 december 2013 is de Maatschap met begeleiding van Farmonie begonnen met melken met de melkrobot. De eerste maanden na de opstart hebben zich geen problemen voorgedaan.
2.7.
Vanaf maart 2014 begon het celgetal in de melk sterker te stijgen. Een verhoogd celgetal duidt op verminderde uiergezondheid. Meerdere koeien kregen uierontstekingen. Vanaf eind april 2014 nam het aantal uierontstekingen verder toe. Begin juni 2014 had meer dan een/derde deel van de koeien van de Maatschap uierontsteking.
De Maatschap heeft Farmonie erop geattendeerd dat de koeien niet goed leeggemolken werden, waarna geconstateerd werd dat de melkstroomsensoren van de melkrobot vervuild waren. Op 12 en 19 juni 2014 heeft Farmonie zeefjes voor de melkstroomsensoren geplaatst, waarna het aantal uierontstekingen afnam.
2.8.
In augustus 2014 nam het aantal uierontstekingen weer toe. De Maatschap heeft Farmonie erop geattendeerd dat er lucht in het romit-slangetje van de melkrobot zat. Dit slangetje zorgt voor toevoer van ontsmettingsmiddel voor de reiniging van de spenen van de koeien voor het melken en de reiniging van de melkstellen van de melkrobot na het melken. Geconstateerd werd dat het slangetje versleten was. Op 4 september 2014 heeft Farmonie het slangetje vervangen, waarna het aantal uierontstekingen afnam.
2.9.
Eind september 2014 nam het aantal uierontstekingen weer toe. Nadat Farmonie het kapje van het pompje voor het ontsmettingsmiddel van het romit-slangetje goed had teruggeplaatst, namen de gevallen van uierontsteking af.
2.10.
Op 7 januari 2014 - aldus de Maatschap - dan wel in juni 2014 - aldus Farmonie -
heeft Farmonie om de werking van de mestrobot te verbeteren de routing van de mestrobot aangepast. Daarbij is een extra doorsteek gemaakt, waarbij de oude ankers met balken weer aan de vloer zijn bevestigd. Farmonie heeft nagelaten de draaduiteinden van de bevestigingsbouten af te zagen. Dit heeft geleid tot klauwproblemen bij de koeien. De Maatschap heeft eind september 2014 ontdekt dat de draadeinden niet afgezaagd waren en zij heeft toen zelf de draaduiteinden afgezaagd.
2.11.
Vanaf maart 2016 nam het aantal uierontstekingen weer toe. In de zomer van 2016 werden scheuren geconstateerd in de kleppenblokken van de melkrobot. Hierdoor werden de koeien niet goed leeggemolken. Farmonie heeft de kleppenblokken in augustus 2016 vervangen. In december 2016 heeft Farmonie opnieuw een kleppenblok in verband met scheurvorming vervangen.
2.12.
Bij brief van 8 september 2016 heeft de toenmalige advocaat van de Maatschap Farmonie aansprakelijk gesteld voor haar tekortkomingen en aanspraak gemaakt op vergoeding van de daardoor door de Maatschap geleden schade.
Bij brief van 8 november 2017 heeft de Maatschap nogmaals Farmonie aansprakelijk gesteld voor de door haar geleden en nog te lijden schade als gevolg van het niet nakomen door Farmonie
“van haar verplichtingen uit hoofde van de koopovereenkomst en de serviceovereenkomst”.
2.13.
Farmonie heeft de schade gemeld bij haar aansprakelijkheidsverzekeraar Achmea.
2.14.
Partijen zijn niet tot een oplossing gekomen.

3.Het geschil en de beslissing in eerste aanleg

3.1.
De Maatschap heeft in eerste aanleg, na eiswijziging, gevorderd Farmonie te veroordelen tot betaling van schadevergoeding van € 158.437,00, te vermeerderen met de wettelijke (handels)rente, en Farmonie te veroordelen in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
3.2.
Farmonie heeft verweer gevoerd.
3.3.
In het bestreden tussenvonnis heeft de rechtbank overwogen en geoordeeld dat Farmonie aansprakelijk is voor de schade die de Maatschap heeft geleden, doordat gebreken aan de door Farmonie geleverde melkrobot niet adequaat genoeg werden verholpen en doordat Farmonie de uitstekende draaduiteinden van de bouten in de stalvloer van de Maatschap niet heeft afgezaagd. De gebreken aan de melkrobot hebben geleid tot ernstige uierontstekingen bij de koeien en door de uitstekende draadeinden hebben de koeien klauwproblemen opgelopen. Ten aanzien van de schade als gevolg van de uitstekende draadeinden heeft de rechtbank de mate van eigen schuld van de Maatschap gesteld op 25%. Ook heeft de rechtbank geoordeeld dat op de koopovereenkomsten de door Farmonie gehanteerde
“ALGEMENE VERKOOP- EN LEVERINGSVOORWAARDEN”van toepassing zijn en dat aanvullend op het servicecontract de
“Algemene voorwaarden behorende bij het servicecontract”van toepassing zijn. In beide sets algemene voorwaarden is vergoeding van indirecte schade uitgesloten. De rechtbank heeft de Maatschap in de gelegenheid gesteld bij akte haar (directe) schade nader te onderbouwen en te specificeren.
3.4.
In het bestreden eindvonnis heeft de rechtbank bij de uitleg van het begrip ‘indirecte schade’ aansluiting gezocht bij de beschrijving daarvan in beide sets algemene voorwaarden en geoordeeld dat van schadevergoeding is uitgesloten bedrijfsschade bestaande uit bedrijfsstoring, buiten dienst staan van de installatie(s), derving van inkomsten (verminderde opbrengst) en derving van winst. Als directe schade komt in aanmerking schade die ingevolge artikel 6:98 BW voor vergoeding in aanmerking komt en niet valt onder de contractueel als indirecte schade aan te merken schade. Verder heeft de rechtbank overwogen en geoordeeld dat de schade die is geleden doordat koeien wegens uierontsteking of klauwproblemen moesten worden afgevoerd, directe schade betreft en heeft de rechtbank het aantal in verband met uierontstekingen respectievelijk klauwproblemen afgevoerde koeien gesteld op 39 respectievelijk 10 en deze schadepost op een bedrag van € 43.579,81 gesteld.
Ook de kosten van onderzoek door de dierenarts, aanvullend onderzoek, diergeneeskundige behandelingen en behandelingen van de klauwproblemen betreffen directe schade en zijn gesteld op een bedrag van € 13.755,00. Arbeidskosten, schade door waardeverlies van koemelk en door niet geleverde melkproductie komen niet voor vergoeding in aanmerking. Expertisekosten komen, rekening houdend met het percentage eigen schuld voor wat betreft de klauwproblemen, voor toewijzing in aanmerking voor een bedrag van € 6.715,55.
De rechtbank heeft Farmonie veroordeeld tot betaling van schade ad € 64.050,36, te vermeerderen met de wettelijke rente. Ook heeft de rechtbank Farmonie veroordeeld in de proces- en nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.

4.De motivering van de beslissing in hoger beroep

In principaal en in incidenteel hoger beroep
vorderingen
4.1.
De Maatschap heeft in hoger beroep haar eis gewijzigd en gevorderd, kort gezegd,
i) de bestreden vonnissen te vernietigen voor zover daarin de vorderingen van de Maatschap zijn afgewezen en, opnieuw recht doende, Farmonie te veroordelen om aan de Maatschap te voldoen ii) € 94.386,64 ter vergoeding van de directe schade, zoals door haar geleden en in eerste aanleg nog niet toegewezen, én iii) een bedrag ter vergoeding van haar indirecte schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, telkens te vermeerderen met de wettelijke rente, en iv) de bestreden vonnissen voor het overige te bekrachtigen. Een en ander met veroordeling van Farmonie in de proces- en nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente.
4.2.
Farmonie heeft verweer gevoerd en incidenteel hoger beroep ingesteld. Zij heeft gevorderd, kort gezegd, de bestreden vonnissen te vernietigen en - zo begrijpt het hof -, opnieuw rechtdoende, haar vergoedingsplicht met de mate van eigen schuld aan de zijde van de Maatschap betreffende de klauwproblemen met ten minste 50% te verminderen en de schade geleden door de Maatschap door waardevermindering en kosten van afvoer van koeien te begroten conform het rapport van de door Farmonie ingeschakelde deskundige van 18 april 2019. Een en ander met veroordeling van de Maatschap in de kosten van de procedure, zowel in eerste aanleg als in hoger beroep, te vermeerderen met de wettelijke rente, en in de nakosten en eventuele verdere executiekosten.
4.3.
De Maatschap heeft verweer gevoerd.
eiswijziging
4.4.
Het hof stelt vast dat de Maatschap bij memorie van grieven haar eis heeft gewijzigd en vermeerderd door, kort gezegd, ook een schadevergoeding te vorderen voor door haar geleden indirecte schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
4.5.
Farmonie heeft daartegen geen bezwaar gemaakt. Het hof ziet ook geen aanleiding de eiswijziging ambtshalve buiten beschouwing te laten wegens strijd met de goede procesorde. Het geschil zal worden beoordeeld met inachtneming van de gewijzigde eis.
grieven
4.6.
De Maatschap heeft drie grieven tegen de bestreden vonnissen aangevoerd. Met
grief 1komt de Maatschap op tegen het oordeel van de rechtbank dat Farmonie zich kan beroepen op de in haar algemene voorwaarden opgenomen uitsluiting van vergoeding van indirecte schade. Met
grief 2stelt de Maatschap de uitleg van de begrippen ‘directe en indirecte schade’ aan de orde en met
grief 3klaagt zij over het oordeel van de rechtbank dat sprake is van 25% eigen schuld aan de zijde van de Maatschap met betrekking tot de schade door de uitstekende draadeinden.
4.7.
Farmonie heeft twee grieven tegen de bestreden vonnissen aangevoerd. Met haar
eerste griefklaagt ook zij over de mate van eigen schuld van de Maatschap met betrekking tot de schade door de uitstekende draadeinden. Met haar
tweede griefkomt Farmonie op tegen het oordeel van de rechtbank dat van eigen schuld aan de zijde van de Maatschap voor wat betreft de gezondheidstoestand van de koeien geen sprake is en tegen de vaststelling door de rechtbank van de schade door waardevermindering en kosten van afvoer van koeien.
4.8.
Het hof zal deze grieven hierna gezamenlijk bespreken.
aansprakelijkheid, schade, algemene voorwaarden, schadevergoedingsverplichting
4.9.
Het hof stelt voorop dat geen grieven zijn gericht tegen het oordeel van de rechtbank dat Farmonie aansprakelijk is voor de schade die de Maatschap heeft geleden, doordat gebreken aan de door Farmonie geleverde melkrobot - zoals hiervoor onder 2.7 tot en met 2.9 en 2.11 weergegeven - niet adequaat genoeg werden verholpen en doordat Farmonie de draaduiteinden van de bouten in de stalvloer van de Maatschap - zoals hiervoor onder 2.10 weergegeven - niet heeft afgezaagd. Daarmee is in hoger beroep tussen partijen niet meer in geschil dat Farmonie toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van de voor haar uit de koopovereenkomsten en het servicecontract voortvloeiende verplichtingen en dat Farmonie aansprakelijk is voor de schade die de Maatschap daardoor heeft geleden.
Ook is in hoger beroep niet meer in geschil dat de beide door Farmonie gehanteerde sets algemene voorwaarden in beginsel van toepassing zijn op de rechtsverhouding tussen partijen.
reikwijdte aansprakelijkheid, omvang schadevergoedingsverplichting
4.10.
Aan de orde is nog slechts de reikwijdte van de aansprakelijkheid van Farmonie voor de door de Maatschap geleden schade en de omvang van de schadevergoedingsverplichting van Farmonie.
reikwijdte aansprakelijkheid: exoneratie indirecte schade
4.11.
Voor de reikwijdte van de aansprakelijkheid is allereerst van belang dat in beide door Farmonie gehanteerde sets algemene voorwaarden de aansprakelijkheid voor indirecte schade is uitgesloten.
4.12.
In
Artikel 12 - Aansprakelijkheidvan de door Farmonie gehanteerde
“ALGEMENE VERKOOP- EN LEVERINGSVOORWAARDEN”(hierna: de eerste set algemene voorwaarden) is bepaald:
“12.1. Als de afnemer stelt schade te hebben geleden als gevolg van een toerekenbare tekortkoming aan de zijde van MCO [toevoeging hof: Farmonie], dient de afnemer zowel de tekortkoming als de
toerekenbaarheid aan te tonen, tenzij overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 een garantie werd gegeven.
In dat geval dient de afnemer slechts de tekortkoming aan te tonen. (...)
12.3.
De aansprakelijkheid voor schade, uit welken hoofde ook van MCO is beperkt tot het bedrag waarvoor een verzekering tegen deze aansprakelijkheid is gesloten. In die gevallen waarin MCO aansprakelijk is voor schade die niet verzekerd is, is haar aansprakelijkheid beperkt tot de netto factuurwaarde van de af te leveren of afgeleverde zaken c.q. verrichte werkzaamheden of diensten, waarmee de schade verband houdt tot een maximum van €10.000,-.
12.4.
Indirecte schade zoals bedrijfsschade, verminderde opbrengst of aansprakelijkheid jegens derden, komt nimmer voor vergoeding in aanmerking. Afnemer vrijwaart MCO voor eventuele aanspraken van derden. (…)”.
4.13.
In
Artikel 6:Aansprakelijkheidvan de door Farmonie gehanteerde
“Algemene voorwaarden behorende bij het servicecontract”(hierna: de tweede set algemene voorwaarden) is bepaald:
“6.1 Opdrachtnemer is aansprakelijk voor schade die opdrachtgever lijdt en die het rechtstreeks en uitsluitend gevolg is van een aan opdrachtnemer toe te rekenen tekortkoming. Voor vergoeding komt echter alleen in aanmerking die schade waartegen opdrachtnemer verzekerd is, dan wel redelijkerwijs verzekerd had behoren te zijn.
6.2
De aansprakelijkheid kent de volgende beperkingen:
a.
a) bedrijfsschade (bedrijfsstoring, buiten dienst staan van de installatie(s), derving van inkomsten, gederfde winst en dergelijke), door welke oorzaak ook ontstaan, komt niet voor vergoeding in aanmerking:
b) voor schade, welke ook, die door of tijdens de uitvoering van het werk of de montage van zaken of installaties wordt toegebracht aan zaken waaraan wordt gewerkt of aan zaken welke zich bevinden in de nabijheid van de plaats waar gewerkt wordt, is opdrachtnemer niet aansprakelijk, tenzij en voor zover opdrachtnemer daarvoor verzekerd is;
c) schade ontstaan bij de uitvoering van de werkzaamheden door opdrachtnemer, als gevolg van verborgen gebreken, materiaalmoeheid, ouderdom of slijtage van het object, komt niet voor vergoeding in aanmerking, tenzij ontstaan door nalatigheid van de opdrachtnemer in de uitvoering van zijn werkzaamheden;
6.3
Opdrachtgever zal opdrachtnemer vrijwaren van elke aanspraak van derden tot schadevergoeding jegens opdrachtnemer ter zake van verrichte werkzaamheden, tenzij rechtens komt vast te staan dat de aanspraak een rechtstreeks gevolg is van opzet of grove schuld aan de kant van de opdrachtnemer en opdrachtgever terzake geen enkel verwijt treft.”
4.14.
In de eerste set algemene voorwaarden wordt het begrip ‘indirecte schade’ niet gedefinieerd. In de tweede set algemene voorwaarden wordt het begrip ‘indirecte schade’ niet genoemd, maar is bepaald dat opdrachtnemer slechts aansprakelijk is voor schade die
“het rechtstreeks en uitsluitend gevolg is van een aan opdrachtnemer toe te rekenen tekortkoming”en dat de aansprakelijkheid beperkingen kent en onder meer bedrijfsschade niet voor vergoeding in aanmerking komt.
4.15.
De vraag welke schade aangemerkt dient te worden als indirecte schade betreft een kwestie van uitleg van de algemene voorwaarden. Deze uitleg dient plaats te vinden aan de hand van hetgeen partijen over en weer hebben verklaard en uit elkaars verklaringen en gedragingen, overeenkomstig de zin die zij daaraan in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs mochten toekennen, hebben afgeleid en van hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten.
4.16.
Het hof overweegt als volgt. In de eerste set algemene voorwaarden wordt het begrip ‘indirecte schade’ verduidelijkt door vermelding van een aantal indirecte schadeposten,
“zoals bedrijfsschade, verminderde opbrengst of aansprakelijkheid jegens derden”.In de tweede set algemene voorwaarden wordt een onderdeel van schade als
“het rechtstreeks en uitsluitend gevolg (…) van een aan opdrachtnemer toe te rekenen tekortkoming”ten aanzien waarvan de aansprakelijkheid verder beperkt is, namelijk ‘bedrijfsschade’, verduidelijkt door vermelding van een aantal schadeposten -
bedrijfsstoring, buiten dienst staan van de installatie(s), derving van inkomsten, gederfde winst -die als bedrijfsschade hebben te gelden.
De ter verduidelijk opgenomen schadeposten betreffen alle gevolgschade, te weten: schade die niet direct wordt veroorzaakt door de schadeveroorzakende gebeurtenis, maar wel een meer of minder verwijderd gevolg van de schadeveroorzakende gebeurtenis is. Het ligt daarmee voor de hand het begrip ‘indirecte schade’ uit te leggen als gevolgschade. Deze betekenis sluit ook aan bij de wijze waarop het begrip in de rechtspraktijk in vergelijkbare gevallen doorgaans wordt gebruikt. Daarbij betrekt het hof dat de Maatschap onweersproken heeft gesteld dat over de inhoud van de algemene voorwaarden, laat staan over de daarin opgenomen exoneratieclausules, tussen partijen niet is onderhandeld of gesproken, zodat niet in de rede ligt dat partijen een andere betekenis van het begrip ‘indirecte schade’ beoogden.
Partijen hebben ook niets aangevoerd dat erop duidt dat zij een hiervan afwijkende betekenis toekenden aan het begrip ‘indirecte schade’. Bij deze uitleg dient onder het begrip ‘directe schade’ begrepen te worden de schade die rechtstreeks wordt veroorzaakt door de schadeveroorzakende gebeurtenis en de kosten van het herstel gemoeid met de schadeveroorzakende gebeurtenis.
4.17.
De stelling van de Maatschap dat voor zover Farmonie aansprakelijk is op grond van de koopovereenkomsten de beperking van haar aansprakelijkheid niet mede kan worden ingevuld aan de hand van de tweede set algemene voorwaarden die slechts op het servicecontract van toepassing is, leidt het hof niet tot een ander oordeel.
Ook ingeval de aansprakelijkheid van Farmonie voor de schade van de Maatschap gebaseerd is op een toerekenbare tekortkoming in de nakoming van de koopovereenkomsten, heeft te gelden dat het servicecontract en de daarop aanvullend van toepassing zijnde tweede set algemene voorwaarden in verband met de koopovereenkomsten zijn overeengekomen en daarmee verband houden, zodat sprake is van samenhangende overeenkomsten. Niet valt daarom in te zien dat deze tweede set algemene voorwaarden in het kader van de in rechtsoverweging 4.15 genoemde maatstaf niet mag worden meegenomen bij de uitleg van het begrip ‘indirecte schade’. Dit geldt te meer nu deze tweede set algemene voorwaarden een bevestiging inhoudt van de voor de hand liggende uitleg van het begrip ‘indirecte schade’ in de eerste set algemene voorwaarden.
reikwijdte aansprakelijkheid: schadeposten
4.18.
Daarmee komt het hof toe aan de vraag of de door de Maatschap gevorderde schade ter zake van arbeidskosten, schade door waardeverlies van melk en opslag- en verwerkingskosten van dumpmelk en schade door niet geleverde melkproductie directe dan wel indirecte schade betreft.
4.19.
Volgens de Maatschap betreft de door haar gevorderde schade aan arbeidskosten vermogensschade in de zin van de artikelen 6:95 en 6:96 BW.
4.20.
Op zichzelf is deze stelling van de Maatschap juist, maar anders dan de Maatschap lijkt te veronderstellen, dient deze vermogensschade echter aangemerkt te worden als bedrijfsschade en daarmee als indirecte schade, zodat vergoeding hiervan krachtens de door Farmonie gehanteerde algemene voorwaarden is uitgesloten.
4.21.
De Maatschap voert nog aan dat daarbij moet worden bedacht dat, indien de Maatschap niet zelf de verminkte koeien zou hebben behandeld, zij daarvoor een externe derde had moeten inschakelen, wat logischerwijs kosten met zich mee had gebracht. Het bieden van zorg aan die koeien was namelijk noodzakelijk en kon niet achterwege worden gelaten. De Maatschap vindt het onbegrijpelijk dat wanneer (ter beperking van de schade) geen gebruik wordt gemaakt van duurdere externe arbeid, de eigen arbeidskosten dan geen directe schade vormen, terwijl, als de Maatschap die externe arbeid wel zou hebben ingezet, de kosten wel als directe schade voor vergoeding in aanmerking zouden komen.
4.22.
Het hof kan hierin niet meegaan, omdat onverminderd blijft gelden dat de gevorderde arbeidskosten kosten betreffen die het bedrijfsresultaat drukken en daarmee bedrijfsschade vormen, waarvan vergoeding is uitgesloten.
4.23.
De Maatschap stelt verder dat een groot deel van haar koeien door de tekortkomingen van Farmonie behandeld moest worden met medicatie. De melk van deze koeien werd daardoor onbruikbaar en moest in de mestput gedumpt worden. Het gaat hierbij - aldus de Maatschap - om zaakschade en daarmee om directe schade. Ook de kosten verbonden aan de opslag- en verwerking van deze melk vormen volgens de Maatschap directe schade.
4.24.
Het hof volgt de Maatschap daarin niet. Onder het begrip ‘zaakschade’ valt naar het oordeel van het hof slechts de schade aan de melkrobot en de mestrobot zelf en de schade aan de koeien. Dat de koeien gedurende de behandeling met medicatie gemolken moesten worden en het geen optie was om deze koeien (tijdelijk) niet te melken, zoals de Maatschap nog heeft aangevoerd, maakt dit niet anders. De door de Maatschap gevorderde schade ter zake van dumpmelk evenals de opslag- en verwerkingskosten van deze melk dienen aangemerkt te worden als indirecte schade en zijn daarmee krachtens de door Farmonie gehanteerde algemene voorwaarden uitgesloten van vergoeding.
4.25.
Volgens de Maatschap bleef door de tekortkomingen aan de melkrobot een deel van de melk achter in de uiers van de koeien. Daardoor ontstonden uiteindelijk de vele uierontstekingen. Deze minderopbrengst aan melk is een direct gevolg van de tekortkomingen aan de melkrobot en betreft volgens de Maatschap, net als de door de rechtbank toegewezen schade aan de koeien, directe schade. Bovendien moesten er als gevolg van de uierontstekingen ook koeien worden afgevoerd en viel daarmee ook de individuele dagproductie aan melk van deze koeien weg. Vervanging van deze koeien was niet direct nodig. Ook dit betreft volgens de Maatschap directe schade.
4.26.
Het hof volgt de Maatschap ook hierin niet. Zoals de Maatschap zelf stelt, gaat het hierbij om minderopbrengst en daarmee om indirecte schade. Ook deze schade is daarmee krachtens de door Farmonie gehanteerde algemene voorwaarden uitgesloten van vergoeding.
4.27.
Uit het vorenstaande volgt dat het hof, net als de rechtbank, de door de Maatschap gevorderde schade ter zake van arbeidskosten, schade door waardeverlies van melk en opslag- en verwerkingskosten van dumpmelk en schade door niet geleverde melkproductie aanmerkt als indirecte schade, waardoor vergoeding hiervan krachtens de door Farmonie gehanteerde algemene voorwaarden is uitgesloten.
4.28.
Grief 2 in principaal hoger beroep faalt dan ook.
reikwijdte aansprakelijkheid: garanties, algemene voorwaarden
4.29.
Vervolgens ligt de vraag ter beantwoording voor of Farmonie een beroep op de exoneratieclausules ter zake van indirecte schade toekomt, zoals Farmonie stelt en de Maatschap betwist.
4.30.
De Maatschap voert in dat verband aan dat door Farmonie garanties zijn afgegeven die prevaleren boven de exoneratieclausules, zodat Farmonie zich niet op deze clausules kan beroepen.
4.31.
De Maatschap doelt daarmee op de verlenging van de
“Garantie standaard 12 maanden”tot een termijn van drie jaar met
“Garantie volgens comfort contractvoorwaarden”als opgenomen in de orderbevestiging van 30 december 2011 en de mededeling in de offerte van 21 november 2011, luidende:
“Het gespecialiseerde uitmelk-controlesysteem verzekert een goede speenconditie en uiergezondheid.”
4.32.
Nog daargelaten of de laatstgenoemde, in algemene bewoordingen geformuleerde aanprijzing van de melkrobot aangemerkt dient te worden als een garantie, heeft naar het oordeel van het hof te gelden dat deze garanties aan de hand van de onder 4.15 genoemde maatstaf aldus moeten worden uitgelegd dat deze alleen betekenis hebben voor de toerekenbaarheid van een tekortkoming ter zake van de gegarandeerde eigenschappen van de melkrobot. Farmonie kan zich dus in zoverre niet disculperen. Deze garanties hebben geen betrekking op de aansprakelijkheid voor schade veroorzaakt door (in dit geval op grond van de gegeven garanties) toerekenbare tekortkomingen aan de zijde van Farmonie. Daarmee hebben deze garanties geen invloed op de werking van de exoneratieclausules.
4.33.
Verder is de Maatschap van mening dat niet wordt toegekomen aan de exoneratieclausule in artikel 12.4 van de eerste set algemene voorwaarden vanwege de toepasselijkheid van andere artikelen in die algemene voorwaarden.
4.34.
De Maatschap voert in dat kader het volgende aan. Artikel 11.8 van de eerste set algemene voorwaarden houdt - aldus de Maatschap - een exoneratieclausule in voor het geval, zoals hier, een garantie is afgegeven. Deze exoneratieclausule vormt een species van de exoneratieclausule in artikel 12.4 van de eerste set algemene voorwaarden, zodat artikel 12.4 niet aan de orde is. De exoneratieclausule in artikel 11.8 houdt in feite een volledige uitsluiting van aansprakelijkheid in, zodat deze clausule onredelijk bezwarend is in de zin van artikel 6:233 onder a BW en moet worden vernietigd.
Bovendien is, nu vaststaat dat Farmonie verzekerd is tegen aansprakelijkheid, artikel 12.3 van de eerste set algemene voorwaarden van toepassing. Nu ervan uitgegaan moet worden dat de dekking van de door Farmonie afgesloten verzekering voldoende is om de door de Maatschap geleden schade te vergoeden, wordt daarmee niet toegekomen aan de exoneratieclausule in artikel 12.4 van de eerste set algemene voorwaarden.
4.35.
Het hof komt tot een andere uitleg van deze door de Maatschap genoemde artikelen in de eerste set algemene voorwaarden.
4.36. “
Artikel 11 - Garantievan de eerste set algemene voorwaarden bevat bepalingen ten aanzien van garanties. Artikel 11.8 bepaalt hoever de garantieverplichting van Farmonie strekt. Krachtens deze bepaling is Farmonie uit hoofde van garantie slechts verplicht tot het (doen) nemen van de redelijkerwijs mogelijke maatregelen tot herstel.
Artikel 12 -Aansprakelijkheidbevat bepalingen ten aanzien van de aansprakelijkheid van Farmonie in geval van toerekenbaar tekortkomen harerzijds. Zo bepaalt artikel 12.1 dat de
“afnemer”die stelt
“schade te hebben geleden als gevolg van een toerekenbare tekortkoming van MCO (…) zowel de tekortkoming als de toerekenbaarheid”moet aantonen,
“tenzij overeenkomstig het bepaalde in artikel 11 een garantie werd gegeven. In dat geval dient de afnemer slechts de tekortkomingen aan te tonen.”Hieruit volgt naar het oordeel van het hof dat artikel 12 ook van toepassing is ingeval sprake is van een garantie. De als laatste geciteerde zinsnede van artikel 12 sluit aan bij hetgeen hiervoor over de betekenis van de garanties is overwogen: deze zien slechts op de toerekenbaarheid van een tekortkoming. Toepasselijkheid van artikel 11.8 sluit toepasselijkheid van de exoneratieclausule in artikel 12.4 dan ook niet uit.
In artikel 12.3 is, kort gezegd, bepaald dat de aansprakelijkheid voor Farmonie voor schade beperkt is tot het bedrag waarvoor een verzekering tegen deze aansprakelijkheid is gesloten. In artikel 12.4 is vervolgens bepaald dat
“Indirecte schade (…) nimmer voor vergoeding in aanmerking”komt. Hieruit leidt het hof af dat deze beide bepalingen naast elkaar van toepassing zijn en indirecte schade ook in geval van een verzekering als vorenbedoeld van vergoeding is uitgesloten.
reikwijdte aansprakelijkheid: redelijkheid en billijkheid
4.37.
Daarenboven beroept de Maatschap zich op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid in de zin van artikel 6:248 lid 2 BW.
4.38.
De Maatschap voert in dat kader allereerst aan dat de exoneratieclausules geen ruimte laten voor aansprakelijkheid in geval van opzet of grove schuld. Een beroep op deze exoneratieclausules is volgens de Maatschap reeds daarom naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar. Verder stelt de Maatschap zich op het standpunt dat het gedrag van Farmonie welbewust zodanig onzorgvuldig en/of roekeloos is geweest dat ook daarom een beroep op de exoneratieclausules naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is.
4.39.
De Maatschap voert in dat verband het volgende aan. Zij heeft Farmonie steeds op de hoogte gehouden van de problemen met de koeien. De uierontstekingen en klauwproblemen hadden voor Farmonie aanleiding moeten vormen om extra onderzoek in te stellen naar de werking van de melkrobot. Farmonie beheerde het melkrobotsysteem en zij had daarmee een continue verantwoordelijkheid voor het goed functioneren hiervan. Alleen met bijstand van Farmonie, die als gespecialiseerd dealer beschikt over specifieke kennis en ervaring en beschikte over de benodigde data, kan worden gekomen tot een goed en bestendig functionerende melkrobot. De Maatschap was dan ook afhankelijk van Farmonie. Farmonie was de enige die het in haar macht had het dierenleed op te heffen en verdere schade te voorkomen, maar Farmonie heeft bewust volstrekt onvoldoende en niet met de noodzakelijke spoed invulling gegeven aan haar verplichtingen.
4.40.
Daarbij komt dat Farmonie, aldus de Maatschap, willens en wetens geen gebruik maakte van onderhoudsvoorschriften voor de melkrobot afkomstig van de fabrikant. Deze voorschriften betreffen veiligheidsnormen om zo een goed functioneren van het systeem te waarborgen en schade te voorkomen. Farmonie heeft de fabrieksvoorschriften structureel en continu genegeerd, niet alleen bij de Maatschap maar ook bij andere veehouders. Zij heeft ook structureel nagelaten de door haar uitgevoerde werkzaamheden in een logboek of servicerapport op te nemen, zodat inzicht en controle hierover ontbraken bij zowel de Maatschap als opvolgende monteurs van Farmonie. Farmonie heeft daarmee welbewust het risico voor lief genomen dat het door haar uitgevoerde onderhoud niet voldeed, aldus de Maatschap.
4.41.
Het hof stelt voorop dat artikel 6:248 lid 2 BW bepaalt dat een tussen partijen als gevolg van een overeenkomst geldende regel niet van toepassing is, voor zover dit in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn.
4.42.
Daarvan is over het algemeen sprake indien aansprakelijkheid voor opzet of bewuste roekeloosheid van de schuldenaar in deze exoneratieclausule is uitgesloten. Bewuste roekeloosheid omvat niet alleen welbewust onzorgvuldig gedrag of ‘waarschijnlijkheidsbewustzijn’, maar ook ‘mogelijkheidsbewustzijn’; dat wil zeggen handelen of nalaten waarvan men zich bewust was dat daardoor schade zou kunnen ontstaan, waarbij die kans bewust is aanvaard.
4.43.
Zoals hiervoor onder 4.36 reeds overwogen, bevat
Artikel 12van de eerste set algemene voorwaarden bepalingen ten aanzien van de aansprakelijkheid van Farmonie in geval van toerekenbaar tekortkomen harerzijds. Het hof stelt vast dat van uitsluiting van aansprakelijkheid in geval van opzet of grove schuld geen sprake is. Hetzelfde geldt voor
Artikel 6van de tweede set algemene voorwaarden.
4.44.
Bij artikel 6:248 lid 2 BW gaat het om de vraag of de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid aan een beroep op een contractueel beding in de weg staat. Het antwoord op die vraag hangt af van alle omstandigheden, zoals de aard en de verdere inhoud van de overeenkomst waarin het beding voorkomt, de maatschappelijke positie en onderlinge verhouding van partijen, de wijze waarop het beding tot stand is gekomen, de mate waarin de wederpartij zich de strekking van het beding bewust is geweest en de zwaarte van de schuld (ter zake van het veroorzaken van de desbetreffende schade) mede in verband met de aard en de ernst van de bij enige gedraging betrokken belangen. Daarbij zijn de volgende omstandigheden van belang.
- De Maatschap heeft in 2013 voor vele tonnen bij Farmonie een melkrobot, een automatisch voersysteem en een extra melkbox voor haar melkveehouderij aangeschaft, alsmede een serviceovereenkomst met Farmonie gesloten.
- Farmonie is een professionele verkoper van dergelijke apparatuur voor de melkveehouderij en verricht ook het (zoals hier: overeengekomen) onderhoud.
- De rechtbank heeft vastgesteld dat Farmonie ten aanzien van de zeefjes (rechtsoverweging 4.5 van het bestreden tussenvonnis) kan worden verweten dat de vervuiling van de melksensoren bij de onderhoudsbeurt niet is opgemerkt, waardoor het tot juni 2014 heeft geduurd voordat adequate maatregelen werden getroffen. Wat betreft het romit-slangetje heeft de rechtbank geoordeeld (rechtsoverweging 4.6, slot, van het bestreden tussenvonnis) dat Farmonie is tekort geschoten in het vereiste onderhoud door niet tijdig het romit-slangetje te vervangen. Dan zijn er nog de beschadigingen van de kleppenblokken, ten aanzien waarvan de rechtbank heeft geoordeeld dat Farmonie moet instaan voor de deugdelijkheid van de door haar aan de Maatschap geleverde zaken, zodat het feit dat de kleppenblokken al na relatief korte tijd na ingebruikname van de melkrobot scheurden, voor haar rekening en risico zijn (rechtsoverweging 4.10, slot, van het bestreden tussenvonnis). Ten slotte heeft Farmonie na het verleggen van de route van de mestrobot de draaduiteinden van de bouten in de stalvloer niet afgezaagd, waardoor deze een of twee centimeter uitstaken (rechtsoverweging 4.11 van het bestreden tussenvonnis). Al deze verwijten aan het adres van Farmonie zijn in hoger beroep niet bestreden en staan daarmee vast.
- De kans dat deze tekortkomingen van Farmonie tot forse (gevolg)schade voor het bedrijf van de Maatschap leiden is aanzienlijk, en dat blijkt ook wel uit het feit dat de koeien als gevolg van de niet afgezaagde draaduiteinden last hebben gekregen van klauwproblemen, ontstekingen en kreupel gingen lopen. Dit had weer tot gevolg - oordeelt de rechtbank in rechtsoverweging 4.11 van het bestreden tussenvonnis - dat de koeien niet genegen waren naar de melkrobot te komen om te worden gemolken en ook slecht aten als gevolg waarvan ze een slechtere conditie kregen. Dat alles leidde onder meer tot productieverlies (rechtsoverweging 4.11 van het bestreden tussenvonnis, evenmin met een grief bestreden).
- Een beroep op de exoneratieclausules door Farmonie leidt ertoe dat productieverlies als hiervoor genoemd en alle andere gevolgschade in feite van iedere vergoeding is uitgesloten.
- Ook als Farmonie niet op grond van de onderhoudsvoorschriften gehouden zou zijn tot controle en zo nodig vervanging van de zeefjes, het romit-slangetje en de kleppenblokken, heeft naar het oordeel van het hof te gelden dat Farmonie gezien de ernstige uierontstekingen bij de koeien van de Maatschap gehouden was tot nader onderzoek en extra ondersteuning aan de Maatschap ten einde tot een oplossing te komen. Hetzelfde geldt naar het oordeel van het hof met betrekking tot de klauwproblemen bij de koeien van de Maatschap. Ook daar was nader onderzoek en extra ondersteuning aangewezen.
  • Hier wreekt zich dat Farmonie niet heeft gewerkt met de onderhoudsvoorschriften van de fabrikant van de melkrobot, althans dat zij in ieder geval heeft nagelaten deze checklists naar behoren in te vullen, en dat zij heeft nagelaten de door haar uitgevoerde werkzaamheden in een logboek of servicerapport op te nemen. Niet is vast te stellen dat Farmonie steeds adequaat heeft gereageerd en problemen zo snel mogelijk heeft opgelost. Farmonie heeft daarmee de verwijten van de Maatschap onvoldoende weersproken.
  • Vaststaat dat Farmonie is verzekerd. Zonder nadere toelichting door Farmonie - die zij niet heeft gegeven - gaat het hof ervan uit dat indirecte schade als hier aan de orde is gedekt onder deze verzekering.
4.45.
Op grond van deze omstandigheden in onderling verband en samenhang bezien, stelt het hof vast dat het beroep van Farmonie op de exoneratie van indirecte schade naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. In zoverre is een correctie op wat partijen zijn overeengekomen gerechtvaardigd.
4.46.
Nu het beroep op de beperkende werking van de redelijkheid en billijkheid door de Maatschap wat betreft de uitsluiting van indirecte schade in de algemene voorwaarden van Farmonie slaagt, treft grief 1 in principaal hoger beroep doel en komt Farmonie geen beroep toe op de exoneratieclausules ter zake van indirecte schade.
4.47.
Dit brengt met zich dat ook de hiervoor onder 4.19 tot en met 4.27 genoemde posten ter zake indirecte schade voor vergoeding in aanmerking komen.
4.48.
De Maatschap heeft wat betreft de door haar geleden indirecte schade gevorderd Farmonie te veroordelen tot betaling van schadevergoeding op te maken bij staat, te vermeerderen met de wettelijke rente. Het hof zal die vordering toewijzen omdat de grondslag voor de aansprakelijkheid van Farmonie vaststaat, de Maatschap aannemelijk heeft gemaakt dat zij mogelijk indirecte schade heeft geleden als gevolg van de toerekenbare tekortkoming van Farmonie en het hof zich niet in staat acht het beloop van die schade in dit arrest te bepalen.
4.49.
De vordering van de Maatschap om Farmonie te veroordelen tot betaling van een bedrag groot € 94.386,64 ter vergoeding van directe schade, zoals - aldus de Maatschap - geleden door de Maatschap en in eerste aanleg nog niet toegewezen, te vermeerderen met de wettelijke rente, zal in het verlengde daarvan worden afgewezen. Deze vordering heeft immers betrekking op de hiervoor onder 4.19 tot en met 4.27 door het hof als indirecte schade aangemerkte posten.
omvang schadevergoedingsverplichting: eigen schuld (artikel 6:101 BW).
4.50.
Daarmee komt het hof toe aan de omvang van de schadevergoedingsverplichting van Farmonie.
4.51.
Beide partijen hebben in dat kader gegriefd tegen het oordeel van de rechtbank dat sprake is van 25% eigen schuld aan de zijde van de Maatschap met betrekking tot de schade door de uitstekende draadeinden.
4.52.
De Maatschap stelt zich op het standpunt dat geen sprake is van eigen schuld harerzijds en Farmonie stelt zich op het standpunt dat de mate van eigen schuld van de Maatschap ten minste 50% bedraagt.
4.53.
Niet in geschil is dat Farmonie in januari 2014 dan wel juni 2014 de routing van de mestrobot heeft aangepast om de werking hiervan te verbeteren. Daarbij is een extra doorsteek gemaakt, waarbij de oude ankers met balken weer aan de vloer zijn bevestigd. Farmonie heeft nagelaten de draaduiteinden van de bevestigingsbouten af te zagen. Dit heeft geleid tot klauwproblemen bij de koeien. De Maatschap heeft eind september 2014 ontdekt dat de draadeinden niet afgezaagd waren en zij heeft toen zelf de draaduiteinden afgezaagd.
4.54.
De Maatschap voert aan dat de mestrobot vanwege de aanpassing die betreffende dag heeft stilgestaan, waardoor de mest zich ophoopte. Na aanpassing van de routing heeft Farmonie de mestrobot weer ingeschakeld voor een testronde, waardoor de uitstekende draadeinden door de mestrobot werden bedekt met een laag mest en niet meer zichtbaar waren. Farmonie heeft zich niet afgemeld bij de Maatschap. Had Farmonie dit wel gedaan dan had de Maatschap samen met Farmonie de werkzaamheden kunnen bekijken voordat de mestrobot weer werd ingeschakeld. Doordat Farmonie dit heeft nagelaten, heeft de Maatschap de door Farmonie gemaakte fout redelijkerwijs niet kunnen ontdekken.
4.55.
Farmonie betwist dit. Zij voert aan dat een veehouder, nadat een aanpassing gedaan is, in de stal controleert welke werkzaamheden zijn gedaan, hoe deze zijn gedaan en of alles naar wens functioneert. Kennelijk heeft de Maatschap dit niet gedaan, anders was de kans groot geweest dat de Maatschap de uitstekende draadeinden had opgemerkt. De stal was immers schoon op het moment dat Farmonie de balken aanbracht, zodat de draadeinden nog enige tijd zichtbaar moeten zijn geweest. Daarbij komt dat de Maatschap de stal zelf ook dient schoon te maken, ook wanneer er een mestrobot loopt. De Maatschap heeft dat kennelijk niet of niet goed genoeg gedaan. Dit dient voor rekening van de Maatschap te komen. Bovendien had de Maatschap veel eerder grondig onderzoek moeten doen naar de klauwproblemen en meer adequaat moeten handelen.
4.56.
Het hof oordeelt als volgt. Op grond van artikel 6:101 BW dient een causale afweging te worden gemaakt. De fout van Farmonie staat vast, daaruit bestaande dat zij heeft nagelaten de draadeinden van de bevestigingsbouten af te zagen. Had zij dat wel gedaan, dan waren de klauwproblemen bij de koeien voorkomen. De vraag is vervolgens of er omstandigheden aan de zijde van de Maatschap als gelaedeerde zijn die mede tot de schade hebben bijgedragen. De Maatschap stelt in de toelichting op grief 3 wel degelijk de werkzaamheden van Farmonie te hebben gecontroleerd, maar, aangenomen dat dit klopt, kan uit deze summiere mededeling niet worden afgeleid dat de Maatschap voldoende nauwkeurig heeft gecontroleerd op de plekken waar zich de mest ophoopte of de draaduiteinden van bevestigingsbouten daadwerkelijk waren afgezaagd. Had zij dat wel gedaan, dan had zij ontdekt dat Farmonie had nagelaten de draaduiteinden af te zagen, en dat zij dat dus alsnog moest doen. In dat geval waren, naar moet worden aangenomen, de klauwproblemen bij de koeien ook voorkomen. Dit betekent dat het hof ervan uitgaat dat de schade voor 50% kan worden toegerekend aan de fout van Farmonie en voor 50% aan omstandigheden aan de zijde van de Maatschap. De schadevergoedingsplicht van Farmonie dient aldus te worden verdeeld in evenredigheid met de mate waarin de aan ieder toe te rekenen omstandigheden tot de schade hebben bijgedragen, te weten 50/50, met dien verstande dat een andere verdeling plaatsvindt of de vergoedingsplicht geheel vervalt of in stand blijft, indien de billijkheid dit wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten of andere omstandigheden van het geval eist (ECLI:NL:HR:2020:1628). Daarover oordeelt het hof als volgt.
4.57.
De ernst en verwijtbaarheid van de aan de Maatschap toe te rekenen omstandigheid
- te weten het nalaten om voldoende nauwkeurig te controleren - valt in het niet in verhouding tot de ernst en verwijtbaarheid van het handelen en nalaten van Farmonie. Het was immers bij uitstek aan Farmonie als professionele verkoper van melkrobots haar werk naar behoren uit te voeren, haar eigen werkzaamheden te controleren en de uitstekende draadeinden af te zagen. De billijkheid als bedoeld in artikel 6:101 lid 1 BW eist daarom wegens de uiteenlopende ernst van de gemaakte fouten naar het oordeel van het hof dat de vergoedingsplicht van Farmonie geheel in stand blijft. Dat betekent dat de schade van de Maatschap voor 100% voor rekening van Farmonie komt.
4.58.
Grief 3 in principaal hoger beroep slaagt dan ook en de eerste grief in incidenteel hoger beroep faalt.
4.59.
Nu de rechtbank bij de berekening van de directe schade aan afvoer van beschadigde melkkoeien ad € 43.579,81 en de expertisekosten ad € 6.715,55 is uitgegaan van een mate van eigen schuld van de Maatschap van 25%, dienen deze bedragen gecorrigeerd te worden.
omvang schadevergoedingsverplichting: eigen schuld, berekening schade
4.60.
Farmonie heeft met haar tweede grief gegriefd tegen het oordeel van de rechtbank dat van eigen schuld aan de zijde van de Maatschap wat betreft de gezondheidstoestand van de koeien geen sprake is en over de vaststelling van het aantal koeien door de rechtbank voor de berekening van de directe schade door waardevermindering en kosten van afvoer van koeien.
4.61.
Farmonie voert aan dat de gezondheidstoestand van de koeien voor ingebruikname van de nieuwe stal in december 2013 te wensen overliet. Uit de rapportage van de door Farmonie ingeschakelde deskundige blijkt dat er meer dan tien koeien waren die voor de ingebruikname van de nieuwe stal al een hoog celgetal vertoonden. Bovendien is eerst na het opstellen van het rapport door de door Farmonie ingeschakelde deskundige gebleken dat er klebsiëlla-problemen bij de koeien van de Maatschap waren. Klebsiëlla veroorzaakt ook uierontsteking, maar is absoluut niet gerelateerd aan de melkrobot.
4.62.
De stelling over de koeien met een hoog celgetal voor ingebruikname van de nieuwe stal heeft Farmonie reeds in eerste aanleg naar voren gebracht. Deze stelling is door de rechtbank duidelijk en gemotiveerd verworpen, onder verwijzing naar een door de Maatschap in het geding gebrachte schriftelijke verklaring van haar dierenarts en een rapport van een externe inseminator. Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank hierover heeft overwogen en neemt die overwegingen over.
4.63.
Farmonie heeft haar stelling dat een klebsiëlla-infectie niet (indirect) gerelateerd kan worden aan de problemen met de melkrobot niet nader onderbouwd. Zeker gelet op de gemotiveerde betwisting daarvan door de Maatschap heeft Farmonie daarmee naar het oordeel van het hof onvoldoende onderbouwd gesteld om te kunnen concluderen dat sprake is van eigen schuld aan de zijde van de Maatschap voor wat betreft de gezondheidstoestand van de koeien.
4.64.
Farmonie voert verder het volgende aan. De rechtbank is bij de vaststelling van het aantal koeien van de Maatschap dat als gevolg van gebreken aan de melkrobot wegens uierontstekingen is afgevoerd of dat als gevolg van de uitstekende draadeinden door klauwproblemen is afgevoerd, uitgegaan van het aantal koeien genoemd in het rapport van de door de Maatschap ingeschakelde deskundige. Deze deskundige heeft in zijn rapportage geen rekening gehouden met de normaal gebruikelijke uitval van koeien, waarmee ieder bedrijf in Nederland jaarlijks te kampen heeft. Bovendien trekt Farmonie de relatie tussen de afgevoerde koeien en de gebreken aan de melkrobot en de uitstekende draadeinden in twijfel en trekt zij ook in twijfel of de in het rapport van de door de Maatschap ingeschakelde deskundige genoemde afgevoerde koeien wel allemaal daadwerkelijk zijn afgevoerd.
4.65.
Het hof stelt voorop dat uit het rapport van de door de Maatschap ingeschakelde deskundige, de daaraan gehechte bijlagen en de overige door de Maatschap in het geding gebrachte stukken wel degelijk valt op te maken dat alle in dat rapport genoemde afgevoerde koeien daadwerkelijk zijn afgevoerd. Wel dient aan Farmonie te worden toegegeven dat uit dit rapport niet kan worden opgemaakt of de totale afvoer kan worden toegerekend aan uierontstekingen of klauwproblemen als gevolg van de gebreken aan de melkrobot of de uitstekende draadeinden.
4.66.
Het hof acht zich niet in staat thans over deze vraag van oorzakelijk verband tussen het aan Farmonie verweten handelen en de schade en de omvang van de schade ten gronde te beslissen. Deze vraag zal daarom eveneens worden verwezen naar de schadestaatprocedure.
4.67.
Het aantal aan de gebreken aan de melkrobot of aan de uitstekende draadeinden te relateren afgevoerde koeien is mede bepalend voor de berekening van de directe schade aan afvoer van beschadigde melkkoeien en de expertisekosten als hiervoor onder 4.59 aan de orde geweest. Ook deze kwestie zal daarom worden verwezen naar de schadestaatprocedure.
bewijslevering
4.68.
Aan bewijslevering wordt thans niet toegekomen, nu beide partijen daarvoor onvoldoende concreet feitelijke stellingen hebben aangevoerd, die indien zij komen vast te staan, tot een andere beslissing aanleiding geven.

5.De slotsom

In principaal en in incidenteel hoger beroep
5.1.
De slotsom is dat de grieven 1 en 3 in principaal hoger beroep van de Maatschap slagen, dat de tweede grief in incidenteel hoger beroep van Farmonie deels slaagt en dat de overige grieven in zowel principaal als incidenteel hoger beroep falen.
5.2.
Het hof zal het bestreden tussenvonnis van 5 december 2018 bekrachtigen onder aanvulling en verbetering van gronden voor zover de rechtbank hierin onder 4.18 heeft overwogen dat het beroep van de Maatschap op de maatstaven van redelijkheid en billijkheid geen bespreking behoeft en - daaruit voortvloeiend - dat Farmonie zich kan beroepen op de exoneratieclausules en voor zover de rechtbank hierin onder 4.13 de eigen schuld van de Maatschap betreffende de uitstekende draadeinden op 25% heeft vastgesteld.
5.3.
Mede gelet op het deels slagen van de tweede grief in incidenteel hoger beroep, zal het hof het bestreden eindvonnis van 16 juli 2019 om praktische redenen vernietigen voor zover daarin de vordering van de Maatschap tot vergoeding van directe schade is toegewezen en voorts voor zover daarin de vordering van de Maatschap tot vergoeding van indirecte schade is afgewezen. Het hof zal de vordering van de Maatschap tot vergoeding van directe schade aan
“Kosten onderzoek en behandeling”door de rechtbank vastgesteld op € 13.755,00 toewijzen. Ook zal het hof de vorderingen van de Maatschap tot vergoeding van overige directe schade en indirecte schade toewijzen, een en ander nader op te maken bij staat en te vereffenen en volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 9 februari 2018 tot de dag van algehele voldoening. Het hof zal het bestreden eindvonnis voor het overige (derhalve voor zover de proceskostenveroordeling betreffend) bekrachtigen.
5.4.
Als de in principaal hoger beroep grotendeels in het ongelijk te stellen partij, zal het hof Farmonie in de kosten hiervan veroordelen. Deze kosten worden aan de zijde van de Maatschap vastgesteld op € 5.382,00 aan griffierecht en € 4.062,00 voor salaris van de advocaat volgens het liquidatietarief (2 punten tarief IV in hoger beroep à € 2.031,00 per punt). Ook de door de Maatschap gevorderde nakosten en wettelijke rente over de proces- en nakosten zullen worden toegewezen als hierna in het dictum vermeld.
5.5.
Als de in incidenteel hoger beroep grotendeels in het ongelijk te stellen partij, zal
het hof de Maatschap in de kosten hiervan veroordelen. Deze kosten worden aan de zijde van Farmonie vastgesteld op € 1.015,50 voor salaris van de advocaat volgens het liquidatietarief
(0,5 x 1 punt tarief IV in hoger beroep à € 2.031,00 per punt). Ook de door Farmonie gevorderde wettelijke rente over de proceskosten en de door haar gevorderde nakosten zullen worden toegewezen als hierna in het dictum vermeld.

6.De beslissing

Het hof, recht doende
in principaal en incidenteel hoger beroep:
bekrachtigt het bestreden tussenvonnis van 5 december 2018, gewezen door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, onder aanvulling en verbetering van de gronden als hiervoor overwogen;
vernietigt het bestreden eindvonnis van 16 juli 2019, gewezen door de rechtbank Gelderland, zittingsplaats Zutphen, voor zover daarin de vordering van de Maatschap tot vergoeding van directe schade is toegewezen en voor zover daarin de vordering van de Maatschap tot vergoeding van indirecte schade is afgewezen;
en opnieuw recht doende
veroordeelt Farmonie om aan de Maatschap te voldoen een bedrag groot € 13.755,00 aan directe schade ter zake kosten van onderzoek en behandeling, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 9 februari 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Farmonie om aan de Maatschap te voldoen een bedrag, ter vergoeding van de verdere directe schade, zoals geleden door de Maatschap, een en ander nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 9 februari 2018 tot de dag van algehele voldoening;
veroordeelt Farmonie om aan de Maatschap te voldoen een bedrag, ter vergoeding van de indirecte schade, zoals geleden door de Maatschap, een en ander nader op te maken bij staat en te vereffen en volgens de wet en te vermeerderen met de wettelijke rente ex artikel 6:119 BW vanaf 9 februari 2018 tot de dag van algehele voldoening;
bekrachtigt het bestreden eindvonnis voor zover in hoger beroep nog aan de orde voor het overige;
veroordeelt Farmonie in de kosten van het principaal hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van de Maatschap vastgesteld op € 5.382,00 aan griffierecht en op € 4.062,00 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt Farmonie in de nakosten, begroot op € 157,00, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,00 ingeval Farmonie niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden, een en ander vermeerderd met de wettelijke rente te rekenen vanaf veertien dagen na aanschrijving én betekening;
veroordeelt de Maatschap in de kosten van het incidenteel hoger beroep, tot aan deze uitspraak aan de zijde van Farmonie vastgesteld op € 1.015,50 voor salaris overeenkomstig het liquidatietarief, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van dit arrest, en - voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt - te vermeerderen met de wettelijke rente te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
veroordeelt de Maatschap in de nakosten, begroot op € 157,00, met bepaling dat dit bedrag zal worden verhoogd met € 82,00 ingeval de Maatschap niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan deze uitspraak heeft voldaan én betekening heeft plaatsgevonden;
verklaart dit arrest voor zover het de hierin vermelde veroordelingen betreft uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het (in principaal en incidenteel hoger beroep) meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. E.J. van Sandick, R.A. van der Pol en C.B.M. Scholten
van Aschat en is bij afwezigheid van de voorzitter ondertekend door de rolraadsheer en is in tegenwoordigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 21 december 2021.